donderdag 26 september 2013

Gebed van de week: Blijf bij ons

Blijf bij ons, Heer, vandaag,

in wat we doen

en in wat we beter laten,

in ons alleen zijn

en in de mensen die we ontmoeten,

in ons zwijgen

en in wat we zeggen,

in ons werk

en in ons rusten,

in onze wensen

en in wat we er reëel van maken.

Blijf bij ons, Heer, de hele dag.

Uit het boek Onderweg van Wies Merckx

woensdag 25 september 2013

Burgemeesters Van Korbeek-Dijle Tussen 1800 En 1976 – deel 8

Vervolg van 5. Remi Prosper Honnorez

Grafconcessie

Op 8 maart 1871 vraagt Remi Prosper Honnorez om de concessie te bekomen van de kelder onder de sacristie met buitentoegang, als begraafplaats voor de leden van zijn familie en hun nakomelingen. In ruil stelt hij voor 150 fr te betalen ten voordele van de armen en 150 fr aan de gemeente.

De gemeenteraad steunt deze vraag. Maar op 12 mei 1871 komt er een nieuwe vraag van Remi Prosper Honnorez om de concessie te bekomen van ongeveer 20 vierkante meter terrein op het kerkhof om er een private kelder te bouwen als begraafplaats voor de leden van zijn familie en hun nakomelingen in ruil voor 160 fr te betalen aan de armen en 160 fr aan de gemeente.

“Gezien de oppervlakte van het kerkhof (21 a 90 ca) meer dan voldoende is voor de bevolking daar het gemiddeld aantal sterfgevallen per jaar slechts 19 bedraagt”, gaat de gemeenteraad akkoord.

Deze grafkelder met ijzeren hekken er omheen bestaat nog steeds.

Remi P.Honnorez overleed op 22.12.1872, enkele maanden nadat zijn oudste zoon het burgemeestersambt had overgenomen. Hij was bijna 30 jaar lang burgemeester.

6. Joseph Dieudonné Honnorez (°Leuven 1844/+Korb.D.1912) Burgemeester 1872-1883

Waarschijnlijke verkiezingen van 1872

Op Soeë van Fluppes na verandert de volledige gemeenteraad, als volgt:

-Joseph Honnorez, burgemeester

-Joannes Franciscus Mommaerts (Soeë van Fluppes), schepen

-Franciscus (Susse) Vranckx, schepen

-Guilielmus Neefs, raadslid

-Jacobus Van Geel, raadslid

-Josephus Moens, raadslid

-Albert Vanderveken, raadslid

Joseph Honnorez, de oudste zoon van Remi Prosper Honnorez en Julia Goubau, is vrijgezel gebleven en woonde op het kasteel van Korbeek-Dijle. Hij stond bekend als rokkenjager en zou voor heel wat bastaarden hebben gezorgd. Joseph Honnorez was burgemeester van september 1872 tot eind 1883. Verkiezingen waren er pas in 1884. Begin 1884 wordt Joseph Honnorez nog vermeld als dienstdoende burgemeester, en vanaf februari 1884 tot eind 1884 trad schepen Jan Francis (Susse) Vranckx (1828-1910) op als ambtenaar van de burgerlijke stand.

Susse Vranckx was een schoonzoon van Philippus Penninckx (zie paragraaf over burgemeester nr.2.). Hij was afkomstig van Neerijse en vader van Marie Vranckx die trouwde met Ludovicus Ruelens (Piëke de Garde). Deze laatsten zijn grootouders van Jacqueline, Josée en René Ruelens en van Marie, Louis en Juliette Terclavers.

Guilielmus Neefs (Lepper) (1836-1918) was de zoon van de persoonlijke (bos)wachter van Remi Prosper Honnorez, Joannes Franciscus Neefs. Deze laatste werd tot “ereveldwachter” voorgesteld op de gemeenteraad van 12 december 1843 en hij was gemeenteraadslid van 1858 tot 1872.

Jacobus Van Geel (1813-1892) was de jongste broer van Jan Baptist en Guillaume Van Geel die we beiden al tegenkwamen als gemeenteraadslid of schepen. Hij was de vader van Jef, Soeë en Fille Van Geel. Dus ook een overgrootvader van mijn vrouw Lea De Bontridder.

Josephus Moens (1817-1877) was landbouwer en getrouwd met Maria Theresia Creffier, een tante van Marie Creffier (Merie Toïng) en Frans Creffier (Franje Kefoeër). Zij hielden café in het huis waar later achtereenvolgens woonden: hun zoon Carolus (Sjarel) Moens met zijn vrouw Joanna Catharina Van Eycken, Anaïs Vancampenhout (Aniske) met René De Greef (den Ritte) en Karel De Greef (Sjarel van Aniske).

Albert Vanderveken (1831-1884) was een zoon van Guilielmus Vanderveken die gemeenteraadslid was van 1836 tot 1848. Hij was een oom van Victor Vanderveken (Kevaune).

Grafconcessie

Op 30 januari 1873 doet Maria Theresia Mommaerts, de oprichtster van het Mariakapelletje aan de Veeweide, weduwe van Carolus De Coster, gewezen burgemeester, een aanvraag voor een eeuwigdurende concessie op het kerkhof van ongeveer 5 vierkante meter om te dienen als begraafplaats voor de leden van de familie De Coster. Zij biedt aan hiervoor 80 fr te betalen aan de gemeente en hetzelfde bedrag aan de armen (het Bureel van Weldadigheid).

De gemeente steunt de aanvraag en aanvaardt de vergoeding, en op 26 februari 1873 geeft de Bestendige Deputatie van Brabant haar goedkeuring.

Dit graf met grote zerk erop bestaat nog steeds.

De weg naar Oud-Heverlee

Op 22 januari 1875 beslist de gemeenteraad 69 canadabomen en 5 essen op de gemeentegronden op de Veeweide te verkopen. Met de verwachte 1.000 fr opbrengst zou de voltooiing van de bestrating van de weg naar Oud-Heverlee gebeuren.

Op 14 april 1875 doet de gemeente een klaagzang en bede aan de Minister van Openbare Werken om een subsidie toe te kennen uit de fondsen van zijn departement voor de verdere bestrating van de weg naar Oud-Heverlee. Dus 20 jaar na de beslissing om “de weg langs het kerkhof” te verbeteren is de 715 m kasseiweg nog steeds niet voltooid.

Op 23 maart 1879 beslist de gemeenteraad de som van 500 fr af te halen van de Spaarkas om de resterende schuld van 431,90 fr voor de kasseiding van de weg naar Oud-Heverlee te betalen. Het overschot zal besteed worden aan werken van groot nut.

Op de zitting van 17 maart 1881 stelt de gemeenteraad vast dat de weg naar Oud-Heverlee een groot deel van het jaar onbruikbaar is op het grondgebied van Oud-Heverlee. De gemeente Oud-Heverlee heeft geen middelen, en geen nut van dat stuk weg.

Oud-Heverlee belooft 7.000 fr te betalen aan Korbeek-Dijle als Korbeek-Dijle de ganse weg van de grens tussen de twee gemeenten tot het centrum van Oud-Heverlee plaveit, terwijl Oud-Heverlee zou zorgen voor uitgraving, nivellering en levering van het nodige zand. De gemeenteraad gaat akkoord op voorwaarde dat de Hogere Overheid het toelaat en de gebruikelijke subsidies toekent. Die toelating is er waarschijnlijk nooit gekomen.

Wetenswaardigheden

Mede door de ervaring met de kerkbrand van 27 september 1858 - toen beroep moest worden gedaan op de brandpompen van Bertem en Leuven - besliste de gemeenteraad op 15 oktober 1874 een brandpomp aan te kopen, volgens de offerte van Thyriart et Cie, mécaniciens à Liége. Deze omvatte een brandpomp met alle accessoires, voor 1.028,25 fr betaalbaar in 4 jaar (246,00 fr in 1875 en 260,75 fr in 1876, 1877 en 1878). In mijn schooltijd in de jongensschool (1943-1947) stond er achteraan in de gang tussen de twee klassen een brandpomp gemonteerd op een stootkar, waarschijnlijk deze van 1874, waarvan ik mij afvraag of ze ooit gediend heeft. Niet te vergeten dat die pomp met de hand moest bediend worden!

Een orkaan op 12 maart 1876 heeft een deel van de 185 canadabomen op de gemeentegronden op de Veeweide ontworteld of onttopt. Op 15 maart beslist de gemeenteraad ze zo vlug mogelijk publiek te verkopen. De verkoopwaarde wordt op 925 fr geschat. Op 20 april keurt de gemeenteraad het P.V. van aanbesteding opgesteld door notaris Roberti goed voor een werkelijke opbrengt van 1.495 fr.

Vreemd genoeg, drie jaar later, in zitting van 1 mei 1879 keurt de gemeenteraad een P.V. van aanbesteding goed van 19 kopen canadabomen verwoest door de orkaan van 12.3.1876 en 2 kopen van snoeiwerken belopende 651 fr.

Op 5 augustus 1876 behandelt de gemeenteraad een vraag van 23 juni van Franciscus (Cis) De Bontridder (overgrootvader van mijn vrouw Lea) om een kareeloven te mogen aanleggen voor een periode van één jaar op een perceel grond langs de weg Leuven-St.Jansberg (waarschijnlijk op de hoek met de Ruwaalstraat). Onder allerlei technische voorwaarden wordt hem de toelating verleend.

(wordt vervolgd)

woensdag 18 september 2013

Burgemeesters Van Korbeek-Dijle Tussen 1800 En 1976 – deel 7

Vervolg van 5. Remi Prosper Honnorez

De weg naar Oud-Heverlee (met een lengte van 715 m onder Korbeek-Dijle)

Op 12 juni 1847 vraagt de gemeenteraad aan de bevoegde overheid om tol te mogen heffen op het gebruik van de Dijlebrug. Het werd toegestaan bij Koninklijk Besluit van 29 november 1847.

Op 8 februari 1855 wordt de opbrengst van 14 kopen canadabomen (576 fr) gereserveerd voor de verbetering van “de weg langs het kerkhof”.

Op 7 juni 1855 beslist de gemeenteraad een ander en goedkoper type kasseien te kopen dan het type waarvan er reeds 6.000 zijn gekocht. In de winter van 1855-1856 wordt aan behoeftige inwoners werk verschaft met de bestrating van de weg naar Oud-Heverlee. Om de werken te kunnen laten vooruitgaan worden bijkomende opcentiemen geheven en de hondenbelasting uiteraard gehandhaafd.

Na 4 jaar(!), op 2 juni 1859, is 268 m geplaveid. Dan wordt er bijna 16 jaar lang, tot een stuk onder de ambtsperiode van de volgende burgemeester, wat verder aangemodderd zonder veel vooruitgang. We zien wel wat de volgende burgemeester, Joseph Honnorez, ervan terecht brengt.

Aanvraag van een wapenschild

Op 15 maart 1860 dient de gemeenteraad een aanvraag in om hergebruik te mogen maken van een wapenschild dat vroeger in het bezit was van de gemeente (= heerlijkheid in het Ancien Régime).

Het ging om een zegel met afdruk van een wapenschild van zilver met een gekarteld Sint-Andrieskruis van keel (rood) en twaalf blokjes eveneens van keel.

Week 2013-38 - Wapenschild Korbeek-Dijle

Argumentatie:

“Gezien de gemeente een der oudste is van Brabant, dat haar archieven werden vernietigd door rampzalige gebeurtenissen of overmacht, in ‘t bijzonder door deze die volgden op de Franse Revolutie van 1789 en de oorlogen erna, wat belet de oorkonden en patentbrieven voor te leggen krachtens dewelke de oorspronkelijke toekenning plaats had. Gezien het zegel verloren is of vernietigd, maar dat het bezit van het wapenschild erkend is in het ‘Armorial général ancien et moderne des provinces belges, annuaire de la noblesse 1850-1851 4e année’.”

De school

Tijdens het burgemeesterschap van Remi Prosper Honnorez kwamen drie onderwijzers aan bod: koster-onderwijzer Guilielmus Antonius Cappuyns (Gillam Cappuyns den Jongen) (1810-1849), Antonius Michaël Cassaer (1826-1892) en Ludovicus Mertens (1822-1894).

Het aantal arme kinderen dat gratis onderwijs mocht ontvangen evolueerde als volgt:

1.Periode Cappuyns (6 schooljaren: van 1843-1844 tot 1848-1849)

- gemiddeld aantal kinderen: 52 (gaande van 30 tot 65)

- gemiddeld aantal jongens: 30

- gemiddeld aantal meisjes: 22

Onderwijzer Cappuyns kreeg hiervoor 50 fr per jaar van het Bureel van Weldadigheid.

2.Periode Cassaer (7 schooljaren: van 1849-1850 tot 1855-1856)

-gemiddeld aantal kinderen: 82 (gaande van 71 tot 97)

-gemiddeld aantal jongens: 46

-gemiddeld aantal meisjes: 36

Gediplomeerd onderwijzer Cassaer kreeg hiervoor van de gemeente 4,50 fr per kind en per jaar behalve voor de schooljaren 1852-1853 en 1853-1854 toen hij slechts 4 fr per kind en per jaar kreeg. Hierin bleef het Bureel van Weldadigheid steeds 50 fr per jaar bijdragen.

3.Periode Mertens (17 schooljaren: van 1856-1857 tot 1872-1873)

-gemiddeld aantal kinderen: 88 (gaande van 75 tot 110)

-gemiddeld aantal jongens: 47

-gemiddeld aantal meisjes: 41

Tijdens sommige jaren waren de meisjes in de meerderheid. Maar het bleven uitzonderingen, waaruit we waarschijnlijk mogen besluiten dat meer meisjes dan jongens geen school liepen.

Mijn vader vertelde dat zijn moeder, mijn grootmoeder, Christina De Van, geboren in 1859, school gelopen heeft bij meester Mertens. Dat was dan in de jaren 1865-1870.

Gediplomeerd onderwijzer Mertens kreeg voor het onderwijs aan de arme kinderen van de gemeente een som gaande van 4 fr per kind tot vrij vlug 6 fr per kind per jaar. Het Bureel van Weldadigheid bleef hierin 50 fr per jaar bijdragen tot en met het schooljaar 1869-1870. In 1870-1871 droeg het 75 fr bij en vanaf 1871-1872 125 fr.

De ouders van de niet-arme kinderen moesten zelf 6 fr per kind per jaar onderwijsgeld betalen aan de onderwijzer. In een brief aan de provinciegouverneur deelt de gemeente mee dat er voor het schoioljaar 1869-1870 vijf leerlingen zijn waarvan de ouders het schoolgeld geheel of gedeeltelijk kunnen betalen:

-Mommaerts Charles (°1854), een zoon van Joannes Albertus Mommaerts

-Cappuyns Engelbert (°1857), een zoon van koster-gemeentesecretaris Frans Cappuyns

-Bruffaerts Louis (°1860), een zoon van August Bruffaerts en broer van Jef Bruffaerts (de schoonvader van Constant Michiels)

-Van Geel Marie (°1855), een dochter van Jacobus Van Geel en zus van Amelie (x Theophiel Coeckelberghs), Angeline (x Jozef De Coster), Soeë, Jef en Fille Van Geel; zij bleef ongehuwd inwonen bij haar broer Fille

-Bruffaerts Maria Josephina (°1856), een zus van Louis Bruffaerts, hiervoor vermeld.

Augustus 1844: er worden schoolbanken aangekocht voor de privéschool van Guillaume Cappuyns ten belope van 115,72 fr. De banken blijven wel eigendom van de gemeente.

September 1848: er wordt nog eens 5,75 fr(!) uitgegeven voor vervollediging van de meubilering van de school.

Op 5 oktober 1849 wordt de jaarwedde van de onderwijzer (Cassaer) verhoogd van 250 naar 300 fr en wordt hem een huurvergoeding toegekend van 60 fr voor de schoolzaal die de onderwijzer huurt van de weduwe van de overleden koster-onderwijzer.

Incident met meester Mertens

Op 9 december 1860 brengt de burgemeester op de gemeenteraad er mondeling verslag over uit dat onderwijzer Mertens een dag afwezig is geweest zonder toelating te vragen of zonder het gemeentebestuur vooraf te hebben ingelicht. Hierover geïnterpelleerd door de burgemeester verklaarde de meester dat hij voor een dienstzaak bij de provinciale inspecteur was geweest, terwijl deze laatste schriftelijk liet weten dat die verklaring vals was.

De burgemeester meldde ook dat op 6 december verschillende leerlingen afwezig waren zonder dat de onderwijzer hun afwezigheid deed uitleggen, dat de onderwijzer onachtzaam is in de uitoefening van zijn functies en dat hij niet voldoende orde doet naleven en welvoeglijkheid tussen de leerlingen van de twee seksen.

De gemeenteraad beslist meester Mertens één maand te schorsen zonder wedde.

Ondertussen had de meester reeds een brief geschreven naar de arrondissementscommissaris waarin hij verklaart dat hij afwezig was om te solliciteren voor de plaats van onderwijzer in Vilvoorde en dat hij dat had willen verbergen om de sympathie van de gemeenteraad en van de inwoners niet te verliezen, of te zien verminderen, ingeval hij niet zou lukken.

Omdat dit een ander licht werpt op de afwezigheid van de onderwijzer en omdat hij bekend heeft tegenover de burgemeester dat hij gelogen had, wordt de eerder uitgesproken straf geannuleerd.

Op 19 maart 1863 beslist de gemeenteraad een schoolgebouw op te richten (het huidige ontmoetingscentrum Ter Dijle) met woning voor de onderwijzer en een zaal voor de gemeentelijke administratie. De bouwkosten worden geschat op 16.311,24 fr en de aankoop van een bouwterrein van ongeveer 12 aren op 2.000 fr. De gemeente kan amper het bouwterrein betalen en vraagt provinciale subsidies om de bouw te bekostigen.

Het bouwterrein wordt gekocht van Jean Albert Mommaerts, een broer van Fluppes en Jan Cisses en de stamvader van de kantonniersfamilie.

Op 1 september 1864 is het nieuwe schoolgebouw waarschijnlijk klaar want men spreekt van de bemeubeling van de nieuwe schoolzaal, waarvoor 500 fr wordt voorzien.

Op 6 oktober 1864 wordt de jaarwedde van de onderwijzer vastgesteld op 800 fr + het bijgeld (6 fr / kind van de betalende en de arme kinderen).

Op 19 september 1867 beslist de gemeenteraad de ‘speeldag’ van 16 december te verplaatsen naar 15 november, ‘patroonfeestdag’ van Zijne Majesteit Koning Leopold II.

Op 7 september 1871 vraagt de gemeenteraad aan de provinciegouverneur Theresia Deraymaeker, de echtgenote van onderwijzer Mertens, te mogen benoemen als “onderwijsster van het handwerken voor meisjes”. De benoeming volgt op 12 november 1871. Theresia Deraymaeker was geboren te Leuven in 1824. Haar vader (°1792) en haar grootvader (°1760) waren beiden onderwijzer in Leuven. Ik heb naar een mogelijke link gezocht met de familie van Philip Joseph De Reymaeker (de Lange) en van Joannes Franciscus Dereymaeker (’t Kurre) (zie Kerk & leven van 11 augustus 2010), maar ik heb er geen kunnen vinden.

(wordt vervolgd)

Gebed van de week: Halleluja

(kindergebed)

Halleluja, Halleluja,

gezegend zijt Gij, Heer,

om deze nieuwe morgen,

om de regen en de zon.

Halleluja, Halleluja,

gezegend zijt Gij, Heer,

om eten en om drinken,

om een huis en om een thuis.

Halleluja, Halleluja,

gezegend zijt Gij, Heer,

om vriendjes, om vriendinnetjes,

om het samen leren en om het samen spelen.

Halleluja, Halleluja,

gezegend zijt Gij, Heer,

om zoveel ‘te beleven’,

om zoveel dat ik mag geven!

Uit het boek Onderweg van Wies Merckx

woensdag 11 september 2013

Mag ik triest zijn?

Lezing door Claire Wiewauters

Week 2013-37 - KVLV Gewest 18.9.2013

Burgemeesters Van Korbeek-Dijle Tussen 1800 En 1976 – deel 6

De gemeentesecretarissen

De bij Koninklijk Besluit van 28 januari 1837 benoemde Jan Baptist De Coster geeft op 9 december 1843 zijn ontslag.

Op 12 december 1843 wordt een nieuwe secretaris verkozen: Petrus Beckers, gewezen bureauchef in het arrondissementscommissariaat. Zijn jaarwedde moet dan 180 frank geweest zijn. Op 15 december 1860 krijgt hij een weddeverhoging van 60 frank en op 28 september 1871 een verhoging van 40 frank.

Kort nadien overlijdt de secretaris.

Op 1 november 1871 wordt Guilielmus Franciscus (Frans) Cappuyns (1827-1920), een kleinzoon van burgemeester Guilielmus Cappuyns (zie 1.), verkozen tot zijn opvolger. Onder de volgende burgemeester, op 24 augustus 1875, beslist de gemeenteraad de wedde van de gemeentesecretaris van 280 fr op 400 fr te brengen met ingang van 1 september 1875.

De gemeenteontvangers en de ontvangers van het Bureel van Weldadigheid

In 1837 was Guillaume Antoine Cappuyns (1785-1843) ontvanger van de gemeente en ontvanger van het Bureel van Weldadigheid. Hij was een zoon van burgemeester Guilielmus Cappuyns en de vader van de latere koster-gemeentesecretaris Frans Cappuyns.

Bij zijn overlijden in 1843 volgt zijn oudste zoon Guillaume Cappuyns (°1815) hem op. Op 25 mei 1849 geeft deze zijn ontslag.

Hij wordt opgevolgd door Jan Baptist Bara. Guillaume Cappuyns moet zijn waarborg van 500 fr volledig afstaan wegens een tekort in de gemeentekas van 518,33 fr. Het saldo van 18,33 fr + de intresten worden nog opgevorderd door het gemeentebestuur.

In januari 1855 wordt Bara opgevolgd door F. Van Marcke. Remi Prosper Honnorez stelt zich persoonlijk borg voor hem.

Op 6 maart 1856 wordt Van Marcke reeds opgevolgd door Guillaume Verreyd.

Op 9 februari 1860 wordt Verreyd opgevolgd door Urbain Beckers. Op 18 oktober 1860 wordt aan de ontvanger een wedde toegekend gelijk aan 5% van de gewone ontvangsten. Voor een gemiddelde van 1.800 fr ontvangsten geeft dat dus ongeveer 90 fr. In juni 1861 krijgt de gemeenteontvanger een loonsverhoging van 60 fr.

In oktober 1866 wordt Urbain Beckers opgevolgd door Léon Beckers.

Na het ontslag van Léon Beckers wordt op 2 mei 1872 Charles Mommaerts verkozen tot gemeenteontvanger. Charles Mommaerts is waarschijnlijk de jongste broer (de Krol) (1821-1891) van Fluppes, Jan Cisses en Jean Albert Mommaerts.

Op 15 oktober 1874, na het ontslag van Charles Mommaerts, wordt Joseph Buekenhout verkozen tot gemeenteontvanger. Joseph Buekenhout (de Snaaider) was kleermaker en geboren te Korbeek-Dijle op 13 februari 1837 als zoon van Petrus Buekenhout, kleermaker en herbergier, en Antonetta Moens (een zus van Josephus Moens, gemeenteraadslid vanaf 1872) en trouwde met (Anna) Catharina De Greef, een halfzus van Henricus De Greef (Rik de smed), vader van den Ingel.

In september 1878 schrijft de gouverneur dat het billijk zou zijn aan de ontvanger van de gemeente een vaste wedde te geven. Daar de ontvanger dat ook wenst stelt de gemeenteraad zijn jaarwedde vast op 200 fr vanaf 1.1.1879.

De veldwachters

Veldwachter Jan Baptist Verdeyen overlijdt op 16 januari 1843. Hij was geboren te Bertem op 18 juni 1794 en trouwde met de Korbeekse (Anna) Catharina Vermeulen, een dochter van Henricus, de eerste Vermeulen in Korbeek-Dijle.

Op 25 januari 1843 wordt Korbekenaar Pierre Eduard Boogaerts (°1812) verkozen als zijn opvolger omdat hij goed kan lezen en schrijven en zijn tegenkandidaat alleen kan lezen.

Op 12 december 1843 wordt de privé(bos)wachter van Remi Prosper Honnorez, Jean François Neefs, aangesteld tot “ereveldwachter” met bewakingstaak van de velden zonder kosten voor de gemeentekas.

Joannes Franciscus Neefs (°Bertem 1799/ +Korb.D.1876) was de bouwheer van de vierkantshoeve op de hoek van Ormendaal en de Sint-Jansbergsesteenweg, en de vader van Guilielmus Neefs (Lepper) naar wie ik de vierkantshoeve het Hof van Lepper heb genoemd.

Op 7 augustus 1851 wordt veldwachter Boogaerts gedurende een maand, zonder loon, uit zijn ambt ontzet omdat hij de bewaking van de velden heeft verwaarloosd niettegenstaande de vermaningen en verwittigingen van het college van burgemeester en schepenen. De hulpveldwachter Jean Fr. Neefs neemt zijn functies over gedurende die tijd.

Verdere evolutie van de bestrating van de Nijvelsebaan en tolheffing

Toen Josephus Abts zijn burgemeesterschap beëindigde eind 1842 had hij reeds vijfmaal middelen in de begroting voorzien om de bestrating van de Nijvelsebaan aan te pakken, maar er was nog steeds geen kassei gelegd. Dit duurt zo verder tot 1845. Dan komt er plots beweging in de zaak. In de begroting van 1845 was reeds een belasting op honden en 5 opcentiemen grondbelasting voorzien voor de weg Leuven-Overijse. Daarenboven zien burgemeester en schepenen af van hun wedde van het jaar 1845 ten voordele van de gemeentekas.

Op 9 maart 1845 beslist de gemeenteraad de 1.579,78 fr voorzien in de begroting te gebruiken voor de eerste werken van bestrating.

Op 8 augustus 1845 wordt de aanbesteding van 500 m2 bestrating voor 775,60 fr goedgekeurd.

Op 5 september 1845 wordt beslist 2 percelen land op de Veeweide te verkopen (geschat op 1.380 fr) ook voor de bestrating.

Op 15 september 1845 beslist de gemeenteraad dat de gemeente zelf het vervoer van kasseien en zand zal doen en corveeën en prestaties in natura zal opleggen aan de inwoners. Er zijn ook giften en vrijwillige prestaties van inwoners.

Op 8 april 1847 gaat de gemeente een lening aan van 2.400 fr op 12 jaar aan 4% bij het Bureel van Weldadigheid.

Op 12 juni 1847 is de bestrating uitgevoerd over een lengte van 748,75 m.

Op 15 juli 1847 moet de gemeenteraad aanvaarden dat de prijs per meter bestrating verhoogd werd van 2,80 fr naar 3,10 fr.

Op dezelfde zitting beslist de gemeenteraad canadabomen in de gemeentelijke weiden te verkopen in 1848 voor een verhoopt bedrag van 4.000 fr.

Op 11 november 1847 wordt beslist, als werkverschaffing aan de arbeidersklasse tijdens de wintermaanden, de bestratingswerken voort te zetten met zandstenen uit de ontdekte steengroeven van de heer burgemeester, die er de opdelving van toestaat ten voordele van de gemeente.

Op 12 februari 1852 geeft de gemeenteraad van Korbeek-Dijle, als aangrenzende gemeente, gunstig advies aan de vraag van Heverlee aan de hogere overheid om tol te mogen heffen op het geplaveide deel van de Sint-Jansbergsesteenweg in de richting van Leuven. Heverlee is de eerste gemeente die tol wil heffen en zal een tol vragen gelijk aan 3/5 van de tol die geheven wordt op de wegen van de Staat en de Provincie.

Op 3 maart 1853 wordt een tweede stuk bestrating - ditmaal 1.662 m - als uitgevoerd aanvaard. Maar er is een tekort aan middelen omdat de prijs van de kasseien verhoogd is van 2,70 fr/m2 naar 2,95 fr/m2 en omdat er minder subsidies werden toegekend dan verwacht.

Op 7 april 1853 zijn de werken volledig uitgevoerd over een lengte van 2.452,50 m en een breedte van 2,90 m.

Onmiddellijk daarna doet de gemeente een aanvraag aan de hogere overheid om op de gekasseide baan tol te mogen heffen in beide richtingen, gedurende 10 jaar, om de intresten op de lening te kunnen betalen, en zij vraagt de tol vast te stellen op de helft van wat Staat en Provincie vragen op hun wegen. Vanaf 15 februari 1854 treedt de tolheffing in voege.

Enkele maanden later volgt ook Neerijse met een tolheffing en twee jaar later ook Loonbeek.

Het tolrecht wordt verpacht. In 1858 bracht dat voor Korbeek-Dijle 475 fr op.

Na verloop van 10 jaar doet elk van de betrokken gemeenten - Heverlee, Korbeek-Dijle, Neerijse en Loonbeek - een aanvraag voor een verlenging van het tolrecht (ook bareelrecht genoemd) met een nieuwe periode van 10 jaar, wat door de hogere overheid wordt toegestaan.

Op 26 oktober 1866 behandelt de gemeenteraad een vraag van de provinciegouverneur tot opheffing van de tolbarelen. De raad wijst die vraag echter af om begrotingsredenen.

De tijdsgeest lijkt echter te evolueren. Is het wel normaal dat gemeenten grote verkeerswegen over hun grondgebied zelf moeten onderhouden en daarvoor op tolheffing zijn aangewezen? Op 4 januari 1874 vraagt de gemeenteraad dat de Regering het onderhoud van de weg Leuven-St.Jansberg zou overnemen. Op 3 mei 1875 drukt de gemeenteraad de wens uit, bij een aanvraag van de gemeente Heverlee om het bareelrecht 1 jaar te mogen verlengen, tegelijk met hun gunstig advies, dat het bareelrecht zou worden afgeschaft.

Dertien jaar later niettemin, in 1888, zal Sint-Joris-Weert nog een aanvraag doen om nog 10 jaar tol te mogen heffen op twee wegen. Korbeek-Dijle is er dan uiteraard tegen “omdat het schadelijk is voor de handelaars en de landbouwers, vooral in deze tijd van algemene crisis”.

(wordt vervolgd)

Cyriel Letellier

Koptische christenen

(Gelezen In Tertio Van 28 Augustus 2013)
Egyptische agenten en soldaten laten koptische christenen vaak aan hun lot over wanneer ze aanvallen te verduren krijgen. Dat meldt Human Right Watch (HRW) op basis van gesprekken met getuigen, priesters en activisten. De mensenrechtenorganisatie heeft alleen al in de afgelopen weken tientallen geweldsincidenten tegen koptische kerken genoteerd.

Span een draad … naar mensen … en naar God!

Dat was het thema van de openluchtmis met Korbeekkermis.

Hier enkele beelden van die sfeervolle dag:

Week 2013-37 - Korbeekkermis 2013 007Week 2013-37 - Korbeekkermis 2013 020Week 2013-37 - Korbeekkermis 2013 025

Gebed van de week: Zalig

Zalig is het, Heer,

te mogen leven,

in en uit te ademen

lucht en liefde te ontvangen

en terug te kunnen geven.

’t Is waar,

het voelt niet altijd zo,

maar de zon vanmorgen

en dat leuke liedje op de radio,

de geurige koffie

en het mopje op de scheurkalender,

het stootje van de poes

en de glimlach van de buur.

En te weten

dat Gij er zijt,

dat geeft mij rust

en vertrouwen.

Ik kan de dag weer aan.

Uit het boek Onderweg van Wies Merckx

woensdag 4 september 2013

Burgemeesters Van Korbeek-Dijle Tussen 1800 En 1976 – deel 5

Verkiezingen van 10 oktober 1857

Naast de overleden J.B. Berthels verdwijnen J.B. Ronsmans en G.F. Cappuyns. In hun plaats komen: Joannes Franciscus Neefs, Franciscus Cammaerts en Antonius Berthels.

Joannes Franciscus Neefs (°Bertem 1799/ +Korb.D.1876) was de bouwheer van de vierkantshoeve op de hoek van Ormendaal en de Sint-Jansbergsesteenweg en de vader van Guilielmus Neefs (Lepper), naar wie ik de vierkantshoeve “het Hof van Lepper” heb genoemd. Het is dezelfde Neefs als deze die op 12 december 1843 tot ereveldwachter werd aangesteld (zie verder ondertitel “De veldwachters”).

Franciscus Cammaerts (1809-1880) was een zoon van Andreas Cammaerts die lid was van het Bureel van Weldadigheid van 1829 tot aan zijn dood in 1838.

Antonius Berthels (1829-1886) was een zoon van Jan Baptist Berthels die gemeenteraadslid was van 1848 tot aan zijn dood in 1854. Antonius was de vader van Mille Bettel, Lewie de Scheper en de Stanje en een oom van Bert van Siske.

De gemeenteraad zag er dan als volgt uit:

-Remi Prosper Honnorez-Goubau, burgemeester

-Joannes Josephus Coeckelberghs, schepen

-Joannes Franciscus Mommaerts, schepen

-Petrus Franciscus Creffier, raadslid

-Joannes Franciscus Neefs, raadslid

-Franciscus Cammaerts, raadslid

-Antonius Berthels, raadslid (komt voor de eerste maal naar de raad op 2 juni 1859)

Afbranden van de kerk op 27 september 1858

In zitting van 30 november 1858 stelt de gemeenteraad vast: dat de arrondissementsarchitect een bestek heeft opgesteld ten bedrage van 41.427,29 fr voor de bouw van een nieuwe kerk, dat in het budget van de gemeente geen beschikbare fondsen zijn, maar dat de gemeente niettemin zoveel mogelijk wil bijdragen in de vermelde uitgave; en stemt bijgevolg een som van 2.600 fr voor de bewuste nieuwbouw.

Waarschijnlijke verkiezingen van 1860

Philippus Mommaerts (Fluppes) (1804-1869) komt erbij op 20 september 1860 in de plaats van zijn broer Joannes Franciscus Mommaerts (Jan Cisses) (1808-1885) die al afwezig was in de gemeenteraad sinds begin 1860.

Op de gemeenteraad van 17 juni 1861 treedt Philippus Mommaerts voor het eerst op als schepen.

De gemeenteraad ziet er dan als volgt uit:

-Remi Prosper Honnorez-Goubau, burgemeester

-Joannes Josephus Coeckelberghs, schepen

-Philippus Mommaerts, schepen

-Petrus Franciscus Creffier, raadslid

-Joannes Franciscus Neefs, raadslid

-Franciscus Cammaerts, raadslid

-Antonius Berthels, raadslid

Mogelijke verkiezingen in 1863 en 1866 brengen geen enkele verandering.

Waarschijnlijke verkiezingen van 1869

Op de gemeenteraad van 10 augustus 1870 komt Joannes Franciscus Mommaerts (Soeë van Fluppes) (1839-1910) als schepen in de plaats van zijn vader Philippus Mommaerts (Fluppes) die al afwezig was in de gemeenteraad sinds begin 1869 en overleed op 19 oktober van datzelfde jaar.

Augustinus Josephus (Jef) Cappuyns (1825-1905), een kleinzoon van burgemeester Guilielmus Cappuyns (zie 1.), komt in de plaats van Franciscus Cammaerts.

De gemeenteraad ziet er dan als volgt uit:

-Remi Prosper Honnorez-Goubau, burgemeester

-Joannes Josephus Coeckelberghs, schepen

-Joannes Franciscus Mommaerts (Soeë van Fluppes), schepen

-Petrus Franciscus Creffier, raadslid

-Joannes Franciscus Neefs, raadslid

-Antonius Berthels, raadslid

-Augustinus Josephus Cappuyns, raadslid

Evolutie in de samenstelling van het Bureel van Weldadigheid

Toen Remi Prosper Honnorez burgemeester werd in 1843 was het Bureel van Weldadigheid als volgt samengesteld:

-Egidius Vander Auwera, pastoor

-Josephus Abts

-Franciscus Ludovicus Mommaerts

-Jan Baptist Vande Wyngaerden

-Guillaume De Greef

Remi Prosper Honnorez-Goubau komt vanaf 1 januari 1845 in de plaats van de overleden Franciscus Ludovicus Mommaerts.

Op 2 december 1846 wordt Joannes Franciscus Mommaerts (Jan Cisses) als lid verkozen in de plaats van Jan Baptist Vande Wyngaerden, die ontslag had genomen.

Op 24 januari 1850 wordt Joannes Josephus Coeckelberghs als lid gekozen ter vervanging van Josephus Abts die ontslag neemt, maar pas uittreedt in 1851.

Sedert 28 februari 1837 zijn dus alle leden van het Bureel van Weldadigheid reeds vervangen, behalve de pastoor. In 1851 ziet de samenstelling er als volgt uit:

-Egidius Vander Auwera, pastoor

-Guillaume De Greef

-Remi Prosper Honnorez-Goubau

-Joannes Franciscus Mommaerts (Jan Cisses)

-Joannes Josephus Coeckelbergghs

Op 17 december 1854 wordt Jan Baptist Ronsmans gekozen in de plaats van Remi Prosper Honnorez-Goubau.

Op 22 december 1859 wordt Franciscus Cammaerts gekozen als lid in de plaats van Jan Baptist Ronsmans.

Op 27 december 1860 komt Philippus Mommaerts (Fluppes) (1804-1869) in de plaats van zijn broer Joannes Franciscus Mommaerts (Jan Cisses).

Op 2 december 1867 komt Antonius Berthels in de plaats van pastoor Egidius Vander Auwera, die ontslag had genomen. In 1868 komt er trouwens een nieuwe pastoor in Korbeek-Dijle: Michael Carolus Sel (1810-1879).

Op 9 december 1869 komt Joannes Franciscus Mommaerts (Soeë van Fluppes) (1839-1910) in de plaats van zijn vader Philippus Mommaerts die overleden was.

Het Bureel van Weldadigheid is in 1870 als volgt samengesteld:

-Guillaume De Greef

-Joannes Josephus Coeckelberghs

-Franciscus Cammaerts

-Antonius Berthels

-Joannes Franciscus Mommaerts (Soeë van Fluppes)

Op 21.10.1878 wordt de uittredende Guillaume De Greef vervangen door André De Coster (Driske) (1818-1902), de overgrootvader van Céline De Coster.

Het Bureel van Weldadigheid en de Kerkfabriek

Op 8 oktober 1845 beschikt het Bureel van Weldadigheid over een totaal budget van 1.700 fr (de reserves van de vorige jaren inbegrepen) om de noodlijdende families tijdens de komende wintermaanden bij te staan. Of dat voldoende was blijft een open vraag want de aardappeloogst van 1845 (de totale 60 ha geteelde oppervlakte) werd getroffen door de aardappelziekte. De normale opbrengst van 240 hectoliter/ha werd gereduceerd tot 2 hectoliter/ha en de geoogste aardappelen rotten dag na dag.

Op 12 juni 1847 waren er 601 inwoners in Korbeek-Dijle. Op 12 september 1850 vindt de gemeenteraad dat zij zwaar belast zijn want reeds ongeveer 1 fr per inwoner per jaar betalen aan personenbelasting.

In het gemeentelijk budget van 1849 wordt 100 fr subsidie aan de Kerkfabriek voorzien.

(wordt vervolgd)

Cyriel Letellier

Gebed van de week: September

Dankbaar

voor de zon

voor de tijd

voor de ontspanning

voor de ontmoeting

voor te veel om op te noemen:

uw gave, Heer, was weer oneindig groot.

Nu het gewone ritme zich hervat,

putten wij kracht en enthousiasme

uit de zonnige zomertijd.

Maak dat wij ook in ons dagelijks bezig zijn zelf

de vreugde en de inspiratie vinden

om altijd door te gaan,

samen met vele tochtgenoten,

om uw Rijk vorm te geven,

dag in, dag uit,

tot bron van leven

voor anderen

en voor onszelf.

Uit het boek Onderweg van Wies Merckx

zondag 1 september 2013

Agenda bijgewerkt

Bekijk de bijgewerkte agenda
Toevoegingen/Veranderingen:
- Misvieringen volgende weken bijgewerkt
- activiteiten parochie
- vergaderingen parochiale ploeg en kerkfabriek