Aan de oever van de Nam Tha, Laos.
Het reisavontuur begon al heel vroeg. Op de trein klonk het plots: “Op bevel van de brandweer zal deze trein niet stoppen in Schiphol, maar omgeleid worden naar Amsterdam Centraal.” Blijkbaar was er in de tunnel onder de luchthaven rook gemeld, voor de derde keer al in twee weken. Ook in Nederland loopt niet alles vlekkeloos. Maar met een stoptrein, die gelukkig voor mij te laat vertrekt, geraak ik met een uur vertraging toch op de luchthaven. De rijen zijn er mijlenlang en mijn middagmaal is er bij ingeschoten.
Op het vliegtuig kom ik naast een Deense truckchauffeur terecht, die zijn vrouw in Laos gaat opzoeken. Tweemaal per jaar doet hij dat. Ze kennen mekaar al zeven jaar en zijn drie jaar geleden getrouwd. Een Nederlander is op dezelfde manier op weg naar zijn Thaïse vrouw. Die eerste avond ga ik eten in een restaurant met Leffe, Stella en Hoegaarden. Op mijn bord krijg ik een Cordon Bleu van kip, met degelijke frieten. Niet omdat ik al heimwee heb naar België, maar de waardin vertrouwt mij toe dat zij gehuwd is met een Vlaming uit Balen. Aziatische vrouwen zijn precies erg in trek.
“Ga maar even met hem praten,” port ze mij aan. “Je kan hem gemakkelijk herkennen. Hij zit in het café hiernaast, hij heeft lang haar en hij drinkt altijd.”
Ondertussen zijn we verder gereisd. Het grootste deel van de groep is op driedaagse trektocht in de bergen, maar ik heb besloten niet mee te gaan. Mijn leeftijd en gebrek aan fysieke conditie laten mij die inspanning niet toe. Daarmee kon ik een dag langer in de stad Luang Namtha verblijven en nu rusten (zonder gedane arbeid) aan de oever van de Nam Tharivier.
De stad is volledig platgebombardeerd tijdens de Vietnamoorlog. Vermits ze op de oorspronkelijke plaats regelmatig overstroomde, heeft de regerende Pathet Lao beslist ze zeven kilometer hogerop te herbouwen. Daarmee is de kernstad een betonnen zielloos gedrocht, dat leeft van de honderden Westerse toeristen die van hieruit hun trekking beginnen in het nabije natuurpark. Maar de armere boerenbevolking heeft in de laagvlakte toch weer dorpjes gebouwd, omdat de grond er vruchtbaar is door de veelvuldige overstromingen van de rivier. Zij bouwen paalwoningen; hun leefruimten en bezittingen zitten dan hoog, droog en veilig. Het zijn zwarte Thaï, een minderheidsvolk. Zo zijn er negenenveertig in dit land. Hun naam heeft niets te maken met hun huidskleur of hun netheid, maar alleen met de traditionele kledij van de vrouwen.
Gisteren ben ik hiernaartoe verhuisd en verblijf nu in een ecolodge, duurder en met minder comfort dan het vorige hotel. Maar het water wordt door de zon opgewarmd en is dus alleen in de namiddag beschikbaar. De kamers zijn uit hout en bamboe opgetrokken. Zoals de armere mensen het hier nog steeds doen. Zonder internet zit ik hier. Ik weet dus nu niet wanneer jij dit zal lezen. Een daguitstap per tuktuk (moto) en met gids heb ik afgeslagen. De man vroeg zeventig dollar, dat is het maandsalaris van de vlotte, vriendelijke jongeman aan de balie in het vorige hotel! Toeristen zijn in hun ogen rijk en moeten dus gepluimd worden.
In vervanging ben ik gaan wandelen in de boerendorpjes een kilometer verder. Daar zijn geen toeristische attracties, maar ik ben er zelf het evenement van de dag. Gisteren, zondag, was het erg levendig met stoeiende kinderen, studenten en ambtenaren met vrijaf.
Een jongeman per moto stopte naast mij. Hij sprak voldoende Engels om me te vertellen dat hij Shampa heet, twintig jaar is, nog een oudere broer en oudere zus heeft, en in het derde jaar universiteit zit. Wat hij studeert kon hij mij echter niet duidelijk maken. Hij bood mij een lift aan achteraan op de motor. De gewichtsverdeling was een klein probleem, want ik woog het dubbele van hem. Aan het begin van het dorp liet hij mij afstappen. Misschien was mijn gezelschap te compromitterend.
Verderop zaten een jongen en een meisje op een terras bij enkele lege flessen en volle glazen bier, onder bulderende muziek. Ik mocht hen fotograferen en moest meedrinken. Ik heb geproefd, maar niet gedronken want ik merkte verdachte ijsblokjes in het bier. Nog wat verder kwam ik nog een jongeman tegen met de moto. Hij kon nauwelijks zijn naam uitgestotterd krijgen. “Het is de alcohol” verzekerde hij mij viermaal. De lift achterop zijn moto weigerde ik.
Vandaag is het er veel rustiger. In de verte hoor ik de leraars in de klassen en zie ik de kinderen opletten. Ik besluit hen niet te storen. Het communisme heeft veel nadelen, maar zij verzorgen heel aandachtig onderwijs en gezondheid. De boeren zijn aan de rijstoogst bezig. Ze snijden de aren af op halve manshoogte, en laten het graan nog nadrogen op de hoge stoppels. Die worden later door het vee of de eenden afgegraasd. Dorsen gebeurt soms nog door het graan op de harde grond te slaan, maar vaker met kleine dorsmachines, stilstaande of rijdende.
Langs de weg zie ik aan sommige huizen een of twee gevlochten zeshoekige bamboeroostertjes. Een oudere vrouw sloft naderbij en gebaart mij dat iemand, wellicht haar man, overleden is. In het bos heb ik inderdaad enkele grote constructies ontdekt, soms met een foto er op: een paalwoning als voor een kabouter, een hoge mast er naast, een mini-omheining er om heen, en kleurige kleren. Dit is voor deze mensen de weg naar de hemel, en alles wat er in het andere leven nodig is wordt met hen meegegeven.
Morgen reizen we samen verder en probeer ik je deze e-mail toe te sturen. Daarna komen we in de
vroegere hoofdstad toe, met de rijkste culturele en religieuze herinneringen. Tot later.
Gard