woensdag 29 februari 2012

Monseigneur Leonard Bezoekt Bertem

Week 2012-09 - Mgr Leonard 01Week 2012-09 - Mgr Leonard 03Week 2012-09 - Mgr Leonard 06Week 2012-09 - Mgr Leonard 08Week 2012-09 - Mgr Leonard 11

Op zondag 12 februari 2012 bezocht onze aartsbisschop monseigneur André-Jozef Léonard de federatie Bertem. Hierbij enkele beelden van de eucharistieviering die hij voorging in de kerk van Bertem en van de receptie nadien in de parochiezaal Ons Huis.

Bideford

(Gelezen In Tertio Van 15 Februari 2012)

De gemeenteraad van Bideford in het Engelse graafschap Devon mag niet langer zijn zitting openen met een christelijk gebed. Dat besliste het Britse Hooggerechtshof na een klacht van de National Secular Society, die religieuze uitingen uit de publieke ruimte wil bannen.

Vasten

Cursiefje van Frans De Maeseneer

Vasten. Oef, het zware woord is eruit. Het heeft nooit goed in mijn mond gelegen, dat woord. Ik heb nooit gehouden van vasten, offers, verstervingen en co. Ik wil boven alles leven. Liefst voor honderd procent. En op mijn min of meer hoge leeftijd denk ik dat ik daarin gelijk heb. Er is iets met dat ascetische vasten.

Mensen zijn niet geroepen om niet te leven, om niet te spreken, om niet te lachen, om niet te genieten, om niet te feesten. Mensen zijn gemaakt om sabbat te vieren. Om te testen hoe goed het leven is. De mens is er om de geneugte van de sabbat te proeven. Volgens onze oeroude voorouders is dat zelfs het doel van het leven: mensen leven naar vervulling, naar voltooiing toe. Dat is dus van in den beginne het referentiepunt: mensen zijn geboren om mens te worden en dat avontuur met wijsheid te omhelzen. Zelfs overvloedig.

Alleen, dat gaat niet vanzelf. De mens is namelijk ook een bekoord wezen. Hij wordt bekoord van links en van rechts, van buiten en van binnen, van boven en van beneden. We worden mens ‘onder invloed’. Onder vele invloeden. Ergens zal een mens dus zijn remsysteem dienen te activeren. Zonder remmen kom je als mens niet vooruit. Onze wagen rijdt dankzij goed functionerende remmen. Dat is een sterke slechts ‘schijnbare’ tegenstelling.

Daarmee zitten we in de buurt van wat christenen sinds eeuwen ‘vasten’ noemen. Vasten is remmen. Maar remmen staat altijd in functie van rijden. Anders is het steriele pesterij en voluntaristische kwelling. Aan dit soort masochisme mogen christenen - geroepen als ze zijn tot vrijheid! - onder geen beding toegeven. Op zich betekent vasten niets. Vasten kan enkel zin hebben als het gericht staat op vreugde, op vervulling, op iets als Pasen. Op een gave die van elders komt en die voor ons gereed ligt.

Zovele eeuwen terug heeft een zekere Augustinus - een grote, wijze, geleerde meneer - gesproken over ‘de geneugte die overwint’. Dat is een magere vertaling van een sterk Latijns woord: delectatio victrix. Ik heb geleerd dat woord te vereren. Ik kan pas vasten als ik besef dat ‘sterven’ enkel belangrijk is om ‘leven’ te erven.

Met andere woorden: het zou vruchtbaar zijn de vastentijd te denken vanuit Pasen en niet vanuit aswoensdag. Christenen vasten omdat ze een feest voorbereiden. Een kermis is een geseling waard. Er zijn vele mensen op onze aarde voor wie het leven meer geseling is dan kermis.

Dat weze dan ons Broederlijk Delen.

woensdag 22 februari 2012

Malawi

(Gelezen In Tertio Van 8 Februari 2012)

De bisschoppen van het Zuid-Afrikaanse land Malawi gaan de besnijdenis van mannen aanmoedigen. Veel studies wijzen uit dat die de kans op de overdracht van hiv dat aids veroorzaakt sterk vermindert. De katholieke kerk zet alvast een campagne op in de hospitalen die ze zelf runt.

Phil Mulryne

(Gelezen In Tertio Van 8 Februari 2012)

Phil Mulryne, ex-ploegmaat van David Beckham en Ryan Giggs bij Manchester United, ex-lief van supermodel Nicola Chapman, gaat voor priester studeren aan het Iers College in Rome. De 34-jarige Noord-Ierse voetballer nam zijn verrassende beslissing na een ongeval dat in 2008 zijn carrière beëindigde en hem deed nadenken over het leven.

OKRA Korbeek-Dijle en Bertem - Ons Leven is een circus, Muzikantenstad

clip_image002[4]

Ons Leven is een circus, Muzikantenstad

OKRA trefpunt 55+ organiseert sinds jaren optredens van Muzikantenstad in de stadsfeestzaal van Aarschot.

Ook dit jaar brengen ze voor ons hun nieuwe show ‘ons leven is een circus’.
Je mag een spetterende spektakel verwachten, met zang, dans, live orkest, …
Liefst 20 artiesten zetten hun beste beentje voor.
Enkelen namen: Marc Meersman, De Melando’s en Lissa, Luc Van Meeuwen, Norma Hendy, Wim Quirynen …
De show zit vol met Duitse, Engelse, maar vooral Vlaamse liedjes, met instrumentale nummers (accordeon-trompet-sax enz…) en leuke humor: dit alles in een onberispelijke regie en met aangepaste kostuums.
Om al een tipje van de sluier op te lichten verklappen wij wel dat de artiesten te gast zijn in een circustent, ze ontmoeten er Wim Sonneveld, de onvergetelijke groep Abba, de legendarische Joe Harris om dan uiteindelijk te stranden in Amerika.

Na de show krijgt iedere deelnemer 2 broodjes met koffie.

Wanneer?
Woensdag 7 maart om 13.30 uur. Vervoer wordt in afspraak geregeld.

Deelname in de kosten:
Alle 55 plussers zijn welkom !
20 euro (16 euro voor leden van OKRA): show en broodjes inbegrepen

Kaarten:
bij het plaatselijk OKRA trefpunt:
Vancampenhout Maria, 016 47 70 09 m.van.campenhout@telenet.be
Mees Jozef, 0476 75 64 13 jos-mees@telenet.be

Maria Lichtmis 2012

Week 2012-08 - Lichtmis 2012 02Week 2012-08 - Lichtmis 2012 04Week 2012-08 - Lichtmis 2012 08Week 2012-08 - Lichtmis 2012 09

Op zondag 5 februari 2012 hield KVLV-Korbeek-Dijle haar jaarlijkse herdenking van de opdracht van Jezus in de tempel. Pater André Schotsmans ging de eucharistieviering voor.

Als gebed over de gaven bad de priester:

God van liefde en God van licht,

uw liefde groeit in de harten van mensen

door de warmte die anderen uitstralen.

Uw kracht is als zout in onze voeding,

uw genegenheid als een lichtflits in onze ogen

en uw tederheid als de schaduw

van een weldoende omarming.

Jezus gaf ons brood vol van levensenergie.

Hij gaf ons de wijn van verbondenheid met U.

Schenk ons uw aanwezigheid vandaag en alle dagen:

dan kunnen wij in onze omgang met anderen

als uw Licht voor de wereld zijn

vanuit de kracht en in de Geest van Jezus uw Zoon.

En bij de zegening van de kaarsen bad hij:

Klein en nietig is het licht van een kaarsje, maar als het duister is rondom, wordt het als een ster in de nacht.

Eén vonkje van geloof kan het begin zijn van een groot vuur.

Een waakvlam van liefde brengt vroeg of laat geluk.

Goddelijk licht is niet te doven.

God, Gij zijt de bron en het begin van alle licht.

Zegen deze brandende kaarsen.

Zegen deze mensen, klein en groot.

Zij willen uw licht in hun hart dragen.

Mogen deze kaarsen ons eraan herinneren dat Gij ons licht en onze vreugde zijt en mogen zij licht en warmte brengen in onze gezinnen.

Pablo Neruda

Cursiefje van Frans De Maeseneer

Pablo Neruda heeft de Nobelprijs literatuur gewonnen in 1971. Via een vriend ontving ik een tekst van Pablo Neruda, in het Spaans. Van een andere vriend ontving ik dezelfde tekst, maar lichtjes geamendeerd, in het Frans. Ik dacht toen dat ik aan de hand van deze twee boodschappen, ook mijn versie mocht maken. Ik geef die maar de naam ‘Levenslied’.

LEVENSLIED

Een mens sterft langzaam

als hij niet zingt,

als hij niet op reis gaat,

als hij niet leest,

als hij zijn geest niet open houdt

door dingen van buiten binnen te laten.

Een mens sterft langzaam

als hij slaaf wordt van zijn gewoonten,

als hij meent trouw te zijn door altijd hetzelfde te doen,

als hij weigert af en toe de kleuren van zijn kleren te veranderen,

als hij nooit eens spreekt met een onbekende,

met een toevallige ‘langskomer’.

Een mens sterft langzaam

als hij zijn eigenliefde doodt en vergeet zichzelf graag te zien;

als hij gelooft dat hij liefst zonder passies verder kan

als een ijzeren monnik,

als hij nooit eens luistert naar een gewaagde droom,

als hij nooit iets gebruikt omdat hij altijd alles sparen wil.

Een mens sterft langzaam

als hij meent volwassen te zijn en dus niet meer naïef,

als hij zich neerlegt bij de onmogelijkheid van een wonder.

Een mens sterft langzaam

als hij te vaak kyrië bidt en te weinig gloria zingt,

als het leven zo gewoon is geworden als een boterham met kaas.

Weiger langzaam te sterven,

waag je aan het risico van het leven.

Dan wordt je gezegend van dagen.

P.S.

Een mens heeft geen echte zorgen als hij alleen maar bezorgd is om zijn leeftijd.

woensdag 15 februari 2012

’Ik ben een soort eigenaardige al dan niet katholiek’

(Gelezen In Tertio Van 1 Februari 2012)

Uit een vraaggesprek van Boudewijn Vanpeteghem met Kathleen Cools.

Voor Terzake-anker Kathleen Cools bestaat er geen god die van bovenaf alles regelt. Daarom vindt ze het religieuze gevoel des te belangrijker. Het katholieke ritueel is voor haar opnieuw belangrijk geworden.

Televisiemensen worden soms verafgood. Voor u zijn de mensen uit de zorgsector de helden. Ze worden voortdurend met leven en dood geconfronteerd.

“Ik vind dat elke keer ik in een zieken- of rusthuis kom. Respect voor de arts is er spontaan, maar zij die behoeftige mensen dagelijks verzorgen, verdienen evenveel eerbied. Er is veel te doen rond vergrijzing en pensioenen, maar de realiteit zit in een verdoken hoek. Je komt er alleen als een familielid daar zit. Zorgverstrekkers zijn bewonderenswaardig. Ik vraag me dikwijls af: ‘Wat moeten die mensen erover denken?’ wanneer het gaat over buitensporige salarispakketten met grote bonussen die nodig heten te zijn om de beste mensen aan te trekken. Ik wil daar niet populistisch over doen, maar ook zorgverstrekkers hebben een zware, verantwoordelijke en bovendien emotioneel belangrijke job.”

Leven en dood brengen ons bij euthanasie. U bent bang voor een langzame aftakeling; bang een plant te worden. Hoewel uw omgeving zegt, u tot de laatste seconde te zullen verzorgen.

“Laat me eerst vertellen dat de euthanasiewet er is en niet wordt teruggeschroefd. Ik vind dat heel oké. Ik wil geen last worden voor mijn omgeving. Maar ik wil ook niet zeggen: ‘Euthanasie lost het op en opgeruimd staat netjes.’ Ik denk daar veel over na en ben er zelf nog niet uit. Ik hoor veel mensen - zelfs dokters die zoiets heel rationeel bekijken - achteraf vertellen dat het helemaal niet zo evident was om het levenstestament van een naaste uit te voeren. Voor wie niet meer toerekeningsvatbaar is, beslist iemand anders - bijvoorbeeld de partner - over de uitvoering van de wilsbeschikking. Het is een ongelooflijke verantwoordelijkheid die je bij die partner legt.”

Vindt u, als weerbare vrouw, dat de mens absoluut soeverein moet zijn?

“De mens kan dat niet zijn. Een tragiek van deze tijd is dat mensen wordt wijsgemaakt over alles te kunnen beslissen en heel gelukkig te zullen zijn als ze de juiste boeken lezen, de aangepaste trucs gebruiken en levensstijl hanteren. We laten het uitschijnen alsof er voor alles een oplossing, een therapie bestaat. Dat is een illusie. Plots sta je voor de onvermijdelijke momenten die sinds altijd niet te regelen en perfect aan te pakken zijn. Ze brengen je fundamenteel uit je evenwicht; blazen je van je sokken. Je dacht voorbereid te zijn, maar je weet het niet meer.

Hoe ouder ik word, hoe minder ik geloof in de maakbaarheid van het leven. Je kan wel proberen er het beste van te maken. Terzelfdertijd ben je opgenomen in de dingen die je omringen. Je kan bijvoorbeeld na een echtscheiding niet zeggen: ‘Ik begin helemaal opnieuw.’ Dat kan niet, want je hebt een verleden. Je draagt bagage mee die nooit achter te laten is. We hebben ons veel te veel wijsgemaakt dat al die dingen wel te regelen waren.”

U zegt uit een warm nest te komen. Was dat een katholiek nest?

“We zijn gedoopt en deden onze communie. Mijn moeder ging lange tijd naar de kerk omdat ze dat belangrijk vond; mijn vader absoluut niet. We vormden een gezin met een soort katholicisme waar veel Vlamingen zich in zullen herkennen. Ik ging naar een lagere school van het gemeenschapsonderwijs dicht bij ons thuis in het groen. Nadien zat ik op een nonnenschool. Dat had allemaal niets krampachtigs of verschrikkelijk overtuigd. Maar ja, we waren van thuis uit katholiek.”

Bent u gelovig?

“Tot mijn tiende, twaalfde jaar was er zeker iets voor mij, maar ik geloof niet meer in een god die boven ons uit torent en alles van bovenaf bestiert. Wel heb ik nooit een aversie gehad voor het christendom, voor de kerk, voor de rituelen. Dat ik er in mijn jeugd weer over ben gaan nadenken, verliep parallel met mijn studie filosofie. Het klinkt oneerbiedig en ik bedoel dat niet zo, maar christelijk geloof is in de eerste plaats een soort cultureel erfgoed. Door ermee opgegroeid te zijn, heeft me dat gemaakt tot wie ik ben. Ik vind dit belangrijk, ook voor mijn kinderen. Het is goed en boeiend dat ze vroeg met de diverse vormen van religie in contact zijn gekomen. Ze moeten het christendom cultureel meekrijgen. Later kunnen ze nog zien wat ze ermee doen.

Ik geloof niet dat er een god bestaat, maar ben des te meer overtuigd van het belang van een religieus gevoel. Ik heb een periode gekend dat ik een aversie had voor kerkbezoek. Wanneer ik nu naar een religieuze viering ga - mijn jongste dochter zingt in een koor - merk ik bij mezelf dat ik de voorbije jaren enorm kan genieten van het katholieke ritueel. Ik kan niet goed verklaren waarom dat voor mij opnieuw belangrijk is geworden; iets fascinerend en troostend krijgt, en heel misschien soms zelfs wel iets meer.”

Vergeten christendom werpt nieuw licht op kruistochten

(Gelezen In Tertio Van 1 Februari 2012)

Uit een artikel van Frans Crols.

De meerderheid van de bevolking in het Heilig Land was christen ten tijde van de kruistochten. Nederlands arabist en polemist Hans Jansen schreef over die periode een boek gebaseerd op Arabische, Hebreeuwse en westerse bronnen.

Emoties bemoeilijken relaties tussen mensen, landen en godsdiensten. Het is begrijpelijk dat moslims de kruisvaarten als een absoluut kwaad blijven zien. Dat westerlingen dat ook doen, is dat veel minder. Dubbelzinnigheden, mythes en verdraaiingen maakten het verhaal van de kruisvaarten over de eeuwen heen ondoordringbaarder. De strijd om Jeruzalem te bevrijden zou een van de zwartste vlekken zijn op het christelijke blazoen. Die vlek belet een beheerste analyse van wat er tussen 1095 en 1291 gebeurde.

Jezus

Honderdduizenden vrome westerlingen trokken in opeenvolgende kruistochten naar Jeruzalem om de kruisigingsplaats van Jezus van Nazareth te bevrijden van de moslimbezetters. Westerlingen kijken eenzijdig naar die militaire operaties. Bovendien doen sympathisanten van de islam er alles aan om dat te versterken en de christenen schuldig te verklaren aan misdaden tegen de mensheid in het begin van het voorbije millennium.

Vooroordelen

De inwoners van het Heilig Land waren in de periode van de kruistochten voor het merendeel christenen. Paus Urbanus II hoefde in 1095 niet te vragen of op te roepen de heidenen of moslims te bekeren of hen met geweld te bedreigen om een kerstening te bespoedigen. Zijn aansporing om Jeruzalem te veroveren, wou de bevrijding bewerkstelligen van christenen die recentelijk door vreemden van buitenaf onderworpen waren. De opzet van de kruistochten is mislukt omdat te weinig kruisvaarders zich blijvend in het Heilig Land hebben willen vestigen.

Nestorianen

Wat christelijke en niet-christelijke westerlingen vandaag niet meer (willen?) weten is dat ook de meerderheid van de inwoners van Groot-Syrië rond het jaar 1000 christen was - 350 jaar na de profeet Mohammed en de Koran. De Nestorianen, die wij niet kennen, waren christenen die diep dóórdrongen en eeuwen standhielden langs de Aziatische karavaanwegen, tot in China.

In het Midden-Oosten en het Verre Oosten is er een vergeten christendom dat dient bekend te zijn om discussies rond veroveren, heroveren, bezetten en vermoorden in die delen van de wereld te begrijpen.

Hans Jansen schreef een noodzakelijke en vlotte revisie van de kruistochten “Op, op, ten strijde, Jeruzalem bevrijden! Het ware verhaal van de kruistochten” Uitgerij Van Praag, Amsterdam, 328 blz., 17,50 euro. Bestellen kan via www.tertio.be

De Open Haard

Na een leven van drukke verkondiging laat Frans De Maeseneer ons kijken in zijn gemoed.

Frans De Maeseneer (1932) is Redemptorist. Hij is momenteel hulppriester in de parochies De Pinte en Zevergem.

“Er zijn tegenstanders van een open haard in een huis of een appartement. Een open haard geeft vuiligheid. Sommige mensen zijn daar allergisch voor. Daarom is de open haard niet gewenst. Vele mensen zien dat anders: zij willen hun dromen verwarmen. Want laten we wel wezen, om alle kubieke meters van een grote ruimte te verwarmen is een open haard te schraal. De dansende vlammen raken alleen een paar mensen dichtbij. Het gaat echter niet primair om het meten van de warmtegraad. Vele mensen willen zo graag ooit eens zingen met het avondlied: geef mij warmte om te leven. Hun bestaan is namelijk zo koud. Koud van afwezigheid. Koud van driftigheid. Koud ook van het vele verlies op het strijdtoneel van het grauwe dagelijkse bestaan. De open haard geeft therapeutisch vuur. Het is genezing zonder verdoving. Het doet - met het mooie Vlaamse woord - deugd. Dat is allemaal waar.

Toch is er nog iets anders. De open haard brandt binnen in ons huis, liefst in het midden, in het hart van ons huis. De mens verlaat zijn voorgevel en zijn uithangbord. Hij houdt op te bewijzen wat hij kan en wat hij is door veel te doen. Bij de open haard trekt de mens zijn schoeisel uit en zijn pantoffels aan. Hij legt zijn gevechtskledij af. Hij trekt zijn pantoffels aan omdat hij capituleert: hij wil geen held zijn. De pantoffels maken hem niet tot pantoffelheld. Bij het vuur dat speelt, wordt de held in ons begraven. Hier worden alle titels verbrand in het vuur. Wij zinnen op iets anders.

De mens die in het vuur kijkt, zoekt wijsheid. Dat is het einde van het bewijzen. De mens die in het vuur kijkt, doet het vuur niets aan. Hij legt de wapenrusting van de agressie af: hij wil liever vertederd worden en wijs. De open haard is zowat de enige plek waar de mens mag toegeven aan zijn behoefte om eens lekker romantisch te zijn. Overal elders is dat verboden. Daar is stoerheid het ‘opgelegd’ nummer. Daar moet de advocaat zijn toga dragen, de pastoor zijn albe en de verpleegster haar witte schort. Hier moet niets. Hier wordt geen enkele rol gespeeld. De mens is hier rol-loos en titel-loos.

Daarom kan de mens bij de open haard ook vrijuit spreken. Liefst over de dingen die branden in zijn hart. Wat gedoofd en verdoofd is in ons wordt hier geopend op mildheid van leven. Hier spreekt de mens over de vele dingen die smeulen onder het vroegere vuur dat door het leven is uitgewaaid. Hier mag het vuur weer branden. Het vuur maakt onze woorden anders. Minder vurig: we worden door een andere warmte beademd.

De mens die zich afkeert van het vuur - omdat het intussen weer elf uur is geworden - gaat anders slapen. Hij slaapt in met verwarmde zorgen. Hij droomt ook geen geweldige dromen. Hij heeft iets geproefd van wat de mens alleen hier, in deze kleine oven, loutert en puur maakt.

Geef toe, lieve lezer, dat dit zeer sentimentele woorden zijn. Ik ben niet geneigd me daarover te schamen. Integendeel: wij hebben zo lang en zo vaak geweigerd een open haard te zijn voor elkaar. Maar na de lezing van dit stuk zal dat alles spoedig veranderen.

Zo droom ik tenminste… bij mijn open haard.”

woensdag 8 februari 2012

De Leuvense Stoof

De Leuvense Stoof

(Cursiefje van Frans De Maeseneer)

Na een leven van drukke verkondiging laat Frans De Maeseneer ons kijken in zijn gemoed. Waaruit werd alles geboren? Wat blijft er over nu alles stiller wordt? Heeft hij met graagte zijn plaats gevonden in de luwte van de zijlijn? Met 52 cursiefjes mogen we hem volgen het jaar rond. Figuren, feiten, ontmoetingen, gesprekken, liederen… het heeft hem allemaal geboeid en geraakt. Daarover schrijft hij met de hartslag die de zijne is.

Frans De Maeseneer (1932) is Redemptorist. Hij is momenteel hulppriester in de parochies De Pinte en Zevergem.

“Waarom die stoof Leuvens is, mag de bekende Joost weten. Maar, onlangs, gisteren, zag ik hem en hij wist het niet. Hij is namelijk niet van Leuven. Bovendien heeft hij nog nooit iets als een stoof gezien. Joost is niet van gisteren, indien we willen badineren. Over die stoof zullen we eerder bij onszelf te rade moeten gaan. Liefst bij de senioren onder ons. Die vertellen daarover. Die hebben daar verhalen over. Het zijn nostalgische mensen. Dat was nog eens een tijd. De goede oude tijd!

De verhalen over die Leuvense stoof zijn legio. Vroeger was het winters koud en winters donker. Het hele huis was koud, het hele huis was donker. Alleen daar, in die éne hoek van de keuken, stond een haard van verwarming: zowaar een Leuvense stoof. Terwijl moeder het rozenhoedje voorbad, zaten de kinderen met de voeten op die vierkante warme rand van het zalige en meestal felle vuur. De vlammen stegen samen met onze weesgegroetjes ten hemel. Dat wij zonder enige verstrooidheid en met alleen maar zuivere bedoelingen, elkaars voeten eventjes wegduwden om zelf van de eerste warmte te genieten… nee, dat mag ik eigenlijk niet vertellen. Dat is ook zo weinig belangrijk. Het gebeurde trouwens enkel en alleen bij ons thuis. Maar moeder had het telkens gezien en ze zei dat we bij de les moesten blijven, dat we ritmisch ‘bid voor ons’ moesten zeggen. Dat deden we, want vergeet niet: we waren zonder enige uitzondering allemaal brave kinderen. Dat geheim publiceer ik nu voor het eerst in mijn leven.

Dat was echter maar één geneugte. Er was ook nog driekoningen: wafels van de Leuvense stoof. Wafel na wafel werd op de grote tafel gedeponeerd, op stro. Elke wafel blonk en bloosde. En, we mochten die opeten met onze vijf geboden. We waren toch zo gelukkig. Dankzij die Leuvense stoof.

Intussen zijn er zovele jaren over heen gegaan. We verwarmen ons anders. We bidden anders. Onze wafels zijn ook beter. Dat laatste geloof ik helemaal niet… ik mis dat stro. Maar hoe dan ook, we doen het zonder die fameuze stoof. We zijn mensen geworden die als vanzelf veel mechanisch en technisch comfort hebben binnengelaten in ons huis. We doen ons huishoudelijk, ambachtelijk en administratief werk met vele apparaten en instrumenten. Allemaal vlotter en vlugger. Gewoon beter. Dar zeggen zelfs de meest traditionele oude mensen.

Maar eigenaardig, als het gaat over geloven en co nemen we zo moeilijk afstand van de Leuvense stoof. Terwijl er intussen zoveel is beproefd en goed bevonden wat de spiritualiteit van onze litanieën overstijgt. Er zijn zoveel mensen die zalige liederen zingen en die vreugdevol leven omdat God vreugde schept in mensen. Het is niet langer een geloof dat warmte geeft vanuit één plaats, vanuit één centrum. We geloven dat ons huis vervuld is met hart en ziel. Nu hier dan daar. Christen zijn is zaliger en warmer dan bij moeder thuis en bij haar stoof. Het is vandaag zoveel beter. Ik voel me daar lekkerder bij dan toen.
Af en toe heb ik wel heimwee naar een dikke wafel… op een bedje van stro.”

Een Oude Steengroef Te Leefdaal

(Uit Natuur- en Stedenschoon nr.4 van april 1937)

“Op Zondag 14 Februari 1937, rond 8 uur ’s avonds, deed zich te Leefdaal (Dorpstraat) een heel zonderling geval voor.

Landbouwer Smets, eigenaar van een nette hoeve, gelegen op een nogal hoogen berm, had vorige jaren (4-5 jaar geleden) achter zijn erf, een druivenserre opgericht, waarin ook, zoals noodig, een grote waterciterne werd aangelegd die duizenden liters water bevat.

De man hoorde op voormeld uur een gekraak en een ongemeen geruisch. Niet vermoedende dat het zijn waterput kon zijn, gaf hij er verder geen aandacht op. ’s Anderdaags bemerkt hij met verwondering dat de citerne was leeggeloopen. Een kloof was in den bodem zichtbaar. Na verder onderzoek sloeg hij de holklinkende kloof in den onderbodem verder open. Steeds verder zoekend in het holle gat onder den waterbak, ontwaarde hij tot zijn verwondering een groote, hooge onderaardsche gang. Men verwittigde de overheid en de bevoegde diensten te Leuven en te Brussel. Men onderzocht ook den diepgelegen hollen gang, die meer dan 50 meters onder het veld voortliep. Allerhande gissingen werden gemaakt. Trouwens langs den anderen kant van den heuvel staat het eeuwenoude trotsche kasteelgebouw “Kasteel van Lievendaele” berucht in de geschiedenis en vanwaar de naam Levendale (Leefdaal) ontstond. Men vermoedde een verborgen kasteelgang te hebben ontdekt. Doch het onderzoek ingesteld door bevoegdheden en door ons persoonlijk, leidde tot het besluit dat men hier stond voor een eeuwenoude “mijn” of “steengroef” waaruit men destijds veelvuldig witte steen houwde (“schouwde”: benaming dusdanig nog gegeven door de bewoners van deze streek aan de steenopdelvers en steenbewerkers van dien tijd en die steeds blijft voortleven).

Onze geschiedkundige opsporingen die we ons er om getroostten bewezen tevens dat tusschen Leuven en Leefdaal, nl. te Berthem - Eegenhoven - en St. Veronika (Leefdaal) in de XIIIe eeuw ontzaglijke hoeveelheden van dien witten steen werd getrokken, bestemd ter optrekking van de vele groote gebouwen, niet alleen in het Brabantsche, doch ver daarbuiten, zooals we trouwens verder zullen zien (zie ook de aloude prachtkerken van Leefdaal, Berthem, Vossem, e.a.). Maar vooral de abdijkerk van Park-Heverlee werd met deze steenen opgetrokken.

Abt Willem van Lubbeeck deed in 1292, de begonnen abdijkerk, die men steeds tegen de vermaarde abdij te Park kan bewonderen, verder voltrekken met zulke soort steen, getrokken uit de steengroeven die toebehoorden aan de abdij en gelegen te Berthem Eegenhoven (dus ook tegen Leefdaal). Evenzoo gebeurde de gedeeltelijke herbouwing in 1545 van de Parkrefuge te Brussel. Hiervoor werd dus ook de steen “geschouwd” (gehouwen) te Berthem en omgeving. Ontzaglijk waren de materialen die men van Berthem en Leefdaal uit naar Brussel voerde. O.a. kroonlijsten, kolommen, kapiteelen, deurboorden, enz., enz. Tusschen de namen diergenen die zich bijzonder toelegden op het “schouwen” (kappen en beitelen) dezer steensoort, staat deze van Jan Keldermans aan ’t hoofd vermeld. Hij sproot uit een vermaarde kunstenaarsfamilie, wellicht uit Leuven.

De verdere ombouwing der Parkabdijgebouwen gebeurde steeds met de witte steenen van Berthem/Leefdaal. Als steenkappers vinden we vermeld (onder de bevelen van den bouwmeester, de Leuvenaar Amandus Van Bullestaeten, naam thans te Leuven en omgeving voortgezet als Van Billestraeten) de namen van Karel en Zacharius Mertens, Josse Ruelens, Hendrik Pickaerts, Josse Vranckx, Hendrik Vanderveken e.a., familienamen die we nog steeds veelvuldig langs Berthem, Leefdaal en Eegenhoven tegenkomen. Als bijzonderheid kunnen we hier nog vermelden, dat de prachtkerk van Harelbeke-bij-Kortrijk in West-Vlaanderen, in haar overblijvende aloude kunstige en dekoratieve voorgevel (eenig overblijfsel van de meermaals vernielde oude kerk) ook de witte steenen van Berthem bevat, en die steeds goed uitkomen.

De hierboven vermelde gegevens bewijzen ten overvloede dat in de meer vermelde gemeenten vele steengroeven bestonden en dat men er dus een beroep van maakte, dat door de eeuwen heen verviel. Spijtig voorwaar, want de bodem (bewijs: de lange gang die we ontdekten) leverde ons de overtuiging dat er op 50-60 meters lengte en diepte (van de lager gelegen oppervlakte) nog steeds een groote steenvoorraad voorhanden is. Trouwens waar men vóór honderden jaren de “schouwing” onderbrak in deze toevallig ontdekte lange onderaardsche gang, vond men een breede en ruim uitgeholde plaats, waar aanzienlijke massa’s van die witte steen werd gekapt. Men ziet aan de wanden nog de witte brokstukken en voorrad kon nog uitgehaald worden.

Wanneer deze besproken steengroef ontgonnen en wanneer ze toegemaakt werd, daarover hebben we niets kunnen ontdekken.”

R.V.B.

Ovied Standaert wist deze tekst op de kop te tikken en Willy Brumagne gaf er volgend commentaar op: ‘Ik ken de gevonden tekst. Het gaat inderdaad om een oude steengroeve van witte Balegemse steen (Lediaanse kalkzandsteen). De exploitatie gebeurde in putten van waaruit ondergrondse gangen vertrokken. In de omgeving zijn al verschillende dergelijke gangen ontdekt. Enkele jaren geleden kwam nog een mooie gang bloot te liggen bij de bouw van een huis op de Dorpstraat niet ver van de plaats waarvan sprake in de geciteerde tekst. De geciteerde serre lag ten zuiden van de Dorpstraat ongeveer ter hoogte van het huis nummer 409’ (bewoond door het gezin Vander Elst-Haillez, in de buurt van Marc Justaert en Raf Huyberechts).

woensdag 1 februari 2012

Zet je deur maar open!

Op zondag 15 januari 2012 was er in Korbeek-Dijle de startviering van de eerstecommunicantjes, twee meisjes en drie jongens: Fien, Glen, Jelle, Maud en Michiel. Pater Philip ging voor in de eucharistie.

Week 2012-05 - Startviering 2012 01Week 2012-05 - Startviering 2012 04Week 2012-05 - Startviering 2012 07

Bij het openingsgebed baden wij allen samen:

Goede Vader, vandaag zetten deze vijf kinderen bewust hun eerste stappen in het huis van Uw zoon Jezus. We heten hen van harte welkom in ons midden en willen als parochie zorg voor hen dragen.

Mogen wij ook U vragen om een oogje in het zeil te houden?

Als bezinning las Inge:

Bouw een thuis met stenen van mensen

en mortel van liefde die stevig bindt.

Plaats in je thuis zetels van goedheid.

Behang je muren met bloemen van geduld.

Leg een tapijt van zachtheid en vrede

en verwarm de ruimte met hartelijkheid.

En bij de zegen zei de priester:

Ga nu heen in vrede en ik nodig jullie uit regelmatig de deur van jullie hart open te zetten zodat er een frisse wind kan waaien in jullie geloof en in dat van jullie kinderen.

God, U willen wij vragen: Zorg mee voor deze kinderen. En als er ooit een dag komt dat zij hun deur voor U sluiten, blijf dan kloppen.

Pannenkoeken

(Een opkikkertje van Hedwig Van Peteghem)

Er worden heel wat inspanningen gedaan om mensen bij elkaar te brengen. Wat men ook beweert: de mens heeft daar nood aan. In een kring zitten, op verhaal komen, wel en wee delen… Het is een oeroud gebruik dat enkel maar een modern plunje heeft gekregen: in onze tijd staat er meestal een tafel in het midden, geen kampvuur.

Mensen bij elkaar brengen om pannenkoeken te eten. Van het goede te veel? Integendeel, om te smullen doen we graag wat moeite. Maar het gaat om meer. Elkaar ontmoeten is niet meer alleen zijn en stilaan ontdekken dat we allemaal wel met iets zitten. En dat alleen lucht al op. Doe daar nog wat lekkers bij en het gaat als vanzelf. Niet dat we allemaal zo zwaar beladen zijn: maar tussen pot en pint - om die uitdrukking maar te gebruiken - legt de mens een stukje van zijn hart bloot, wat vreugde en wat pijn. Alleen blijf je er toch maar mee zitten. Plezante dingen voor jezelf houden maakt niet gelukkig, de minder plezante zeker niet.

De pannenkoeken lokken ons naar buiten en onrechtstreeks krijgt ons hart ook wat lucht. Het doet me spontaan denken aan het deeg. Voor pannenkoeken moet er geen gist bij, die moeten niet rijzen. Maar mensen staan terug op, komen terug in beweging. En zo zijn we goed bezig. Voor ik het vergeet: breng je portemonnee mee, want je steunt op die manier heel veel mensen.