Cursiefje van Frans De Maeseneer
Woorden verslijten indien ze te vaak worden gebruikt. Indien ze telkens opnieuw kritiekloos en onnadenkend worden opgevoerd. Het moge je niet verwonderen dat ik - precies ter wille van de waarde van het vieren - een paar afwijkingen wil opruimen. Boeteviering, biechtviering en begrafenisviering zijn ijdel gebruik van woorden. Voor deze dingen schrappen we best het woord viering. Het leven van mensen is gewoon niet altijd feestelijk. Ce n’est pas tous les jours dimanche.
Ik herinner me een overste die ons in een open brief schreef dat we geen enkele gelegenheid tot feesten voorbij mochten laten gaan. We hoorden dat graag. Zes jaar later vroeg zijn opvolger zich openlijk af of het wel zo gezond was almaar alles te willen vieren? Hij vond dat overbeklemtonen van het voortdurende vieren ongepast. Als gehoorzame knaap ben ik het met beide oversten eens. Wat dacht je anders? Ik zeg het dan maar op mijn manier: er zijn dagen om een boterham te eten en er zijn dagen om taart te eten. Ce n’est pas tous les jours dimanche.
Daarmee is eigenlijk gezegd wat ik zeggen wil: éénmaal per week is het wél zondag. Laat dat dan een vier-dag zijn! Daarvoor komen christenen samen op hun dag. Daarom komen christenen samen voor liturgie. Liturgie nu is letterlijk mysteriespel. Mysterie en spel: dat zijn de twee essentiële polen die elkaar nodig hebben en ook elkaar bevruchten. Zonder erkenning van het mysterie ontaardt het spel tot show. Zonder erkenning van het spel wordt elk mysterie dor en saai en vreemd.
Een mysteriespel is dus een evenwichtsoefening. Een mysterie wordt gespeeld omdat mensen met hun zintuigen binnen willen treden in het onzegbare aanwezige geheim. Het spel wordt gespeeld omdat God vreugde schept in mensen, omdat Hij ons hart wil verwarmen, en omdat Hij ons vermogen om elkaar nabij te zijn wil activeren. Uiteindelijk omdat Hij zijn mensen tot leven wil wekken. Zelfs tot leven in overvloed. Une fois par semaine il est dimanche.
Om juist begrepen te worden voeg ik eraan toe dat vieren niet enkel handgeklap is en dansen en wuiven en zingen en springen. Bij gelegenheid van een jubileum - dat is toch echt een viering - is er ook stilte, ontroerende stilte zelfs voor de toespraak. Er is ook een herdenking van de mensen die er jammer genoeg niet bij kunnen zijn… wij bidden voor hen zonder op tafel te springen. In dit soort levensechte vieringen buigen wij het hoofd voor de zegening van de tafel. Met eerbied steken wij de kaarsen aan en plaatsen we bloemen op de tafel, allemaal liefst zonder decibels. Stille eerbied is stille ernst. Maar daar begint precies het geheim: stilte dient om uitgesproken te worden. De uit-bundigheid volgt op de in-getogenheid. En andersom.
Dat de voorganger bij het hele gebeuren belangrijk is, spreekt voor zichzelf. Hij zou eigenlijk een dubbele mond moeten hebben: een mondstand, een intonatie en een stemgebruik voor de dienst van het woord en daarnaast een mondstand, een intonatie en een stemgebruik voor de dienst van de tafel. Een voorganger zou in zekere zin tweestemmig moeten zijn.
Medevierders zijn bezig het ons goed te leren. Dank u.