donderdag 25 januari 2007

De Brabantse Dialecten Deel 1

Brabants in de brede betekenis van het woord wordt gesproken in de Nederlandse provincie Noord-Brabant en in de Belgische provincies Antwerpen en Vlaams-Brabant.

Ik zal mij beperken tot de dialecten van Vlaams-Brabant. In hun “Woordenboek van de Brabantse dialecten, Deel III, Inleiding & Klankgeografie” delen lic. R. Belemans en dr. J. Goossens de Vlaams-Brabantse dialecten als volgt op: Kleinbrabants, Pajottenlands, Centraal Zuid-Brabants, Zuiderkempens, Hagelands en Getelands. Aan de hand van bijgaande kaart van Vlaams-Brabant zal ik de “taal”gebieden van deze dialecten zo goed mogelijk omschrijven.



Kleinbrabants
Hier kunnen we onmiddellijk vaststellen dat provinciegrenzen geen taalgrenzen zijn. Kleinbrabants wordt gesproken in drie verschillende provincies, nl. in:
1 = provincie Antwerpen: Bornem, Sint-Amands, Puurs, Willebroek en de deelgemeenten van Mechelen: Heffen, Leest en Hombeek.
2 = provincie Oost-Vlaanderen: Buggenhout.
3 = provincie Vlaams-Brabant: Londerzeel, Kapelle-op-den-Bos, Zemst (zonder Hofstade en Elewijt), Opwijk (zonder Mazenzele), Merchtem (zonder Brussegem en Hamme), de deelgemeente Wolvertem van Meise, en Grimbergen (zonder Strombeek-Bever).

Pajottenlands
Gesproken in:
4 = Mazenzele (deelgemeente van Opwijk), Brussegem en Hamme (deelgemeenten van Merchtem), Meise (alleen de deelgemeente Meise), Affligem, Asse, Wemmel, Strombeek-Bever (deelgemeente van Grimbergen), Liedekerke, Ternat, Dilbeek, Roosdaal, Lennik, Sint-Pieters-Leeuw, Gooik, Galmaarden, Bever, Herne, Pepingen, Halle (zonder 7 = deelgemeente Buizingen) en Brussel (de 19 gemeenten van het Brussels Gewest).
5 = Lot (deelgemeente van Beersel).

Centraal Zuid-Brabants
Gesproken in:
6 = Hofstade en Elewijt (deelgemeenten van Zemst), Boortmeerbeek, Haacht, Kampenhout, Vilvoorde, Machelen, Steenokkerzeel, Zaventem, Kortenberg, Veltem-Beisem en Winksele (deelgemeenten van Herent), Kraainem, Wezembeek-Oppem, Tervuren, Bertem, Huldenberg, Overijse, Hoeilaart, Sint-Genesius-Rode, Beersel (zonder 5 = deelgemeente Lot), Linkebeek en Drogenbos.
7 = Buizingen (deelgemeente van Halle).

Zuiderkempens
Gesproken in:
8 = Keerbergen.
9 = Begijnendijk (alleen de deelgemeente Begijnendijk).
10 = Averbode (deelgemeente van Scherpenheuvel-Zichem).
11 = Deurne (deelgemeente van Diest).

Hagelands
Gesproken in:
12 = Tremelo, Betekom (deelgemeente van Begijnendijk), Aarschot, Rotselaar, Holsbeek, Tielt-Winge (zonder Meensel-Kiezegem), Leuven, Lubbeek (zonder Binkom), Oud-Heverlee, Bierbeek en Boutersem.
13 = Herent (alleen de deelgemeente Herent).
14 = Scherpenheuvel-Zichem (zonder 10 = deelgemeente Averbode en zonder 17 = deel van Kaggevinne).
15 = Molenstede (deelgemeente van Diest).

Getelands
Gesproken in:
16 = Diest (zonder 11 = Deurne en zonder 15 = Molenstede), Bekkevoort, Kortenaken, Geetbets, Meensel-Kiezegem (deelgemeente van Tielt-Winge), Binkom (deelgemeente van Lubbeek), Glabbeek, Tienen, Linter, Zoutleeuw en Landen.
17 = deel van Kaggevinne dat in 1976 bij Scherpenheuvel-Zichem werd gevoegd; het andere deel van Kaggevinne werd bij Diest gevoegd).
18 = Hoegaarden.

Commentaar bij deze indeling:
Het dialect van de Brusselse agglomeratie is eerder westelijk dan oostelijk georiënteerd en werd bij het Pajottenlands gevoegd, maar bekleedt er wel een zeer specifieke plaats.
Merkwaardig is dat het Centraal Zuid-Brabants helemaal doorgedrongen is ten zuiden van Brussel tot in Buizingen, Beersel, Linkebeek en Drogenbos.

De dialectologische grenzen vallen niet altijd samen met de administratieve grenzen van de provincie Vlaams-Brabant. Zo zijn Keerbergen en Begijnendijk dialectologische overgangsplaatsen, die zich in ongeveer gelijke mate zowel tegen hun noordelijke als tegen hun zuidelijke buurgemeenten afzetten. De grens tussen het Zuiderkempens van Keerbergen en het Centraal Zuid-Brabants van Haacht is de Dijle. De Dijle als dialectgrens moeten we trouwens niet zo ver gaan zoeken. Zij trekt ook de grens tussen het Centraal Zuid-Brabants van Korbeek-Dijle en Neerijse en het Hagelands van Oud-Heverlee en Sint-Joris-Weert.

Een groot deel van wat wij gewoonlijk het Hageland noemen hebben Belemans en Goossens als het Geteland bestempeld.

Het West-Limburgse gebied aan de samenvloeiing van Velp, Gete, Herk, Demer en Zwartebeek en het aangrenzende deel van het Vlaams-Brabantse Geteland is een Brabants-Limburgse overgangszone. In de deelgemeenten van het Brabantse Geetbets, Rummen en Grazen (beide ten oosten van de Gete gelegen en van Geetbets-centrum gescheiden door deze rivier), worden Limburgse dialecten gesproken. Omgekeerd zijn er Limburgse plaatsen die dialectologisch bij het Brabants horen. De dialecten van de Limburgse plaatsen: Zelem, Loksbergen, Halen en Zelk (de drie deelgemeenten en een gehucht van de fusiegemeente Halen), Meldert en Linkhout (twee deelgemeenten van Lummen) sluiten aan bij het Getelands.

Er is ook een brede overgangszone tussen de Oost-Vlaamse Denderstreek en Vlaams-Brabant. De dialecten uit de streek van Dendermonde sluiten aan bij het Kleinbrabants en de dialecten van de Denderstreek sluiten aan bij het Pajottenlands.

Voor alle in de gebiedsindeling getekende grenzen geldt uitdrukkelijk dat ze niet gezien moeten worden als scherpe dialectgrenzen. Ze vormen een benaderende afbakening. Voor ieder afgebakend gebied zijn er grenslijnen van dialectverschijnselen te vinden die er dwars doorheen lopen.

Een voorbeeld van bij ons.
In het Centraal Zuid-Brabantse dialect loopt er een merkwaardige breuklijn in verband met het zeggen van het halfuur en in verband met het leggen van de klemtoon. Die breuklijn loopt van noordnoordwest naar zuidzuidoost tussen Erps-Kwerps en Veltem-Beisem, Meerbeek en Veltem-Beisem, Leefdaal en Bertem, Neerijse en Korbeek-Dijle, volgt dan verder de Dijle tussen Neerijse en Sint-Joris-Weert en kruist de Dijle tussen Sint-Joris-Weert en Sint-Agatha-Rode. Ten oosten van die grens (in Veltem-Beisem, Bertem, Korbeek-Dijle, Oud-Heverlee en Sint-Joris-Weert) zegt men voor 6.30 u: “halverzeven” (vergelijk met “halfzeven” in Algemeen Nederlands). Ten westen van die grens (in Erps-Kwerps, Meerbeek, Leefdaal, Neerijse en Sint-Agatha-Rode) zegt men “zesenhalf”.
In de oostelijk gelegen deelgemeenten t.o.v. diezelfde grens zegt men voor Roza: “Ráuza” met de klemtoon op de eerste lettergreep. In de westelijk gelegen deelgemeenten zegt men: “Rozá” met de klemtoon op de laatste lettergreep. Dit geldt voor bijna alle oudere voornamen die eindigen op a, zeker als het om een oudere persoon gaat: Bertha, Frieda, Lea, Julia, Hilda, Elza, Paula, Irma, Gusta, Emma,… In Bertem is “Lizá” een uitzondering op de algemene regel. Normaal moest het aan die zijde van de grens “Lieza” zijn.

Ik denk dat Erps-Kwerps, Meerbeek, Leefdaal, Neerijse en Sint-Agatha-Rode meer de invloed hebben ondergaan van Franstalig Brussel, en sommige van Wallonië (6.30 u = six heures et demie), dan Veltem-Beisem, Bertem, Korbeek-Dijle, Oud-Heverlee en Sint-Joris-Weert.
In de middeleeuwen liep de grens tussen het oostelijke gedeelte van het Frankische Rijk (Austrasië) en het westelijke gedeelte (Neustrië) ongeveer waar nu die halfuur- en klemtoongrens ligt. Daarom zou ik zeggen: in Veltem-Beisem, Bertem, Korbeek-Dijle, Oud-Heverlee en Sint-Joris-Weert spreekt men Austrasisch en in Erps-Kwerps, Meerbeek, Leefdaal, Neerijse en Sint-Agatha-Rode Neustrisch.

Amusant toeval, vele autochtone dialectsprekers in Neerijse en Leefdaal spreken door de neus, dus echt Neustrisch (grapje).

Cyriel Letellier