woensdag 28 oktober 2015

De heerlijkheid Corbeek over Dijle - deel 4

Pastoor Bogaerts over Olivier van den Tympel:

“Begaafd met alle goede hoedanigheden, had hij zijn vaderland de grootste diensten kunnen bewijzen. Maar van jongs af was Olivier met den haat van den Spanjaard doordrongen en met den haat tegen de landbezitter ging ook welhaast de haat tegen den godsdienst (de katholieke godsdienst) gepaard.

De jaren 1570 tot 1585 (een episode uit de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648), ook de Nederlandse Opstand genoemd, met een twaalfjarig bestand in de jaren 1609-1621) staan in bloedige letters in onze vaderlandsche geschiedenis ingeschreven en men moet niet aarzelen te zeggen dat de vernieling van ’s lands welvaart grootendeels zoo niet uitsluitelijk aan Olivier van den Tympel te wijten is. Hij had de schutsengel van zijn vaderland kunnen wezen, hij was de slechte geest van al de ondernemingen, die in die ongeluksjaren beraamd wierden.”

Op 22.11.1576 nam Olivier van den Tympel aan het hoofd van een bende Schotten zijn intrek in Brussel. Brussel had zich aan de zijde van de vijanden van koning Philips II van Spanje geschaard, en geen enkele toegeving van de koning aan de rebellen kon de oorlog nog voorkomen. Deze brak uit op 24.7.1577 met een verrassingsaanval op het kasteel van Namen door de Spanjaarden, gevolgd door de oorlogsverklaring op 14.12.1577 van de Staten-Generaal der Nederlanden aan Don Juan van Oostenrijk, Spaans gouverneur van 1576 tot 1578.

De rol van Olivier van den Tympel begon met zijn zending door de Staten-Generaal der Nederlanden, op 2.2.1578, om Leuven te bezetten met zijn Schotten. Maar hij moest vluchten uit Leuven wegens de vijandigheid van het Leuvense volk.

In Brussel echter kon Olivier de vrije teugel geven aan zijn haat tegen al wat Rooms was.

Pastoor Bogaerts:

“Op 6 Juni 1579 verspreidden zijne benden “De Broucquilles”, door het schuim van het volk geholpen, zich in de stad, alles moordende en plunderende dat van Roomsgezindheid verdacht was. Het was op dien gedenkwaardigen dag dat alles vernield werd in de kapel van Scheut, de St.Nicolaaskerk, St.Gudule, St.Elisabeth, St.Catharina, de Bogaardenkerk, de sacramenten onteerd en de geestelijke personen mishandeld en vermoord. Olivier had zorg gedragen zich te verwijderen en naar Antwerpen te vertrekken ten einde zijne horden den vrijen teugel te laten en slechts terug te komen als alles voltrokken was.”

Dezelfde feiten deden zich voor in Mechelen na inname van de stad door Olivier van den Tympel op 8.4.1580. Andere wapenfeiten van Olivier van den Tympel waren: de innames van Blaasveld, Ninove, Diest, Zichem, Aarschot, Gaasbeek, Braine-le-Château en Aalst.

Op 10.3.1585 gaf Brussel zich over aan de prins van Parma (Alexander Farnese van Parma, in oktober 1578 als gouverneur aangesteld). In het overgavedocument moesten Olivier van den Tympel en zijn collega’s officieren zich verbinden de wapens tegen de koning niet meer te gebruiken.

Vele jaren later waren de gevolgen van zijn opstand nog niet uitgewist. Persoonlijk had hij al zijn bezittingen in de Zuidelijke Nederlanden verloren. Het beslag op zijn goederen werd uitgevoerd op 21.7.1590.

Op de terugweg van een diner dat hij op 3.10.1603 was gaan bijwonen bij prins Maurits van Nassau werd hij dodelijk gewond door een schot dat op hem werd afgevuurd vanaf de stadswallen van ’s Hertogenbos. Hij stierf enkele dagen later. Zijn weduwe, Claude de Liedekerke, alias “Anna Hannaert”, bleef Holland bewonen.

Vervolg van III.Bezitters der tweede heerlijke rente (dorp en omgeving) met lage jurisdictie

9.De verbeurd verklaarde en aangeslagen heerlijke cijns van Corbeek werd op 22.10.1598 aangekocht door Peeter Poirtere. Het lijdt geen twijfel dat Peeter Poirtere slechts een zaakgelastigde was van Olivier van den Tympel en zijn vrouw, die als bezitster van deze cijns haar heerlijke rechten bleef uitoefenen.

10.Bij het overlijden van Oliviers weduwe, Claude de Liedekerke, op 6.4.1610, volgde Cyrille Paludanus, kanunnik te Mechelen, nr.9 op als zaakgelastigde van de familie van den Tympel-de Liedekerke, wat toelaat te veronderstellen dat Oliviers weduwe de haat van haar man tegen de katholieke godsdienst niet deelde.

11.Na de dood van 10. kocht jonkheer Philippus Happaert op 27.9.1628 de heerlijke cijns van de familie Van den Tympel-de Liedekerke af.

12.Bij de dood van Philippus Happaert op 24.4.1632 ging de tweede heerlijke rente naar zijn zoon Jeroen Charles Oudaert, genoemd Happaert. Deze erfde de eerste heerlijke rente van Corbeek van zijn moeder op 27.11.1632. Zo kwamen de twee heerlijke renten van Corbeek onder één hoofd, maar nog zonder hoog en middelrecht.

(wordt vervolgd)

Cyriel Letellier