Als het kind verschijnt, verandert alles. Dat is meer dan een romantische boutade. Het is gewoon de vertedering die de wereld niet missen kan. Volwassenen twijfelen immers aan niets, behalve aan zichzelf. Dat is hier aan de orde. Spreken over het kind is spreken over ma en pa, over oma en opa… die het jammer vinden zelf geen kind meer te zijn. Af en toe worden ze hun ernst, hun gewichtigheid en hun plechtigheid namelijk beu. Ze geven dat evenwel niet graag toe. Dan vallen ze immers van hun troon. En dat kunnen ze zich niet permitteren. Dat is een ongeoorloofde capitulatie op het publieke forum.
En toch is er één moment waarop wij onszelf deze luxe mogen gunnen. Wellicht is de kersttijd ons daarvoor gegeven? Dan kan geen enkel sociaal verplicht fatsoen ons verbieden eventjes sentimenteel te zijn bij Adeste fideles of Stille nacht. Wanneer dat lied gezongen wordt met vierhonderd mensen, dan gebeurt iets dat eindelijk eens mag. Voor één keer zal onze buur, naast ons op de stoel, zonder enig verwijt onze naïviteit accepteren. We mogen dromen, iedereen vergeeft het ons dat wij onze gekende stoerheid vergeten. Even zijn we niet meneer of manager, niet burgemeester of schepen, niet directrice of diensthoofd, niet bankdirecteur of moeder abdis. Het kind staat ons toe te dromen, anders te zijn dan een ernstige dame of een verantwoordelijke seigneur. Bij de kribbe of de stal herkennen en erkennen wij onze echte maat. Voor één keer geven we toe dat we, gelukkig, nog niet volwassen zijn geworden. Volwassen zijn we namelijk nooit. Zelfs niet in het uur van onze dood. Dan zij we immers even hulpeloos als in het uur van ons begin. We zijn allen klein begonnen en we zullen ook klein eindigen. Kerstmis helpt ons om dat niet te vergeten. Het is onze eerste en laatste waarheid.
Betekent het dat de rest leugen is? Ik wil niet te vlug overgaan tot deze veroordeling. Maar het geeft toch te denken. Als over enkele dagen onze kerstboom weggesleept wordt naar het containerpark, zullen we opnieuw voor de computer onze verveling camoufleren. We hebben dan alles opnieuw onder controle! Dat is het enige magische woord dat we zullen overhouden om mat en dof en ‘aangepast’ verder te doen. We zullen onze dagen vullen met ernst en deftigheid… omdat het goed staat ernstig en deftig te zijn. Dat verleent ons grote of zeer grote onderscheidingen. We zijn zo graag groot.
Bij dat alles vergeten we één ding: een kind is ons gegeven. Jezus wordt ons gegeven. Geen baby, geen zuigeling maar een mens die een hele wereld dromen doet. Hij zal en wil onze volwassenheid beschamen. De volwassenen zijn immers gevaarlijk. Ze vechten voor macht. Daarom zijn ze stevig gewapend met argumenten, met bommen en geweren. Daarom roepen ze zo luid. Daarom hebben ze uiteindelijk zo weinig te zeggen. Ze vechten tegen het kind. Ze willen het doden. Daarom verliezen ze de strijd.
Dat schrijf ik op 25 december. Op 28 december wordt onze onnozelheid gedood.