woensdag 5 december 2012

Sinterklaas

Jawel, ik geloof nog in Sinterklaas. Het is vanouds een sprookje waarin een lieve leugen tot waarheid wordt gepromoveerd. Mensen houden al eeuwen deze leugen in stand omdat ze hun waarheid in stand willen houden. Maar over welke leugen, over welke waarheid gaat het? Dat weet geen enkele sterveling op aarde. Uiteindelijk is dat het lieve geheim van dit kinderfeest. Het gaat hier namelijk niet primair om leugen en om waarheid. Het gaat hier om de pedagogische noodzaak van de mens die boven de leugen en de waarheid uit nog gelooft dat ons leven door goede geesten is omgeven. Sinterklaas is een mythe. Wij vieren dit feest omdat het leven liefst niet te doorzichtig mag zijn of te rationeel, niet te koel of te nuchter, niet te kaal of te vlak.

Welnu, de mythe wordt ontluisterd. Sinterklaas, dat is mama en papa. Het is gezond de kinderen reeds op vijf jaar daaromtrent accuraat en wetenschappelijk voor te lichten! Emancipatie heet dat. Ik heb het daar danig lastig mee. Het leven dient namelijk niet om uitgelegd en uitgekiend en uitgeklaard te worden. Er mag ook nog ruimte zijn voor wat ik, bij gebrek aan een beter woord, maar ‘zalige naïviteit’ wil noemen. Of anders gezegd, een beetje spel aan de rand van onze te ernstige ernst is nodig: kinderen toegelaten! Indien wij over die ernstige ernst heen willen geraken, hebben we niet vele troeven in onze handen. Alleen misschien dit: we kunnen leren geloven in de ernst van de fantasie, in de ernst van het dromenspel. Dat is ten diepste Sinterklaas. Maar wij doden onze behoefte aan fantasie door te decreteren dat kinderen niet vroeg genoeg volwassen kunnen worden, door juiste informatie te ontvangen. De ‘Verlichting’ heeft hier kennelijk gescoord. Dat is echter ten nadele van het kind… en van de volwassenen. Dromen wordt ons verboden. Dromen zijn immers niet rationeel te plaatsen. Ze zijn dus overbodig en ongeoorloofd. Taboe. Intussen houd ik mijn hart vast: indien wij er zouden toe komen de droomfase in onze dagen en nachten uit te schakelen, dan zouden we meteen ook de charme van het leven beschadigen. Dan pas ik. Dan is mijn lied gestoord.

Want laten we wel wezen, ik denk in dit avondepistel niet alleen aan kinderen. Ik denk aan de mama’s en de papa’s, aan de oma’s en opa’s. Zij mogen het sprookje niet opbergen. Dat de commercie intussen op een wansmakelijke en brutale manier sinterklaas, de kerstman en het kerstekind heeft ‘geglobaliseerd’, is helemaal niet fraai. Dat is dan maar voor de rekening van hen die uit onze zogezegde sprookjes veel geld op hun rekening plaatsen. Wie mij op 6 december een telefonische speculoos geeft, zal mij duidelijk maken dat het sprookje bij het leven hoort.

Tot dan.