(Gelezen In Tertio Van 28 September 2011)
Uit een vraaggesprek van Jan De Volder met Meyrem Almaci, ‘stormram en steunbeer van Groen’.
Almaci doet niet mee aan het tegenwoordige politiek correcte doemdenken over een falend integratiebeleid. Ze heeft haar schooljeugd in het katholiek onderwijs nooit als problematisch ervaren.
Was het gezin waarin u opgroeide religieus? En wat betekent de islam voor u vandaag?
“Ons gezin was heel gelovig. Mijn ouders baden vijf keer per dag. Mijn vader was geen ‘hoca’ (imam of leraar, nvdr) maar omdat hij de Koran kende, stond hij bij de Turkse gemeenschap wel hoog aangeschreven. Ikzelf legde me ook met veel ijver toe op de studie van de Koran en het Arabisch. Jammer genoeg ben ik veel vergeten. Maar gelovig ben ik nog altijd. Ik houd me aan het vasten tijdens de ramadan, zij het niet meer zo fanatiek als vroeger. Ik vind de waarden van het geloof heel belangrijk: een groot gevoel voor rechtvaardigheid, het respect voor het leven, de solidariteit met wie het minder goed heeft, het idee dat geld niet de ultieme waarde is. Dat heeft me ook aangezet me politiek te engageren.
Op mijn zestiende besliste ik evenwel mijn hoofddoek niet langer te dragen. Uit de Koran had ik begrepen dat de hoofddoek dient om minder aandacht te trekken. Maar door die hoofddoek te dragen - ik was de enige moslima in de klas - viel ik net meer op. Mijn ouders begrepen de beslissing niet, maar mijn vader was wel zo tolerant ze te respecteren. Ik heb vaak mijn Turkse milieu moeten uitleggen aan mijn omgeving en de Vlaamse manier van denken aan mijn ouders.”
U liep school in het katholiek onderwijs. Hoe kijkt u naar het christelijke geloof?
“Als kind was het soms verwarrend, maar nooit problematisch. Op Aswoensdag kregen we een assenkruis op het voorhoofd; als we thuiskwamen moest dat eraf en later op school moest dat er weer op. Ik was vaak de enige moslima in de klas. Ik werd wel eens aangemaand om te communie te gaan, maar dat was meer onwetendheid dan bekeringsdrang. En wanneer ik op school moest leren dat de kruisvaarders Jeruzalem bevrijdden van de barbaren, stapte ik wel eens kwaad buiten. Uiteindelijk ben ik dankbaar voor veel van wat ik er heb gekregen en geleerd. Jezus is ook voor moslims een profeet en ik ben genoemd naar Maria; moslims vereren eveneens de moeder van Jezus. Zo groot zijn de verschillen uiteindelijk niet. De uitgangspunten over wat een goed en deugdzaam leven is, zijn dezelfde.”