dinsdag 23 maart 2010

Apocalyptische levensgevoel houdt Serviërs in de greep

Apocalyptische levensgevoel houdt Serviërs in de greep
(Gelezen In Tertio Van 10 Maart 2010)
Uit een artikel van Jan De Volder.
De verdediging van Radovan Karadzic in het Internationaal Strafhof van De Haag, komt neer op een geschiedenisles. Het wist de misdaden niet weg, maar alleen de geschiedenis helpt inderdaad de natie, de kerk en de psyche van het Servische volk te begrijpen.
Pec, in zuidelijk Kosovo, is het hart van de Servische orthodoxie. Buiten de muren aan de slagboom controleren Italiaanse VN-blauwhelmen iedereen die het patriarchaat binnen wil. De kogelgaten in het wachthokje tonen aan dat bewaking geen overbodige luxe is. Maar hoe lang zal de internationale gemeenschap de Servische minderheid en heiligdommen in Kosovo nog willen beschermen? Haal de bescherming weg en binnen enkele weken zal het patriarchaat er niet meer zijn. Daar twijfelt niemand aan. De gebeurtenissen van 2004, toen heetgebakerde Kosovaren Servische kerken en heiligdommen platbranden, waren een veeg voorteken.
De Serviërs, hebben het verlies van Kosovo, meer dan tien jaar na de NAVO-bombardementen op Joegoslavië van 1999, nog lang niet verteerd. In de verdeelde stad Metrovica - waar ook Belgische soldaten over de vrede waken - zie je veel auto’s zonder nummerplaat: de Servische bevolking weigert immers met een Kosovaars kenteken rond te rijden. Zelfs de huidige pro-Europese machthebbers in Belgrado weigeren de onafhankelijkheid van Kosovo te erkennen.
Het verlies van Kosovo betekende het einde van een rampzalig decennium, waar ook de door Serviërs bewoonde gebieden in Kroatië (Krajina), of Bosnië (nu republiek Srpska) voor Servië verloren gingen. De droom van een ‘Groot-Servië’ van wijlen Slobodan Milosevic is omgeslagen in een nachtmerrie. Servië was nog nooit zo klein.
Radovan Karadzic, de leider van de Bosnische Serviërs tijdens de Bosnische oorlog van 1992-1995, hekelt de houding van het Westen. Dat wilde geen compromisvoorstellen aanvaarden, erkende al te snel de onafhankelijkheid van Slovenië en Kroatië en koos niet de kant van de christelijke Serviërs, maar wel van de ‘Turken’, zoals zij de Balkan-moslims steevast bestempelen.
Dat van het monsterverbond tussen westerse christenen - katholieken of protestanten - en moslims tegen de orthodoxen is een vaak weerkerend thema in de Servische kijk op de geschiedenis. Zoals in 1914 en 1941, toen Duitsers, Oostenrijkers en Kroaten zich tegen hen keerden. In de Eerste Wereldoorlog - ontbrand door de Oostenrijkse reactie op het Servische nationalisme - vond bijna een kwart van de Serviërs de dood. En tijdens de Tweede Wereldoorlog werden minstens 600.000, volgens sommigen zelfs een miljoen Serviërs het slachtoffer van het Kroatische Ustascia-regime.
Geen natie ter wereld houdt er zo’n apocalyptische visie op de eigen geschiedenis op na. De Serviërs moeten het enige volk ter wereld zijn die een nederlaag als nationaal feest vieren. De veldslag tegen de Turken op 28 juni 1389 op het Merelveld in Kosovo werd door de Serviërs verloren. Volgens het volksgeloof zag koning Lazar, vooraleer te sterven in de veldslag, een visioen: hij kreeg de keuze tussen een aards rijk en het ‘hemelse Jeruzalem’ en koos voor het laatste. Daaruit puren de Serviërs nog steeds hun messianistische kijk op hun rol in de geschiedenis: de nederlaag van het Servische volk wordt bekeken door de bril van het lijdensverhaal van Christus en het martelaarschap. Wat ogenschijnlijk een nederlaag is, betekent eigenlijk een overwinning. Zo transformeerde de ‘mythe van Kosovo’ zich van een dag van droefheid in het grootste religieus-nationale feest van de Serviërs. De Servisch-orthodoxe kerk is de hoeder van die levensvisie die diep is ingeworteld in het nationale bewustzijn.
Een nieuwe generatie kijkt inmiddels uit naar een andere toekomst. De meeste jongeren zien die in de Europese Unie. Maar of die nieuwe, Europese identiteit sterk genoeg zal zijn om de Serviërs met andere ogen naar hun buren en hun geschiedenis te laten kijken, is nog zeer de vraag. De Serviërs hebben door de eeuwen geleerd vooral voor zichzelf en de missie van hun volk op te komen. Hoe meer zij daarbij op hun kop krijgen, hoe meer ze dat beeld bevestigd weten.