Onze Sint-Bartholomeüskerk
De
kerk van Korbeek-Dijle werd gebouwd in 1860. Zij vervangt een vroegere kerk in
primitieve romaanse stijl met een stompe toren die dagtekende uit de 9de
of 10de eeuw en afbrandde in 1858. Ze is opgetrokken in rode
baksteen. Witte zandstenen banden, misschien iets te uitbundig aangewend,
verbreken de eentonigheid.
De
huidige kerk is in hoofdzaak neoromaans. Ze geeft een fraaie 19de-eeuwse
interpretatie van de romaanse architectuur met haar steunberen, haar rondbogen
boven vensters en deuren, en met het kleine roosvenster in de toren. Een mooie
band van lisenen is speels onder de kroonlijst aangebracht. De punten van de
torenspits doen denken aan de Rijnlandse kloosterkerken. Het interieur bevat
naast overwegend neoromaanse elementen ook neogotische zoals de bundelzuilen en
het gewelf.
De kerk is in 1988-1989 mooi gerestaureerd en kreeg kleurige moderne glasramen.
Onze Patroonheiligen
Bartholomeüs
Hij
was een der twaalf apostelen, ook Natanaël genoemd. Hij was afkomstig uit Kana
in Galilea. Na de hemelvaart van Jezus en de komst van de Geest over de
leerlingen, zou Bartholomeüs het evangelie hebben verkondigd in India. Volgens
de overlevering werd hij in Armenië levend gevild. Daardoor wordt hij in de
kunst vaak afgebeeld met zijn huid over de arm en een mes in de hand.
De
feestdag van Sint-Bartholomeüs is 24 augustus. Als dit een zondag was, of
anders de zondag erna, ging de processie uit en was het kermis in
Korbeek-Dijle. Sedert 1996 is de processie vervangen door een plechtige
openluchtmis. Daarna wordt er gefeest.
Stefanus
Hij
was een der zeven Griekssprekende leerlingen van Jezus die uitgekozen werden om
de apostelen te helpen bij de armenzorg. Deze zeven mannen worden gewoonlijk de
zeven diakens genoemd.
Stefanus
wordt beschreven als een man met een groot geloof en vol van de Heilige Geest.
Na zijn aanstelling tot aartsdiaken van de Sionskerk in Jeruzalem, verrichtte
hij grootse daden en wonderen onder het volk. Joodse tegenstanders brachten hem
echter met valse beschuldigingen voor de Hoge Raad in Jeruzalem, waar hij te
zijner verdediging een lange redevoering hield. De halsstarrige Joden
beschuldigden hem hierop van godslastering tijdens zijn redevoering, sleurden
hem de stad uit en doodden hem door steniging. Hij was de eerste martelaar van
de jonge kerk.
De feestdag van Sint-Stefanus valt op 26 december. Op deze dag als het een zondag was, of de zondag erna, was het vroeger ook kermis in Korbeek-Dijle.
Onze Sint-Stefanuskunstschatten
Het retabel
Op
28 juli 1522 hebben E.H. Egidius (Gilles) Stevens, toen pastoor van
Korbeek-Dijle, en de kerkmeesters een retabel voor de kerk besteld bij de
Leuvense kunstschilder Jan Vander Couteren. Eén der vereisten was: het retabel
moest kant-en-klaar geleverd worden veertien dagen vóór Kerstmis van dat jaar.
De Leuvense schepenkamer was getuige. Een week na de bestelling werd voor
dezelfde schepenkamer een akte opgemaakt en werden de moeder, de broer en de
schoonbroer van de schilder als borgen aanvaard. De oorspronkelijke teksten van
de bestelling en van de aanstelling van de borgen berusten nog altijd in de
archieven van het Leuvens stadhuis.
Het
middengedeelte van het retabel, het houtsnijwerk, stelt taferelen voor uit het
leven van de eerste martelaar. Geruime tijd heeft men gemeend dat dit
houtsnijwerk door een Leuvens beeldsnijder werd uitgevoerd. Volgens pastoor
Bogaerts (Hij was hier pastoor van 1891 tot 1917 en heeft de geschiedenis van
Korbeek-Dijle geschreven) zou Jan van Kessele mogelijk de uitvoerder geweest
zijn; hij had reeds meer voor de kerk van Korbeek gewerkt. Grondige studies
enkele tientallen jaren geleden toonden aan dat het beeldsnijwerk door een
Brussels atelier werd gemaakt. Een beeldhouwershamer, het keurmerk van de
Brusselse beeldsnijders, op één van de beeldgroepen in het midden van het
retabel lijkt dit te bevestigen. Op de zijkant van de retabelkist vindt men ook
de “Passer-en-schaaf” van de Brusselse schrijnwerkers.
Jan
Vander Couteren schilderde zelf de zijluiken. Zij vertellen de vinding van de
relieken van Sint-Stefanus buiten Jeruzalem en de overbrenging ervan naar Rome.
Op het luik helemaal links ziet men de opdrachtgever, pastoor Stevens. Naast
het hoofd van de priester staan de Latijnse initialen van de kunstenaar: Y.C.
Als het retabel gesloten is, tonen de achterkanten enkele miraculeuze
genezingen in het middeleeuwse Korbeek-Dijle.
Het
mag een wonder heten dat het retabel zich nog steeds in Korbeek-Dijle bevindt.
Het overleefde de beeldenstorm, de Franse Revolutie (toen werd het openbaar
verkocht, maar ingekocht door een inwoner van Korbeek, die het terug aan de
kerk schonk) en de kerkbrand van 1858 (toen was het in herstelling bij de
gebroeders Goyers te Leuven). Het kwam ook zonder veel schade door de beide
wereldoorlogen. Een Duitse artilleriegranaat kwam wel op 16 mei 1940 in de kerk
terecht, maar kwam gelukkig niet tot ontploffing.
Een retabel is in feite een beeldverhaal uit de vorige eeuwen. Immers de gewone mensen - op enkele uitzonderingen na - konden lezen noch schrijven.
Het Beeld
Korbeek-Dijle
bezit naast het Sint-Stefanusretabel ook nog een beeld van deze martelaar. De
heilige wordt hier afgebeeld als diaken.
In
zijn rechterhand houdt hij een geopend boek terwijl hij in een mantelplooi met
de linkerhand de stenen draagt waarmee hij gedood werd.
Het
beeld is 90 cm hoog en gepolychromeerd. Het werd rond 1500 door Henderick
Roosen (of Roesen) gemaakt uit eik. (Hij heeft ook het Leonardusbeeld van
Zoutleeuw gemaakt.)
Het retabel en het beeld zijn door de zorgen van “Monumenten en Landschappen” tegen diefstal en vandalisme beveiligd.
Onze Mariakapelletjes
Aan de Veeweide
Op
de hoek van de Veeweide met de Nijvelsebaan staat een bakstenen kapelletje
daterend van 1855. Volgens een oude prentkaart Kapel van de H. Rozenkrans of ook nog Kapel ter Olmen genoemd. Waarom dit kapelletje werd opgericht is
niet duidelijk. De inscriptie “Alle
geslachten zullen mij zalig noemen” geeft geen aanwijzing terzake.
Misschien
kan de lokale geschiedenis ons op een spoor brengen. De grond waarop het
kapelletje gebouwd werd, hoorde bij het Hof van Overbist, de vierkantshoeve aan
de overzijde van de Veeweide; enkel de ruïnes van de schuur blijven nu nog
over.
In de eerste helft van de 19e eeuw waren Franciscus Mommaerts en zijn vrouw Elisabeth Decoster de boeren en eigenaars van Overbist. Zij hadden tien kinderen, zes jongens en vier meisjes, geboren tussen 1802 en 1823. De vier meisjes hebben geen geluk gehad. Catharina (o1802), gehuwd met Josephus Coeckelberghs, overleed in 1837 en liet twee dochters na. Anna (o1806) overleed enkele weken voor haar tweede verjaardag. Theresia (o1815), gehuwd met Carolus De Coster in 1835 toen die burgemeester was van Korbeek-Dijle, bleef in 1841 als weduwe achter met twee kinderen: Ludovicus en Elisabeth De Coster. Zij is nooit hertrouwd en baatte later de hoeve Overbist verder uit samen met haar broer Carolus. Coleta (o1820) ten slotte, gehuwd met koster Guilielmus Antonius Cappuyns, werd weduwe in 1849. Zij had geen kinderen.
Vader
Franciscus Mommaerts overleed in 1844 en moeder Elisabeth Decoster in 1846. In
maart 1851 werd hun nalatenschap verdeeld onder de acht overlevende kinderen
Mommaerts en de twee kleinkinderen Coeckelberghs. Theresia erfde het hof
Overbist en de grond er omheen (1ha 64a 20 ca). Coleta erfde o.a. een stuk
grond van 33a 53ca langs de andere zijde van de Veeweide. Nadat Coleta in
oktober 1851 was hertrouwd met Hermanus Bruffaerts uit Neerijse, en aldaar ging
wonen, verkocht zij in 1853 haar grond langs de Veeweide aan haar zuster Theresia.
In
1855 was Theresia Mommaerts, weduwe van gewezen burgemeester Carolus De Coster
en eigenares en mede-uitbaatster van het Hof van Overbist, dus ook eigenares
van de grond waarop in dat jaar het kapelletje werd opgericht. In een witte
zandsteen, in de punt van de voorgevel, staat: “TMM” boven “1855” gebeiteld.
Mogelijk zijn deze letters de afkorting van de naam van de oprichtster. Wat kan
de reeds fel beproefde Theresia Mommaerts, toen 40 jaar oud, ertoe hebben
aangezet een kapelletje te laten bouwen?
De
geschiedenis vertelt ons dat vanaf 1845 de aardappeloogsten verschillende jaren
mislukten door de aardappelziekte, wat tot grote hongersnood leidde. In de
periode 1847-1849 woedde in onze streken ook een moordende cholera-epidemie.
Maar het jaarlijks aantal overlijdens in Korbeek-Dijle is niet abnormaal hoog
in de bewuste periode. Waarschijnlijk werd Korbeek-Dijle van het ergste onheil
gespaard, en mogelijk werd het kapelletje opgericht uit dankbaarheid. Of
misschien wilde de oprichtster de bescherming van Onze-Lieve-Vrouw afsmeken
tegen een herhaling van dergelijke rampspoed en ziekte.
Theresia
Mommaerts overleed in 1887. Haar dochter Elisabeth De Coster, de nieuwe
eigenares van Overbist en het kapelletje, gehuwd maar kinderloos, volgde haar
reeds in 1898. De man van Elisabeth, Tiberius van Hamme, erfde het
vruchtgebruik, en haar broer, Ludovicus De Coster, die brouwer was in Leuven,
de naakte eigendom van haar goederen. Alles werd openbaar verkocht op 11
november 1898 en Ludovicus De Coster kocht o.a. de grond met het kapelletje
erop. Op de zitdag van de eindelijke toewijzing vestigde de notaris de aandacht
op het eeuwigdurend bestaansrecht van het kapelletje met de volgende toelichting:
“Ingeval de koper van het betrokken perceel een gebouw wil optimmeren op de
plaats waar de kapel staat, zal hij verplicht zijn in de gevel van zijn gebouw
een kapelleken te metselen om het bestaan dezer kapel te herinneren.”
Het
kapelletje van de Veeweide was indertijd een rust- en keerplaats van de
processie als die uitging naar den Dries. In 1997 werd het door bereidwillige
handen onder de stuwende kracht van Frans Vanderlinden grondig hersteld en de
omgeving verhard.
Tot
in 2003 was een afstammeling van Ludovicus, nl. Henri De Coster uit Leuven
eigenaar van een lapje grond van 10 m2 waarop het kapelletje staat.
Na zijn overlijden hebben zijn zonen Ferdinand en Jean de grond met het
kapelletje erop geschonken aan de vzw Vereniging der Parochiale Werken Gewest
Leuven, Afdeling Korbeek-Dijle.
Aan de Ruwaal
Een
ander kapelletje, in een nis van een driehoekig bouwwerk op een sokkel, werd in
1936 opgericht op de hoek van de Ruwaalstraat en de Nijvelsebaan. Het draagt de
inscriptie: HERINNERING AAN HET 25-JARIG BESTAAN VAN DEN BOERINNENBOND
1911-1936.
Het
staat op grond die eigendom is van de familie De Bontridder. Deze familie heeft
wel erg nauwe banden met de Boerinnenbond, ondertussen van naam veranderd in
KVLV (Katholiek Vormingswerk van Landelijke Vrouwen) en nadien in “FERM”. Zij
leverde vier generaties na mekaar de plaatselijke voorzitster, achtereenvolgens:
Clemence De Bontridder-Vanderveken, Maria De Bontridder-Van Geel, Lea
Letellier-De Bontridder en Inge Van Asbroeck-Letellier.
Aan de Kleinebroekstraat
Sinds
mensenheugenis hangt er ook een kapelletje aan de linde op de hoek van de
Kleinebroekstraat en de Nijvelsebaan. De familie Deboet verzorgde het meer dan
70 jaar als een kleinood van Mariaverering. De grond waarop de linde staat is
hun eigendom. Als de processie uitging naar de Beek - voor de laatste maal in
1995 - werd er ook een rustaltaar geplaatst. Van daar keerde de processie terug
richting kerk.