De gegevens over het oude Korbeek-Dijle heb ik voor het grootste deel gedistilleerd uit de “Geschiedenis van Corbeek-Dyle” geschreven door pastoor Bogaerts rond 1900.
Een “heerlijkheid” was een territoriaal gebied dat na de Franse Revolutie de naam “gemeente” kreeg. In het Frans was een heerlijkheid: une seigneurie.
In de feodale tijd waren er drie niveaus in het gezag over de territoriale gebieden, respectievelijk bevoegd voor de hoge, de middelbare en de lage jurisdictie (=rechtspraak).
Voor de hoge en de middelbare jurisdictie was de heerlijkheid Corbeek over Dijle ondermeer onderhorig aan de meiers van Herent en Leuven en voor de lage jurisdictie stond ze onder het bestuur van de dorpsheer.
Onder de hoge jurisdictie vielen bijvoorbeeld: misdaden die konden leiden tot lijfelijke straffen.
Onder de middelbare bijvoorbeeld: misdrijven bestrafbaar met boetes.
Lage jurisdictie betrof de vervulling van de wettelijke voorschriften (cijnzen en lasten).
Van in de 14de eeuw was het Corbeekse heerlijk recht met lage jurisdictie verdeeld tussen de bezitters van twee erfrenten: de ene geheven op goederen in het noordelijk deel van Corbeek gelegen (Ormendaal en Veeweide), de andere op meer zuidwaarts gelegen goederen (in en rond het dorp). De toestand met twee dorpsheren duurde tot 1632. En vanaf 1660 had de enige dorpsheer naast de lage ook de middelbare en hoge jurisdictie.
I.Opeenvolgende bezitters van de hoge en middelbare jurisdictie
1. Philips I van Croÿ (1435-1511), heer van Chièvres, kocht de jurisdictie over Corbeek over Dijle op 26.9.1505 voor hemzelf en zijn nakomelingen. Hij trad in genot ervan op 1.7.1506.
2. Willem II van Croÿ (1458-1521), heer van Chièvres en adviseur van Karel V, zoon van 1., kreeg de rechten van zijn vader op 15.6.1507.
3. De rechten werden door het Beheer der Domeinen teruggekocht in mei 1550.
4. Corbeek met zijn hoog en middelrecht werd in juni 1559 verkocht aan de hoogste bieder: Jan van den Tympel, bezitter der tweede rente (zie verder).
5. In juni 1562 nam Maximiliaan Scheyfve de heerlijkheid (het hoog en middelrecht) in bezit. Hij was de neef van de schoonzuster van Claude de Liedekerke, de vrouw van Olivier van den Tympel, zoon van Jan van den Tympel.
Maximiliaan overleed in 1608.
6. Vrouwe Claude de Liedekerke, alias Anna Hannaert, kwam in het bezit van de heerlijkheid Corbeek (het hoog en middelrecht) in 1610.
7. Op 4.7.1614 werd het hoog en middelrecht recht van Corbeek over Dijle door het Beheer der Domeinen teruggekocht.
8. Bij de nieuwe verpanding op 29.8.1630 was Karel Fortunatus Van der Straeten de hoogste bieder.
9. Op 8.5.1638, waarschijnlijk na de dood van 8., had er een nieuwe verpanding plaats: de heer Taolly, in naam van de weduwe van Karel Van der Straeten, bekwam de heerlijkheid (hoog en middelrecht).
10. Op 5.2.1644 werd het heerlijk hoog en middelrecht verkocht. Koper was: jonkheer Jean Charles Streignaert, alias Jean Charles de Hemricourt, die behoorde tot de Brusselse adel.
11. In 1657 verkocht 10. de heerlijkheid (het hoog en middelrecht) aan Hendrik van Dongelberge, heer van Corbeek over Dijle, Steenbergen, enz… Deze kwam in 1660, zoals verder zal blijken, in het bezit van alle rechten (hoge, gemiddelde en lage rechtspraak) over het ééngemaakte leen Corbeek over Dijle.
Bij akte van 17.8.1661 werd de heerlijkheid van Corbeek over Dijle door koning Philips IV van Spanje tot baronie verheven. En Hendrik van Dongelberge werd baron van Corbeek over Dijle, heer van Steenbergen, enz…
(wordt vervolgd)
Cyriel Letellier