Al de tweede keer die dag dwaal ik rond in het heiligdom van Imam Reza in Mashad in het uiterste noord-oostelijke puntje van Iran. Op de binnenpleinen rond de fonteinen is er altijd wat te beleven. De verschillende gebouwen er om heen zijn bezet met kleurige mozaïeken: groen en blauw voor de oudste, geel voor de nieuwere.
Saman leidt me rond. Hij is vrijwilliger, negentwintig jaar en doet dit werk zes uur per week. “Voor een betere plaats in het hiernamaals,” zegt hij me.
Imam Reza, de man naar wie dit heiligdom genoemd worsdt, is in de negende eeuw vermoord omdat hij geen steun verleende aan een van de twee broers die vochten om de heerschappij. Hij ligt hier begraven naast de moordenaar van zijn vader. Zijn vader had immers gepredikt tegen die vorige heerser die de islam wilde hervormen, meer werelds en meer eigentijds maken.
In het hart van het heiligdom, de moskee met de graftombe, mag ik niet binnen omdat ik geen moslim ben. Zelfs hierbuiten mag geen fotoapparaat meegebracht worden uit vrees voor aanslagen. Alleen met smartphones mag men beelden maken. Ik heb een oud spul bij me en houd dus heel povere documenten over.
Ondertussen zitten er al honderden gelovigen op de matten in verschillende patio’s en luisteren naar de preek van een ayatollah (een belangrijke moslim-geestelijke) die op reuzengrote schermen vertoond wordt.
Later bij valavond komen er nog eens duizenden vromen toegestroomd voor het avondgebed. Het zijn vooral vrouwen in hun zwarte chadors. Het lijken wel raven die allen dezelfde richting uit trippelen. Mannen in donkere kledij vallen daar tussen veel minder op. Voor de dames is het hier verplicht over hun andere kledij een grote wijde doek te dragen die het hoofdhaar bedenkt, tot de grond reikt en hen helemaal omsluit. Buitenlandse vrouwen kunnen een chador lenen, maar dat zijn witte. Zo ziet men onmiddellijk aan wie de toegang tot de moskee moet geweigerd worden.
De massa kan natuurlijk niet binnen in het gebouw met de graftombe en doet het avondgebed in open lucht. Nu zijn mannen en vrouwen inderdaad gescheiden. Saman leidt me handig weg van de vrouwenkant. “Ik toon je het mooiste zicht op de gouden koepel”, is zijn uitleg.
Het wordt een indrukwekkend zicht als de horden mannen schouder aan schouder staan, samen buigen, knielen, met het voorhoofd de grond raken en weer samen recht komen.
Saman vertelt mij dat hij over zes maanden gaat trouwen. Hij is negenentwintig en moest zolang wachten omdat het zo moeilijk is werk te vinden. Zijn verloofde is redster, hij is microbioloog. In dit land kunnen ze vrij met elkaar omgaan. Alleen binnen hun ouderlijk huis worden zij gechaperonneerd, want seks voor het huwelijk is niet toegestaan. Maar ze kunnen samen wel op reis en een tijdelijk huwelijk aangaan. Ze moeten het alleen luidop aan elkaar beloven, zonder getuigen. Nou ja, zo is het gemakkelijk.
In de stad mogen vrouwen wat losser gekleed gaan. Een doek op het hoofd en een mantel over een broek volstaan. Velen verkiezen zwart, al gaan wat vrijere vrouwen in assorti-kleuren gekleed. De mantel moet volgens de wet tot aan de grond komen, maar de jongeren beperken hem tot ergens tussen de billen en de knieën of net er onder. De hoofddoek schuift nogal eens gewaagd ver op het achterhoofd.
Ik neem de trein naar de hoofdstad en rijd zeven uur op de rand tussen de woestijn en de bergen.
Teheran telde in 2011 twaalf miljoen inwoners op een oppervlakte van iets minder dan de helft van België. De mensen wonen er opeen getast en er wordt continu bijgebouwd.
Zowat honderd jaar geleden werd de stad als met een groot mes op tientallen plaatsen doorsneden, rechtdoor en dwars, om brede straten aan te leggen. Die zitten nu vol met auto’s zoals slangen met schubben. Daartussen slalommen moto’s, rijden in tegenrichting, rijden rechts en slaan plots linksaf en omgekeerd zonder te waarschuwen, ze rijden door rode lichten of op de stoepen. De auto’s moeten honderden keren stoppen en duizendmaal vertragen, dan weer vertrekken en optrekken. Ze rijden met drie of vier naast mekaar waar plaats is voor twee. De stad stikt in de stank en de rookgassen. Oversteken is levensgevaarlijk. De enige mogelijkheid is vooruit stappen als er in de dichtstbije rij een klein gaatje is en dan met de onmogelijke moed der wanhoop verder blijven stappen. In twee dagen heb ik dit meer dan vijftig keren gedaan en heb het overleefd!
Toen men de stad reorganiseerde voor het verkeer heeft men oude huizen en gezellige woonwijken niet ontzien. Nu telt de stad alleen flatgebouwen en woontorens van middelmatige architectuur. En … nog enkele paleizen die nu als musea ingericht zijn. De praal van de vroegere vorstenhuizen met onvoorstelbare kostbare juwelen, serviezen, tapijten, meubels en decoraties wekken verwondering en walging. Ik kijk mijn ogen uit op de glans en de schittering van diamanten en saffieren, van diademen en kronen. Tegelijk besef ik hoe kleine mensen uitgebuit en vernietigd zijn om deze ‘schatten’ bij elkaar te graaien.
Hierbij zit een foto van het heiligdom in Mashad en eentje van het verkeer in Teheran.
Later vertel ik u wat meer over de Iraniërs. Tot dan.