1.‘Er was altijd onderhandelingsmarge met de Duitse bezetter’
Uit een artikel van Joris Delporte.
Het nieuwe Museum Kazerne Dossin zoomt in op het Belgische aandeel in de jodenvervolging. Maar ook de mogelijkheid en de noodzaak van verzet komen aan bod. Deze invulling van het ‘Memoriaal, Museum en Documentatiecentrum voor Holocaust en Mensenrechten’ is in grote mate het werk van Herman Van Goethem. Met zijn kenmerkende deskundigheid en gedrevenheid heeft deze Antwerpse historicus drie jaar gewroet om de herdenking van het verleden met een actuele boodschap te verzoenen.
Gewillig België
Van Goethem is scherp voor het toenmalige establishment van overheid, hof en kerk. Volgens hem staken ze te weinig hun nek uit om de Joden te verdedigen. “Dat gold ook voor de Franstalige overheden. Brusselaars weigerden weliswaar - in tegenstelling tot de Antwerpenaren - om mee te werken aan de uitreiking van de Davidsterren, maar tot dan had ‘gewillig België’ wel allerlei verordeningen tegen de Joden gesteund. Je ziet dat men maar in actie kwam voor de Belgen onder de Joden: maar dat bleek maar een heel klein percentage van een bevolkingsgroep die voor de overgrote meerderheid uit vreemdelingen bestond.” Hetzelfde gold voor het hof, dat volgens Van Goethem niet deed wat het kon doen.
Was het onder het Duitse bezettingsregime wel mogelijk om anders te handelen?
“Zeer zeker”, zegt Van Goethem stellig. “De Duitsers, en zeker de militairen onder hen die aan de macht waren in bezet België, bleken heel beducht voor tegenkanting en openbare stellingnames. Er was altijd een onderhandelingsmarge.” Waren de mogelijke represailles dan niet vreselijk? Van Goethem haalt de schouders op. “Je weet bij een verzetsdaad nooit welke reactie gaat volgen. Maar als je een bepaalde maatschappelijke verantwoordelijkheid hebt, neem ze dan ook. ”Hij verwijst daarbij naar Joseph Van de Meulebroeck, de toenmalige liberale burgemeester van Brussel. Die had herhaaldelijk geprotesteerd tegen bezettingsmaatregelen. Daarvoor kreeg hij na een korte periode van opsluiting ook een boete en een vaste verblijfplaats opgelegd. “Maar meer ook niet.”
En wat was de houding van de kerk?
Onder het voetvolk - zoals Van Goethem ze noemt - waren er heldhaftige christenen die joden hielpen en verstopten. Als meer dan de helft van de joden (55 procent) uiteindelijk de oorlog overleefde, is dat mee te danken aan het sterke katholieke netwerk van kloosters, internaten en andere instellingen.
Maar de officiële kerk - ‘Mechelen’ - bleef volgens hem schromelijk in gebreke. Na de oorlog publiceerde kanunnik Edmond Leclef een boek over de houding van kardinaal Ernest-Jozef Van Roey tijdens de oorlog. Over de joden werd daarin doodgemoedereerd gesteld dat men was tussenbeide gekomen voor de ‘interessante gevallen’. Lees: de joden die katholiek waren geworden, of de gemengde huwelijken. “Dat dit zo openlijk werd gezegd, illustreert goed de mentaliteit van toen. Het was een onvoldragen mensenrechtendiscours”. Volgens Van Goethem konden publieke stellingnames van bisschoppen wel degelijk een verschil maken. Je ziet dat in Frankrijk, met aartsbisschop Jules Saliège van Toulouse. Maar evenzeer in Luik waar bisschop Louis-Joseph Kerkhofs het expliciet opnam voor de joden. Daar werden velen gered. “Wat zou het effect geweest zijn als er in het destijds zo katholieke Vlaanderen één bisschop was geweest die hetzelfde had durven te doen? Zou hij gedeporteerd zijn geweest? Ik denk het niet. Misschien had hij niet meer kunnen doen dan de maatregelen vertragen. Maar iedere dag winst was voor de joden van levensbelang. Je ziet dat hoe later ze werden weggevoerd , hoe groter hun overlevingskansen waren.”
2.’Jood en christen vormen tweeling’
Uit een vraaggesprek van Frans Crols met Klaas Smelik.
Joden en vooral hun godsdienst blijven een mysterie voor veel Vlamingen. Klaas Smelik, Nederlander en protestants theoloog, ontraadselt voor hen het jodendom in zijn kakelverse boek Geschreven Leven. Hij is hoogleraar Hebreeuws en jodendom aan de Gentse Universiteit.
Wat is volgens u de essentie van het jodendom?
“Kenmerkend voor het jodendom is de hechte band tussen God, de Thora, het volk en het land Israël. In 1948 bij de stichting van de staat Israël waren christenen ontsteld want ‘hun’ Heilig Land glipte hen door de vingers. Ze beseften toen te weinig hoe gelieerd land en volk bij de joden zijn. Arabieren zien evenmin het jodendom als een osmose van een godsdienst, mens en grondgebied. Zij begrijpen daarom de hardnekkige en eeuwenoude terugkeer naar Israël niet.
Met welke ogen kijken de Vlamingen volgens u naar deze gemeenschap?
“De niet-joden, de ‘gojim’ in Vlaanderen denken snel aan het Israëlisch-Palestijnse conflict. Over die kwestie heb ik trouwens een nieuw boek in voorbereiding. Anderen staren zich soms blind op een Antwerps verschijnsel: de chassidische joden. Die zijn heel streng in de leer en vallen op door hun kledij en haartooi. Bovendien hebben zij kroostrijke gezinnen, waardoor zij extra opvallen in het straatbeeld. Door de band genomen volgen tien à vijftien procent van de joden trouw de Thora en vijfentachtig procent schaart zich achter het judaisme omwille van de traditie. Voor de meerderheid van de joden telt de cultuur van het jodendom, wat zich mogelijk uit in het onderhouden van enkele ‘halachische’ voorschriften (volgens de - rabbijnse - joodse wet, nvdr). De ‘halacha’ vormt de praktische uitwerking van zowel de schriftelijke Thora met haar 613 geboden als van de mondelinge Yhora.
Het humanistische jodendom heeft synagogen maar staat los van het Godsgeloof. Het Centre Laïc Juif in Brussel is het Belgische centrum van het humanistische jodendom. Daarnaast kent Brussel twee liberale gemeenten. Dat liberale of ‘reform’ jodendom wil de joodse leefwijze moderniseren en aanpassen aan de hedendaagse maatschappij.”
Hoe verloopt de interreligieuze dialoog?
“In Antwerpen is onder meer een levendige joods-christelijke contactgroep actief. Maar ik heb de indruk dat de focus van de christelijke ‘Sinjoren’ wat verschuift naar de islam. Dat is jammer. Meer algemeen speelt het probleem dat wij elkaar niet genoeg kennen. De jood en de christen lijken tweelingbroers die evenwel wat van elkaar vervreemd zijn.”
Christus blijkt vast het centrale gespreksthema tijdens uitwisselingen tussen christenen en joden. Is de joodse afkomst van Jezus nog een strijdpunt?
“Uit het evangelie weten we dat Jezus op en top joods was. Daarnaast bleek zijn ‘doelgroep’ vooral de jood van de lagere klasse. Die kleine jood moest naar God worden gebracht. Tegelijk is het een simplificatie van onze tijd om in Jezus de eerste socialist te zien. Hij was humanitair en omarmde de verschoppelingen, zoals de tollenaars die collaboreerden met de ‘Romeinen’. Kortom, Jezus van Nazareth was op en top joods en geen protokatholiek (niet de eerste ‘katholiek’, nvdr).”
Hoe kijkt u naar ‘jews for Jesus’?
“Vele joden voelen zich nog ergens gekweld door het christendom. In de naam van Jezus zijn zoveel gruweldaden gepleegd tegen het joodse volk. ‘Jews for Jesus’ (joden voor Jezus) - die Jezus Christus erkennen als de Messias - wekken daarom de weerzin op van joodse mensen en zijn populairder bij de christenen. Deze organisatie heeft vertakkingen in Vlaanderen en Nederland, maar is ten diepste een sektarisch wereldverbond. Hun onderlinge verdeeldheid is groot. De beweging leunt overigens aan bij de ‘evangelicals’ (aanhangers van de Low Church in de Anglicaanse kerk die het protestantse in de leer accentueren terwijl de High Church meer naar het katholicisme neigende opvattingen heeft, nvdr). Historisch gezien maakt deze strekking geen kans. Hun pogingen om joden te bekeren tot het christendom gaan vast verwateren.”