IV.Bezitters van de samengevoegde heerlijke rente van Corbeek met
lage, middelbare en hoge jurisdictie
1. Op 16.10.1660 verkocht Jeroen Oudaert het samengevoegd leen aan zijn kozijn, jonkheer Hendrik van Dongelberge. Deze was reeds sinds 1657 bezitter van het hoog en middelrecht. In 1661 werd hij daarenboven door koning Philips IV tot baron van de baronie Corbeek over Dijle verheven.
Baron Hendrik van Dongelberge overleed op 15.4.1667.
2. Het leen ging over naar zijn oudste zoon Karel Robert van Dongelberge die hem opvolgde als baron van Corbeek over Dijle, heer van Steenbergen, enz… Op 21.12.1686 moest hij een lening aangaan om zijn schulden te betalen. Maar ze was onvoldoende om hem van de ondergang te redden. Hij werd aangeklaagd voor de soevereine Raad van Brabant als eerste door advocaat François Jacobs in 1692.
3. Ingevolge het decreet van 6.1.1696 moesten Corbeek en Steenbergen verkocht worden. Ze werden ingekocht op 8.10.1696 door jonkvrouw Barbara Theresia Hugo, weduwe van advocaat Jacobs, en haar twee kinderen.
Steenbergen werd ingeschreven op naam van dochter Clara Theresia Jacobs, gedoopt in de Sint-Goedelekerk te Brussel op 16.4.1676 en gehuwd met Simon de Herckenrode.
Veel doop-, huwelijks- en overlijdensdata en -plaatsen van de familie Jacobs werden mij bezorgd door Daniel Peeters, een afstammeling van Clara Theresia Jacobs en Simon de Herckenrode.
Corbeek werd ingeschreven op naam van Guilielmus Franciscus Jacobs, gedoopt in de Sint-Goedelekerk te Brussel op 3.3.1674 en gehuwd met Maria Van ‘t Sestich op 15.3.1702 in de O.L.V. van de Finistèrekerk in Brussel. Hij huwde een tweede maal op 21.12.1703 met een de Clercq de Bouvekerke.
Guilielmus Franciscus Jacobs was luitenant-kolonel in het leger van Leopold I, keizer van het Heilige Roomse Rijk. De geestelijkheid van de parochie moest dikwijls aan zijn inmenging weerstaan en de geestelijke overheid was niet altijd bij machte hem tot redelijkheid te bewegen. De familie Jacobs verkeerde net zo min als de van Dongelberges in schitterende financiële toestand en nam alle gelegenheden te baat om zich nieuwe rechten toe te eigenen en er geld uit te slaan. Voortdurende processen in verband met lasten die de heerlijkheid bezwaarden en moeilijkheden van alle aard hadden het leven van Guilielmus Franciscus Jacobs ondermijnd. Hij overleed op 15.2.1731 en werd begraven in Moerzeke..
4. Hij werd op 18.1.1732 opgevolgd in het bezit der heerlijkheid en zijn cijnzen door zijn dochter jonkvrouw Dorothea Henriette Jacobs gehuwd op 6.4.1731 in Moerzeke met jonkheer Urbanus Franciscus Crabbeels d’Ormendael (gedoopt op 23.5.1707 in de Finistèrekerk te Brussel), drossaard der stad en hertogdom Aarschot.
Urbanus Franciscus Crabbeels kwam ook in financiële moeilijkheden door de lasten die de heerlijkheid bezwaarden. Alles kwam weer in proces en in 1739-1740 moest Urbanus Franciscus landerijen verkopen om zijn schulden te kunnen betalen. Hij verkocht ook de jacht van Corbeek aan de hertog van Arenberg.
Is hij dan bij machte geweest de Voorburg te bouwen in 1738 en later het kasteel van Corbeek-Dyle, rond 1750? Was er toen de familie Goubau die die taak van hem overnam? Zie verder onder de titel “Het adellijke geslacht Goubau”.
Urbanus Franciscus overleed op 90-jarige leeftijd (*) te Mechelen op 22.3.1787 en werd te Corbeek begraven.
(*) Dit volgens pastoor Bogaerts, maar volgens Daniel Peeters werd Urbanus Franciscus Crabbeels gedoopt in de Finistèrekerk te Brussel op 23.5.1707. In dat geval was hij maar 80 jaar bij zijn overlijden.
5. Hij werd opgevolgd door zijn zoon Philippus Ludovicus Josephus Crabbeels, toen 50 jaar oud. Deze was de laatste heer van Corbeek uit de feodale tijd.
Zijn zus, Clara Carolina Josepha Crabbeels, geboren te Aarschot op 21.7.1736, trouwde te Corbeek-Dijle op 29.7.1780 met jonkheer Ambrosius Leopoldus Goubau. Zij overleed, kinderloos, te Mechelen in 1803 op de leeftijd van 67 jaar en 5 maanden.
(wordt vervolgd)