Broederlijk Delen stelt dit jaar Bolivië onder de spots.
Armoede, vervuiling van het water, afsmelten van de gletsjers: het zijn evenveel groeiende problemen.
Maar tweede-kansonderwijs, gemeenschapsopbouw, projecten rond water en politieke drukking trachten daaraan te verhelpen.
In juli en in november 2009 gingen groepen Vlamingen ginds op bezoek. Bij hen was Gard Vermeulen van Korbeek-Dijle. Hij geeft enkele impressies in Kerk+Leven tijdens de veertigdagentijd. Lees maar hieronder.
Zakenvrouwen op eigen kracht
Bij ECAM leidt een man de eerste dans. Hij wervelt over de vloer en neemt een sliert vrouwen mee ten dans. Hun hoedje blijft onverwacht vast op hun hoofd. Hun geborduurde omslagdoek draait en wentelt vurig. Maar na deze eerste ronde heeft de man afgedaan. Daarna spreiden alleen vrouwen de danspassen en kleren ten toon uit elke denkbare streek van Bolivia, tot het geketende symbool toe van het land dat zijn toegang tot zee verloor in de oorlog.
Na het festijn van klank en de orgie van kleur, volgen de welkomhapjes van maïs, linzen, granen, en kruiden. De overvloed is er voor de vertegenwoordigers van Broederlijk Delen, hun partners en weldoeners. Want met slechts een kleine steun van buiten, hebben deze vrouwen een enorme weg afgelegd op eigen krachten.
Omdat ze te weinig binnenbrachten in het onderhoud van de familie - volgens het oordeel van hun macho-mannen - zochten zij naar eigen economische waarde. Eerst echter moesten ze de ketens losmaken van hun moederplicht. Zij zetten dus een kinderkribbe op, bewaarklassen en een lagere school.
Dan konden ze uitgebreid doen wat ze reeds kenden: koken en bakken. Zij begonnen een kleine bakkerij en een eethuisje. De foto's gaan rond van hun heerlijk gebak, van valentijnscakes en huwelijksmontées. Zo veroverden ze hun financiële zelfstandigheid. Vanavond gaan we dineren in hun restaurant in de binnenstad
Deze gelegenheidsdanseressen zijn geen kneusjes meer, maar zelfbewuste vrouwen.
Vandaag is de kleine bakkerij volgepropt met gastvrouwen, bezoekers, kinderen en een paar verliefden. Die verdwijnen stiekem langs de achterdeur.
Goud en zilver delven
Het busje stopt tussen twee bergen.
- Links is de goudberg, rechts de zilverberg, legt Gilberto Pauwels uit. Hij is pater oblaat en houdt zich al zestien jaar bezig met de gevolgen van de ontginning, zowel op het milieu als op de gewone mens. Want dat is de taak van CEPA (Centro de Ecológía y Pueblos Andesinos), waarvan hij directeur is.
De zilvermijn is uitgeput. Maar een buitenlandse maatschappij herwerkt de afvalhoop van weleer om er nu de laatste restjes zilver chemisch uit te halen. Dat lukt. Maar enige jaren geleden heeft de wal rond het opvangbekken het begeven. De smurrie van giften en zware metalen heeft het gebied overstroomd en is in de rivier gespoeld. De mensen daar beneden kregen het over zich heen en hadden geen verhaal.
Wat verder, bij de goudmijn, vertelt hij een bijna eender geval.
- Het goud zit hier niet in aders, maar is stofgoud. Dit kan alleen scheikundig gewonnen worden.
Al is de concentratie zeer klein, de operatie is rendabel met de huidige hoge goudprijs. Één berg is volledig afgegraven, uitgehold tot een put van zeventig meter diep. Naar die put sijpelt alle grondwater uit de omgeving. Het wordt vervuild weggepompt naar de rivier. Het ruwe erts wordt op een hoop gegooid en gewassen met een mengsel van klaar water en blauwzuur. De mijn gebruikt meer dan 30 000 kubieke meter water per dag, en pompt evenveel chemisch afval in de stroom.