woensdag 28 februari 2007

Siske Geys en Betteke Noë


Franciscus Geys (°Bertem 1840/+Leuven 1925), schoenmaker van beroep, en Elisabeth Noë (°Bertem 1838/+Bertem 1920) waren mijn overgrootouders langs moeders moeders kant. Zij waren ook de overgrootouders van mijn zussen (uiteraard): Aline, Frieda en Christiane Letellier; van mijn nichten en kozijns: Richard, Alma, Omer en Willy Carels, Margriet, Guillaume, Simonne, Jos, Frans, Godelieve en Firmin Matthys; van mijn achternichten en achterkozijns: Gaby Putseys (x Kamiel Vanden Plas), Lisette Putseys (x Maurice Vandebeeck(+)) en Arlette Putseys (x François Hendrickx), Pierre Geys(+)(x Irène Carels, de ouders van dokter Luc Geys en de grootouders van Stefanie, Hans en Elien Geys) en Jef Geys (x Angèle Carels, de ouders van Anne Geys).

De andere Geys’en in Bertem en Leefdaal stammen niet af van Siske Geys, maar van zijn kozijn: Louis Joseph Geys, beeldhouwer, geboren te Heverlee in 1837 en getrouwd met Anne Catherine Sterckx, geboortig van Wilsele. Robert Geys(+)(x Mina Vranckx, de ouders van Christiane Geys) en zijn zus Elise Stephanie uit Bertem, en Julia en Emerence Geys uit Leefdaal zijn kleinkinderen van Constantinus Geys (°Heverlee 1866)(x Elisabeth Stephania Van Laer), een zoon van Louis Joseph.
Michaël Geys in Bertem is een achterkleinzoon van Albert Georges Geys, (°Heverlee 1871)(x Maria Sidonia Latoir), een andere zoon van Louis Joseph.

Alle Geys’en in Bertem en Leefdaal, en de bovengenoemde Letellier’s, Carels’en, Matthys’en, Putseys’en, en andere nakomelingen van vrouwelijke Geys’en, zijn dus afstammelingen van de grootouders van Siske Geys en Louis Joseph Geys: Philippus Jacobus Geys (Flup Gaës) (°Heverlee 1763/+Heverlee 1823) en Joanna (Wagne) De Hertoghe (°Terlanen/+Heverlee 1836). Flup en Wagne waren de pachters op “het pachthof van Boogaerts” (het Hof Ter Munck) in de Veldstraat in Egenhoven.

Siske Geys en Betteke Noë woonden in Bertem, in de huidige Ferd. Vanlaerstraat, in de buurt van “het Zwart Schaap” en “het Smal”, twee plaatsen waar “het” toentertijd nog “toverde”. Veel onheil werd door onze voorouders toegeschreven aan toverij, zeker ook in de tijd van Flup Geys en Wagne De Hertoghe. Op het Hof Ter Munck in Egenhoven hadden zij een hele tijd te kampen met zware tegenslag, alle koebeesten stierven er, de een na de ander. De mensen hadden er geen zinnige verklaring voor, en dus staken ze het maar op toverij.

Betteke Noë was de dochter van Petrus Noë (°Bertem 1784/+Bertem 1868) en Elisabeth Bastets (°Bertem 1796/+Bertem 1869). Petrus, kleermaker van beroep, was soldaat geweest onder Napoleon. Volgens de familieoverlevering zou hij, de oorlogsverrichtingen kotsbeu, zoals talloze andere Vlaamse jongens, het Franse leger op een bepaald moment de rug hebben toegekeerd. Na de definitieve nederlaag van Napoleon in de slag van Waterloo (18.6.1815), wou hij getuige zijn van de gruwelijke sporen die de strijd op het slagveld had nagelaten. Hij ging te voet van Bertem naar Waterloo. Daar waagde hij zich echter te dicht bij de grafdelvers. Hij werd opgepakt en moest drie dagen en drie nachten mee helpen doden begraven.

Betteke Noë was al ver in de twintig en maakte nog geen aanstalten om te trouwen, zodat haar ouders zich zorgen begonnen te maken. Haar moeder zei haar: “Jade Bet, wa goide gaë doe, sèves kaume de weivenees oep aa af”, en ze wilde haar koppelen aan een of andere jonge gast. Maar Bet reageerde koppig: “En met daan traaf ek tóch ni”. En dan leerde ze Siske Geys kennen. “Met daan zaak koenne traven emme van den ieste kië dak mei hum oëtging”, aldus Betteke Noë.

Siske Geys was maar drie maanden gast geweest bij een meester-schoenmaker. Toen brak hij zijn been, op dezelfde plaats waar het nog eens gebroken was. Hij heeft daarmee lange tijd in het gasthuis gelegen en er een blijvende handicap aan overgehouden. Ondertussen stond zijn huis vol materiaal om te herstellen zodat hij niet langer bij een meester kon gaan werken. Hij nam dan maar zelf een meester in dienst tot hij de stiel onder de knie had. Van een club jagers die allemaal met natte voeten in hun stamcafé kwamen was er één die zijn schoenen niet moest uitdoen want zijn voeten waren nog kurkdroog. De anderen konden het niet geloven tot hij zijn voeten toonde en uitlegde dat zijn schoenen van Siske Geys kwamen. Sedertdien ging heel de club bij Siske Geys hun schoenen laten maken. Ook voor meester Lambrechts moest hij altijd de schoenen maken, zelfs als Siske al bij zijn zoon Jef woonde in Leuven, die ook schoenmaker was.
Siske Geys kocht zijn zoolleder aan de rol bij Pira in Leuven. Het overleder van de schoenen was, in verschillende maten gereed gesneden, ook te koop bij Pira, in bokskalfsleder voor de mannenschoenen en in chevreau (geitenleer) voor de vrouwenschoenen. Onder de oorlog 14-18 was er eens een rol leder gepikt uit de kelder van Siske Geys. Nadat eerst een vagebond ten onrechte werd verdacht, kon de echte dief toch vrij snel worden ontmaskerd.

Siske Geys was een zeer sociaal en levenslustig man. Pië Pinnoy, een kozijn van Siske Geys, kwam zijn koegarelen laten herstellen bij Siske Geys en hij moest van zijn vrouw Wis vlug terug naar huis komen, maar Pië bleef babbelen met Siske tot middernacht over hunnen jongen tijd. En dan konden ze lachen en hadden ze plezier. Siske Geys zong ook altijd. Hij kende wel honderd liedjes. Hij kon de mensen soms iets wijsmaken, voor de farce. Hij speelde ook toneel. Gebeurtenissen naspelen (revue) was zijn specialiteit. Met kinderen gekscheerde hij graag. Wederzijdse onschuldige plagerijtjes waren schering en inslag, zoals het opdreunen van een versje door Charel Bruggemans en andere rakkers uit de buurt: “Siske Gaës mokt ons waës da Betteke Van Es een toeëveres es”.
Maar Siske was ook een man met een dichterlijke ziel. Hij prees zichzelf en andere ambachtslieden gelukkig: “Ermen duvel pereknecht, gelukkige man da nen ambacht kan”.
Bijna al deze verhalen komen van mijn moeder, Elisa Laes, die haar grootouders op de handen droeg.

Cyriel Letellier

woensdag 21 februari 2007

Lichtmis 2007

Op zondag 4 februari verzorgde KVLV-Korbeek-Dijle haar jaarlijkse lichtmisviering in de kerk. Bij elk van de voorbeden werd een kaarsje aangestoken.


Eén van de voorbeden, uit het leven van vandaag gegrepen, viel op:
We steken een kaarsje aan voor alle mensen die zich niet de laatste GSM of supersnelle computer met een flitsende internetverbinding kunnen veroorloven. Dat wij de deur van onze KVLV-afdeling nooit sluiten voor hen. Laten wij bidden.


Na de voorbeden sprak de priester het wijdingsgebed uit over de kaarsen:
God, Gij zijt de bron en het begin van alle licht.
Zo horen wij reeds in het verhaal van de schepping.
In de tempel zijt Gij Simeon, een rechtvaardig mens, tegemoet gekomen. Gij hebt zijn verwachtingen vervuld, door U aan alle mensen te laten kennen.
Wij vragen U, zegen deze kaarsjes en verhoor het gebed van deze mensen die hier bij elkaar en bij U zijn. Het kwaad en de tegenslag werpen ook op ons leven een schaduw.
Laat het licht van Uw Woord al onze schaduwen verdrijven, zodat hoop en vreugde ons gegeven worden door Uw belofte.
Mogen wij U dat vandaag vragen, door Jezus Uw Zoon en onze Broeder, voor alle dagen van ons leven tot in eeuwigheid?


CL

woensdag 14 februari 2007

De Brabantse Dialecten Deel 2

Dit artikel is het vervolg van Deel 1. De lay-out van de figuur bij het artikel is een beetje ongelukkig uitgevallen en op het plannetje van Vlaams-Brabant zijn de cijfers 6 en 7 omgewisseld. Iets positiever: Op de dag van verschijnen (31 januari 2007) kwam R. Belemans op ROB een tipje van de sluier lichten over het verschil tussen Hagelands en Getelands. In het Getelands zegt men “ich” en “mich” voor “ik” en “mij”, in het Hagelands blijft het “ik” en “mij”.

De h in de Brabantse dialecten
De westelijke helft van het Brabants vormt samen met de aangrenzende Zeeuwse en Vlaamse dialecten een groot zuidwestelijk gebied, dat zich ten zuiden van de taalgrens in de Waalse dialecten voortzet, waar de begin-h in de dialecten niet uitgesproken wordt. Het weglaten van de begin-h is in oorsprong een westelijk verschijnsel, dat volgens Goossens eerst in de late middeleeuwen door de West-Brabanders uit het toen nog toonaangevende Vlaams is overgenomen.

De medeklinkergroep sch
De medeklinkergroep sch- komt in het Nederlands enkel nog voor in het woordbegin. Zij gaat terug op de combinatie s plus k, die in het Middelnederlands nog algemeen gangbaar was b.v. scoe voor schoen, scieten voor schieten, scaven voor schaven. De sch in het midden of op het einde van een woord, in de “oude spelling” (de spelling van De Vries en Te Winkel) b.v. visch, dorschen, werd in het Middelnederlands ook als sk uitgesproken: visk en dorsken.
De sk-uitspraak voor sch- aan het begin van een woord heeft zich gehandhaafd in sommige dialecten. B.v. in de dialecten in het zuidwesten van het Pajottenland, die een uitloper vormen van een gebied met behoud van de sk- met Geraardsbergen als centrum. Ook in de Getelandse dialecten van Landen en omgeving wordt soms nog de sch- als sk- uitgesproken.

De wispelturige r in het Brabants

1.Uitval van r
In het westelijke en centrale deel van Vlaams-Brabant valt de r dikwijls weg op het eind van het woord: bier -> bie, deur -> dui, vuur -> vie, broer -> bruu, schuur -> schuu, voor -> voij, daar -> doo, maar -> moo. Er is behoud van de eind-r in b.v.: boer blijft boer, zwaar -> zwoor, schaar -> scheer, duur -> dier, muur blijft muur, vier blijft vier, zuur blijft zuur. ”Waar” heeft twee vormen in het dialect: ofwel “woor” (de waarheid), ofwel “woo” (waar?).
In alle Vlaams-Brabantse dialecten valt de r bijna steeds weg als ze gevolgd wordt door een d of een t. B.v. woord -> waud, woorden -> waude (in het zuidelijk en zuidoostelijk deel van Vlaams-Brabant, bij ons b.v.) of woore (in het noordwestelijk deel van Vlaams-Brabant en het Pajottenland), kaart -> koot, baard -> boot, paard -> pee(j)d (in ons dialect komt in het meervoud de r terug en valt de d weg: pee(j)re), staart -> stee(j)t, hart -> èt, kort -> keût, duurder -> dieder (terwijl duur -> dier), zwaarder -> zwoder (terwijl zwaar -> zwoor), huurder -> uder, verder -> vedder, dertig -> detteg, veertig -> fiëteg, derde -> dedde (alleen in de deelgemeente Bertem!), vierde -> vidde (alleen in de deelgemeente Bertem!).
Veelal valt de r weg als ze gevolgd wordt door een s. B.v. worst -> weust, gerst -> gest (of geest in Neerijse), kers -> kès, waterkers -> woterkés, kaars -> kees.

2.Inlassen van een r (of een m)
Soms lassen wij in ons Brabants dialect een r in waar er geen staat in het Algemeen Nederlands. B.v. kotelet -> kortelet, sjalot -> sjarlot. In andere dialecten gebeurt dat nog meer. B.v. konijn -> kornijn, venijn -> vernijn. Soms wordt ook een m ingelast. B.v. papier -> pampier, proberen -> promberen.

3.Wisselwerking tussen r en l in verschillende Zuid-Brabantse dialecten
3.1.In woorden met –tel op het einde van een lettergreep en –r(s) op het einde van de voorgaande lettergreep verdwijnt de r. B.v. wortel -> weuttel, spartelen -> spettele, borstel -> beustel, worstelen -> weustele.
3.2.Indien er tussen de –r en de –el een p of een v staat (of soms ook met nog een andere medeklinker) is er plaatsverandering van r en l. B.v. dorpel -> deulper, kervel -> kelver. Soms: orgel -> eulger.
Plaatsverwisseling van letters in een woord kan ook tussen andere letters dan tussen r en l. B.v. praline -> pernil (r gewisseld met klinker en l gewisseld met n).
3.3.Op het einde van een woord wordt –el omgevormd tot –er indien er nog een l voorafgaat. B.v. sleutel -> sluiter, lepel -> leiper, vlegel -> vleger, vleugel -> vluiger. In een zeldzaam geval moet er zelfs geen l voorafgaan. B.v. bengel -> binger.
3.4.Het omgekeerde kan zich ook voordoen. De eind-r wordt soms vervangen door een l. B.v. schorseneer -> schorseneil, jenever -> jenèvel.
3.5.In de deelgemeente Bertem wordt de begin-l van “liberaal” vervangen door een r: “riberool”. Dit lijkt wel een unicum. Het verschijnsel wordt niet beschreven door Belemans en Goossens.

4.Vervanging van een dubbele d door een dubbele r
Opvallend in de deelgemeente Bertem is het vervangen van dd door rr. B.v. schudden -> schurre, wedden -> weurre. Of in twee stappen: heb je -> édde -> érre, doe je -> dudde -> durre, ben je -> zèdde -> zèrre, ga je -> goëdde -> goërre, sta je -> steudde -> steurre. Maar Bertem staat hier niet alleen. In het Pajottenlands is het verschijnsel nog veel meer uitgesproken. B.v. schudden -> schirren, kudde -> kirre, middel -> mirrel, midden -> mirren. Of in twee stappen: bed -> bedde -> berre, pad -> padde -> parre, klod -> klodde -> klorre, vod -> vodde -> vorre, wat -> wadde -> warre, dat -> dadde -> darre.

5. De eind-n
De –n op het einde van werkwoorden en de meervouds-n worden in de meeste Brabantse dialecten (zoals in het Algemeen Nederlands) doorgaans niet uitgesproken, behalve vóór een woord dat begint met een klinker. In de zuidwestelijke en de noordwestelijke rand van het Pajottenland wordt de eind-n wel uitgesproken.

Typisch voor de deelgemeente Bertem is nog de lange ee waar in het dialect van de omliggende dorpen een lange èè voorkomt. B.v. ver -> vèèr -> veer, serre -> sèèr -> seer, ster -> stèèr -> steer, kar -> kèèr -> keer, Albert -> Albèèr -> Albeer, Omer -> Omèèr -> Omeer, krijt -> krèèt -> kreet.

Typisch voor de ganse fusiegemeente Oud-Heverlee is de ui van het Algemeen Nederlands die omgevormd wordt tot éje. B.v. huis -> éjes, muis -> méjes, buis -> béjes, buiten -> béjete, ruit -> réjet. In Groot-Bertem en Neerijse zegt men, respectievelijk: oës, moës, boës, boëte, roët.

Nog een speciale woordcombinatie die het vermelden waard is: langs hier -> lastie (in de meeste van onze dorpen), maar in de deelgemeente Bertem wordt het: lantie.

In Leefdaal is er al duidelijk Brusselse invloed. Mijn vader -> maë pa (korte a) of maë poepá (klemtoon op de tweede lettergreep).

Cyriel Letellier

woensdag 7 februari 2007

Zet Je Deur Maar Open

Op zondag 21 januari was er in de kerk van Korbeek-Dijle de startviering van de Eerste Communie, onder het thema: Zet je deur maar open! Zes jongens en meisjes begonnen hun voorbereiding op de Eerste Communie.



Zij lazen de schuldbelijdenis. Zij gaven hun naam op. Zij kregen een werkmap van de priester. En zij mochten een deurtje openen waarachter hun foto prijkte. Zo zetten zij de deur van hun hart open voor Jezus.



Tijdens de voorbeden bad één van de ouders:
Lieve God, vandaag is een belangrijke dag voor onze kinderen en voor ons. We leggen reeds zeven jaar de sleutel tot het geloof in hun hart. Wij bidden U: help ons verder om hen te laten opgroeien tot fijne mensen die hun deur willen openzetten voor iedereen.

En op het einde van de viering beloofden de ouders plechtig, vooraan in de kerk, tijd en ruimte te maken om samen met hun kinderen de weg van Jezus te gaan.
C.L.