2.“De politieke leiders moeten beseffen dat wij de mondiale impact van religie niet ongestraft kunnen negeren in een wereld waarin vertegenwoordigers van alle religieuze tradities als nooit tevoren migreren en met elkaar in contact komen.” Dat benadrukt John Kerry, de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken. “Ons buitenlands beleid moet religie op een veel genuanceerder manier benaderen.”
3.Hoop doet leven
In onze christelijke leefwereld wordt veel gehamerd op geloof en liefde. Terecht. Maar wat met de hoop, dat kleine, buitengewone zusje?
Frans dichter, schrijver en essayist Charles Péguy (1873-1914) heeft ruim honderd jaar terug een zowel poëtisch treffende als theologisch accurate meditatie rond hoop gehouden in L’espérance. De tekst behelst een vergelijking tussen geloof, liefde en hoop, waarbij die laatste term beschreven is als een klein meisje naast twee imposantere zussen. Al blijkt die schijnbaar kleinste deugd uiteindelijk de grootste. Een sleutelfragment, vertaald door wijlen jezuïet Frans Van Bladel:
Geloof en liefde zijn als vrouwen.
Hoop is een heel klein meisje van niks.
Zij stapt op tussen de twee vrouwen
en iedereen denkt: die vrouwen houden
haar bij de hand,
die wijzen de weg.
Maar daarvan heb ik meer verstand,
zegt God, ik zeg:
het is dat kleine meisje hoop
dat al wat tussen mensen leeft
hun heen en weer geloop
licht en richting geeft.
Want het is dat kleine meisje hoop
-je ziet het zwak zijn, bang zijn, beven,
je denkt soms dat het zo onooglijk is-
het is dat kleine meisje hoop
dat de mensen zien laat, zien soms even,
wat in het leven mogelijk is.
(Uit het dossier Vooruitgang op tekst van Joris Delporte)
4.Katholieken en moslims verbroederen rond geboortedagen Jezus en Mohammed
(Een artikel van Joris Delporte)
Kerstmis en Mawlid an-Nabi - de herdenking van Mohammeds geboortedag – vallen dit jaar uitzonderlijk tijdens dezelfde week. Negen katholieke en islamitische organisaties ontmoeten elkaar daarom op zondag 27 december in de Brusselse zaal Amaryllis Event. “Deze gelegenheid doet zich in de eerstvolgende drieëndertig jaar niet meer voor”, onderstrepen alle initiatiefnemers in hun gezamenlijke aankondiging. “Voor ons het sein om een signaal van vrede uit te sturen, tegen alle gewelddadige confrontaties in die zich zowel hier als buiten de landsgrenzen voordoen.”
Ernstig dialoogproject
“Ons ontmoetingsmoment is voor een goed begrip geen viering. Evenmin koesteren we de ambitie om Jezus en Mohammed uitvoerig te vergelijken. Aan de basis van ernstige ontmoetingen tussen burgers met uiteenlopende geloofsachtergronden ligt immers het besef dat sommige elementen ons verenigen maar tal van verschilpunten overeind blijven”, duidt Jan Van Eycken. Voor deze priester en drijvende kracht achter het initiatief Interreligieuze Dialoog van de kerk in Brussel (IDkB) is kennismaking vanuit wederzijds respect prioritair. “Concreet confronteren we daartoe leden van beide gemeenschappen met elkaars liederen, gebeden en schriftteksten. Getuigenissen over historische ontmoetingen tussen christenen en moslims wijzen bijkomende paden voor verbroedering aan.”
Licht van de wereld
Mawlid an-Nabi is sinds het einde van de dertiende eeuw ingeburgerd binnen de Noord-Afrikaanse regio. Opvallend in gedichten en liederen over het feest zijn talloze omschrijvingen van Mohammed als een “licht dat de wereld verlicht”, nauwelijks afwijkend van het Licht dat voor christenen met Jezus is geboren. Of hoe geloofsthema’s soms zo gelijk lopen als de religieuze kalenders dit jaar.
5.Verleiding van overvloed
(Uit een artikel van Sabine Alexander)
Porselein, lakwerk, zijde en tal van andere Aziatische luxeproducten vonden in de zeventiende eeuw hun weg naar de Hollandse interieurs. De Amsterdammers lieten hun ingetogenheid varen en geraakten verslingerd aan deze exotica. In de tentoonstelling Azië > Amsterdam brengt het Rijksmuseum de fraaiste voorbeelden van die huiselijke schatten bijeen en illustreert het hun invloed in de Republiek en de rest van Europa.
De welvaart die de Nederlandse handel in de zeventiende eeuw genereerde, vertaalde zich in een Gouden Eeuw. De Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) was er een van de gangmakers van. Ze ontstond in 1602, toen zes mekaar beconcurrerende handelsmaatschappijen zich aaneensloten en het monopolie verwierven op alle Nederlandse commerciële scheepvaart op Azië.
De kernactiviteit van de VOC was de specerijenhandel. Die was in de zestiende eeuw in handen van de Portugezen, maar werd door de Nederlanders overgenomen. Behalve peper, nootmuskaat, foelie, kruidnagel, kardemon en kaneel brachten ze in het ruim van hun schepen ook luxegoederen mee terug naar huis.
Calvinistische preken en morele bezwaren weerhielden de Nederlanders er niet van royaal geld te spenderen aan kleding en juwelen, meubilair en kunst. Werd nog een mate van soberheid betracht in de gevels van de huizen aan de Gouden Bocht, dan gold die niet meer binnenskamers.
Migranten
In enkele decennia was de Republiek uitgegroeid van een door strijd uitgeput gewest tot een machtige handelsnatie die er zich niet voor schaamde haar voorspoed tentoon te spreiden. Amsterdam voelde zich het centrum van een wereldrijk en capituleerde graag voor weelde en exotische smaak. Volgens Jan Van Campen, conservator Aziatische exportkunst van het Rijksmuseum en curator van de tentoonstelling, speelden de Zuidelijke Nederlanders hierin een cruciale rol. Massaal weken ze in de zestiende eeuw uit naar het Noorden, op de vlucht voor oorlog en godsdienstrepressie. Tussen 1580 en 1600 groeide de bevolking van Amsterdam van 30.000 naar 50.000 inwoners en dat dikte met het vorderen van de eeuw nog voort aan. Onder de migranten bevonden zich veel welgestelde en ambitieuze kooplui uit Antwerpen die over heel wat expertise beschikten en in het noorden hun activiteiten voortzetten. Zij waren gewend hun rijkdom zonder schroom te etaleren en verfraaiden ook in hun nieuwe thuisland hun interieur met pronkstukken en schilderijen. Hun voorliefde voor Italiaans majolica (grof en bros soort keramiek) wisselden ze in voor het vlotter verkrijgbaar Chinees porselein, Japans lakwerk of parelmoer. De Amsterdammers volgden hun voorbeeld.
Imitatie
De enorme groei en economische ontwikkeling van de stad had in de zeventiende eeuw een belangrijke middenklasse doen ontstaan die geïnteresseerd was in betaalbare luxe. Dus zorgde de VOC voor de aanvoer van een brede waaier van producten, terwijl men te lande naarstig zocht naar goedkope alternatieven. Delfts blauw is daar het mooiste voorbeeld van. Deze succesrijke imitatie van het bijzonder gewilde blauw-wit Chinees porselein vond snel zijn weg naar vele huiskamers, terwijl de meest verfijnde originelen voorbehouden bleven voor de gefortuneerde elite.