Historiek Korbeek-Dijle

Korbeek-Dijle wordt de eerste keer in oude geschriften vermeld in 1210. Toen heette het Corbais; dat is afgeleid van de Germaanse woorden “kurta baki” (korte beek). 

Burgerlijke geschiedenis

In de Middeleeuwen was het dorp opgedeeld in een noordelijk en een zuidelijk deel die afhingen van twee verschillende heerlijkheden: de ene behoorde aan een familie uit Brussel, de andere aan een uit Leuven. In 1628 werden deze heerlijkheden verenigd. Filips IV van Spanje verhief in 1661 Korbeek-Dijle, samen met de heerlijkheid Steenberg, tot baronie voor de familie van Dongelberg.

In 1696 werden de heerlijke rechten over Korbeek-Dijle gekocht door Guilielmus Franciscus Jacobs uit Leuven en werd het dorp terug een heerlijkheid.

In 1732 volgde Dorothea Henriette Jacobs haar vader Guilielmus Franciscus op. Zij was gehuwd met jonkheer Urbanus Franciscus Josephus Crabbeels d’Ormendael.

In 1787 trad hun zoon Philippus Ludovicus Josephus Crabbeels d’Ormendael aan als laatste echte heer van Korbeek-Dijle. Daarna hebben de Franse Revolutie en de inlijving van de Oostenrijkse Nederlanden bij Frankrijk in 1795 een einde gemaakt aan de feodale structuren. Van toen af waren wij een gemeente.

De nieuwe grondeigenaars van na de Franse Revolutie, de families Goubau en daarna Honnorez, waren ook de nieuwe kasteelheren. Zij traden een beetje in de plaats van de vroegere heren van Korbeek-Dijle. Remy Prosper Honnorez (1811-1872), gehuwd met Julia Goubau en tot de adelstand verheven op 2.9.1842, bezat in 1854 ruim 26% van de oppervlakte van de gemeente in eigendom. Hij was hier burgemeester van 1843 tot 1872. Zijn zoon Joseph Dieudonné Honnorez (1844-1912), levenslustige vrijgezel, volgde hem op als burgemeester van 1872 tot 1883.

Daarna kwam het bestuur van Korbeek-Dijle definitief in handen van gewone Korbeekse burgers.

Kerkelijke geschiedenis

Eerst hoorde de parochie tot het bisdom Kamerijk (Cambrai). De Dijle vormde de grens tussen dat bisdom en het bisdom Luik. In 1559 werd Korbeek-Dijle ingedeeld bij het aartsbisdom Mechelen. In het Ancien Régime (vóór 1795) was de parochie ook nog schatplichtig aan de Sint-Michielsabdij van Antwerpen; zij bezat het tiendenrecht.

De neoromaanse Sint-Bartholomeüskerk werd in 1860 gebouwd. Ze bezit een kostbaar laatgotisch snijaltaar uit 1522, dat de geschiedenis van Sint-Stefanus voorstelt.

 

Beschrijving

Korbeek-Dijle is gelegen aan de linkeroever van de Dijle. Het heeft een oppervlakte van 412 ha en telt 843 inwoners (31 december 2021). Op 1 januari 1977 fusioneerde het met Bertem en Leefdaal tot de nieuwe gemeente Bertem. Ruw geschetst heeft Korbeek-Dijle drie delen : het middendeel is “het Dorp”; het deel grenzend aan Heverlee is “den Dries” en het deel grenzend aan Neerijse “de Beek”.

Het uitzicht van Korbeek-Dijle wordt in grote mate bepaald door zijn bodemkundige verscheidenheid. Als we vanaf de Dijle - de zuidoostelijke grens van het dorp - in noordwestelijke richting wandelen naar de Bredeweg - een oude Romeinse heerbaan op de grens van de stroomgebieden van Dijle en Voer - dan bevinden we ons eerst in het Broek, goed ontwaterde weidegronden. De geologen noemen dit de oeverwallen. Daarna komen we in een band waterrijke, moerassige gronden met rietbegroeiing, met kreupelhout en met plaatselijke aanplantingen van Canadese populieren, door de geologen komgronden genoemd. Nu zijn dit grotendeels waterwinningsgebieden. Noordwestwaarts van de moerasband begint een langzame klim naar de hogergelegen velden met een strook van geleidelijk minder vochtige graasweiden. Op de scheidingslijn tussen moeras en weideland bevinden zich talrijke bronnen. Een zeer heuvelachtig gebied met diepe holle wegen en hoofdzakelijk akkerland, vormt ten slotte de verbinding tussen de vallei en de cultuurgronden van het noordwestelijk plateau. 

Bewoning

De bewoning heeft zich vooral geconcentreerd in de band tussen de moerassen en de heuvels, langs de Korbeekse Kerkstraat en langs de Nijvelsebaan, de huidige hoofdstraat van Korbeek-Dijle. (Vroeger liep de hoofdstraat langs “Drieskensberg”, door de huidige Korbeekse Kerkstraat en Beekstraat naar de grens met Neerijse; het overeenkomend deel van de Nijvelsebaan is van latere datum.) Dwars op de Nijvelsebaan lopen enkele woonstraten tussen de moerassen door tot in het Broek. In geologische termen: deze straten ontstonden op puinkegels, lichtjes hoger gelegen, drogere stroken van aangespoeld slib en organisch afval uit de nabijgelegen heuvels. Aan de overzijde palmt meer recente bebouwing stilaan de eerste heuvelflanken in.

De 18e en de 19e eeuw waren ook in Korbeek-Dijle - zoals op vele andere plaatsen - rijk aan prestigieuze boerderijen, waarop het leven in onze streken toen bijna volledig was afgestemd. Denk aan de pachthoven van Ormendaal, Overbist, Luezenborg (later Blyenberg) en het Begijnhof. (Andere, alhoewel vermeld, kunnen niet gesitueerd worden: hoven van Santvoort en van Bajus.) Zij bevonden zich op de betere gronden ten noordwesten van het moeras. De mindergegoeden, dagloners en kleine boeren, waren voor hun huisjes in leem of baksteen hoofdzakelijk aangewezen op de dwarswegen doorheen de moerassen.

Omwille van zijn vruchtbare leemgrond is Korbeek-Dijle steeds een landbouwdorp geweest. Zijn landelijk uitzicht is nog altijd gaaf bewaard.