Hij was vrijgelaten
maar droeg de gevangenis
mee in zijn hart.
Er zijn mensen, die door hun eigen misdaad zelf zo diep
geraakt en geschonden worden, dat ze niet meer in
staat zijn tot een normaal menselijk leven. Iemand zei:
‘De dag dat ik die ander vermoordde, heb ik eigenlijk
mezelf vermoord.’
Ze krijgen 20 jaar dwangarbeid of levenslang. De
meesten komen op zekere dag wel vrij, maar dan zijn
er die deze vrijheid niet meer willen of niet meer
aankunnen. Ze slagen er niet in hun verleden op de
juiste manier te verwerken.
Ik zag hem zitten in zijn cel. Hij leek wel opgelucht.
Eindelijk terug binnen, terug veilig. In zijn hart had hij
de gevangenis nooit verlaten. Toen hij enkele jaren
geleden buiten kwam, had hij zich in een heel vreemde
wereld gevoeld. Mensen waren wel goed voor hem
geweest. Ze hadden het onmogelijke gedaan om hem
te helpen, hem uit zijn isolement te halen en van hem
weer een mens te maken. Hij had niet gewild. Hij had
al heel in het begin tegen iemand gezegd: ‘Bewust
blaas ik alle bruggen op naar de mensen toe. Ik wil met
niemand contact.’
En toen was er een diep zwijgen over hem gekomen –
was het omdat hij zich schaamde over zijn misdrijf of
zag hij in alle mensen zijn slachtoffer terug, hij weet
het niet – hij vroeg om terug naar de gevangenis te
gaan, maar men deed het onmogelijke om hem er
buiten te houden. Toen had hij twee kamers gehuurd
en een van de kamers ingericht als een cel, identiek aan
zijn gevangeniscel, als wilde hij zich straffen voor het
leven. Sommige dagen sloot hij zich op en liet zich op
bepaalde uren wat eten brengen, precies zoals in de
gevangenis. Hij droeg de gevangenis diep in zich. Hij
koesterde ze. Hij voelde zich afgeschreven, niet door de
mensen, maar door wat hij gedaan had.
Zelf schreef hij alle mensen af. De gevangenis deed
hem goed. Daar hoefde hij met niemand rekening te
houden. Alles elke dag hetzelfde. Dat had hij graag.
De bewakers waren vriendelijk, maar kregen met hem
geen contact. Uren zat hij wezenloos op een stoel naar
de bekraste muur te staren.
De gevangenis was zijn thuis. Toen zijn slachtoffer
begraven werd, die dag had hij besloten ook zichzelf
te begraven. De gevangenis was zijn graf… tot de
dag dat hij met de actie voor gevangenen van Bond
zonder Naam een pakje, een klein pakje ontving met
een heel fijn briefje van een klein kind, dat begon met
‘Lieve meneer’ en eindigde met een kus. Toen waren
er langzaam dikke tranen uit zijn ogen gerold en had
hij voor het eerst zelf de bewaker aangesproken en
gezegd: ‘Dit briefje, kijk, dit briefje moet ik tegen de
muur plakken. Ik moet het iedere dag lezen.’ Dit was de
dag dat hij langzaam begon te ontdooien.
Wat grote mensen en vele deskundigen niet konden,
heeft een kind klaargespeeld… een in zijn hart bevroren
mens ontdooid, een dode uit zijn graf gehaald.
Uit het boek Kijk naar de zon! samengesteld door Peter Ausloos