woensdag 25 december 2019

Concert harmonie 4 januari 2020


Gelezen in TERTIO van 11 december 2019


“Buffer tegen dagelijkse zorgen”

Uit een artikel van Sylvie Walraevens



KVLV krijgt op 24 januari een nieuwe naam. Monique De Dobbeleer, 3 jaar aan het roer van Vlaanderens grootste vrouwenorganisatie met 85.000 leden, steekt haar enthousiasme niet onder stoelen of banken.

“De nieuwe wind die KVLV door de Vlaamse steden en dorpen wil doen waaien, zal sterk aansluiten bij de veranderde leefwereld van vrouwen. Ramen en deuren worden opengegooid, we verwelkomen de dynamiek van de diverse samenleving. Maar tegelijk gaan we respectvol om met ons verleden. Dat koesteren we, terwijl we ook nieuwe vaatjes opentrekken”.



De “k”

Of de “k” in de nieuwe naam verdwijnt, leeft onder de leden, erkent De Dobbeleer. De nieuwe naam zal geen letterwoord zijn, maar dat was Boerinnenbond ook niet. We blijven onze christelijke inspiratie uitdrukkelijk benoemen en geven ze handen en voeten, met een blik naar buiten. Het nieuwe KVLV zal uitnodigend, respectvol en betekenisvol zijn. Uitnodigend, om de vereniging zo breed mogelijk te verankeren en de drempel laag te houden voor alle vrouwen – hoog of laag opgeleid, gekleurd of wit. Ook in onze thema’s wordt de diversiteit in de samenleving weerspiegeld. Respectvol betekent dat we mensen willen zien, horen en begrijpen in hun individuele volheid; en betekenisvol wijst erop dat lidmaatschap van onze vereniging een merkbaar verschil moet maken in hun leven. Onze activiteiten spelen zich vooral af in dorpen en kleine steden. Daar willen we dezelfde dynamiek als het grootstedelijke aanbod ontwikkelen: frisse, boeiende activiteiten op een leuke locatie.”

In de naam van de Vader, met Luc Van Looy: Vrede vraagt tijd


De Heer brengt licht in de duisternis. De vergelijking met Johannes is boeiend. Die kwam om de mensen op te roepen, om ze te dopen, om aan te kondigen dat het licht zou dagen en dat het lang verwachte nieuwe verbond op til was. Maar zelf was hij het licht niet. Wanneer dan het licht kwam, wekte het weerstand. Het is zo dat het licht pijn kan doen. Alles komt dan aan het licht. Alles wat mooi is, maar ook wat niet mooi is.



Wanneer we spreken over vrede, in het bijzonder in deze kersttijd, dan worden we ons ervan bewust dat er nog veel weg af te leggen is. De Vredevorst kwam in de wereld, maar de wereld nam hem niet aan. Ook wanneer ieder mens verlangt naar vrede en hunkert naar liefde, laten we toch nog zoveel onvrede toe! Om tot vrede te komen moeten we ons eerst en vooral verzoenen, toegeven dat we fout geweest zijn, om aan de ander toe te laten ons te vergeven en ons een nieuwe kans te geven.



Wanneer we kijken naar het wereldtoneel en horen dat Jezus gekomen is voor alle volkeren, dan moeten we denken aan al die oorlogshaarden die er zijn. Ze worden uitgevochten met wapens, met cybertussenkomsten en hackers, met oorlogstaal tussen tegengestelde standpunten. Wanneer we nadenken over de sociale onlusten in eigen land wordt het duidelijk dat vrede-zoeken en vrede-stichten op een andere manier moet gebeuren. Om vrede te stichten moeten we eerst en vooral alle duisternis uit onszelf verwijderen om met lichtende ogen naar de ander te gaan.



Vrede vraagt tijd, vooral de tijd om standpunten te verduidelijken en om te luisteren naar wat de anderen ons te vertellen hebben en wat ze eigenlijk bedoelen. Het Woord is vlees geworden, bereikbaar, heel dicht bij ons. Wij mogen het beluisteren. Het gaat over het Woord dat God van oudsher tegen de mensen gesproken heeft. Maar de mensen nemen het niet graag aan omdat het pijn kan doen. Toch is dat de enige weg naar het licht.


Uit het boek: In de naam van de Vader, 365 fragmenten uit homilieën en toespraken van MGR. LUC VAN LOOY (uitgegeven door Halewijn in 2018)

woensdag 18 december 2019

In de naam van de Vader, met Luc Van Looy: Bij God is niets onmogelijk

De profeet Jesaja moedigt ons aan niet te treuren, zelfs in de woestijn zal de natuur gaan bloeien. Is het nog geloofwaardig wanneer we zien dat steden kapotgeschoten worden? Groeit er geen gevoel van onmacht ook in de verhouding tot de politiek en tot de wereldvrede? Jakobus maant ons aan om geduld te hebben, zoals de boer die over zijn veld wandelt om te zien of er reeds sprietjes uitkomen waar hij gezaaid heeft. Zoals in de natuur, is het ook in het samenleven nodig God aan het werk te laten.

In het evangelie krijgen we een identiteitskaart van Jezus. Johannes weet van zichzelf dat hij de voorloper is van Jezus. Hij heeft hem gedoopt. Kon Jezus nog dieper afdalen dan dit? Hij werd gewoon mens, meer nog: Hij nam de gestalte aan van een zondaar door zich te laten onderdompelen om gedoopt te worden door Johannes.

Dan komt zijn antwoord aan Johannes. Herinner u wat Lucas schreef toen Jezus in de synagoge van Nazaret voorlas uit de Schrift: ‘De Geest van de Heer rust op mij; daartoe heeft Hij mij gezalfd. Om aan armen de goede boodschap te brengen heeft Hij mij gezonden, om aan gevangenen hun vrijlating aan te kondigen en aan blinden het licht in hun ogen, om verdrukten in vrijheid te laten gaan… (Lc 4,18). Bij Matteüs klinkt het zo: ‘Ga aan Johannes vertellen wat u hoort en ziet: Blinden zien weer en kreupelen lopen, melaatsen worden rein en doven horen, doden staan op en aan armen wordt de goede boodschap verkondigd’ (Mt11,4-5).

Het valt op dat Jezus enkel verwijst naar dingen die gebeuren, niet naar zijn boodschap. Deze dingen die aan mensen gebeuren, zijn sprekend teken van de hoop die we mogen stellen in God. deze dingen zijn ongehoord, bij God is niets onmogelijk.

Uit het boek: In de naam van de Vader, 365 fragmenten uit homilieën en toespraken van MGR. LUC VAN LOOY (uitgegeven door Halewijn in 2018)

Christus-Koning 2019

Op zondag 24 november 2019 vierde Chiro KaDee van Korbeek-Dijle het feest van Christus-Koning. In zijn homilie gaf pater Daniel Taillieu met papier en stift een mooie uitleg van het chirologo. Op een van de foto’s geeft pater Daniel de vredeswens aan de leiding om hem door te geven aan de andere misgangers. Op de andere foto hernieuwen de jongens en meisjes van de leiding hun leidersgelofte. Na de eucharistieviering was het spaghetti à volonté.


Groeten uit Namibië - deel 3


Nog meer parken.

Vooreerst dit: in mijn tweede verslag wou ik me verontschuldigen voor een fout in het eerste verhaal. Ik merk dat de inleiding is blijven staan, maar de verontschuldiging is weggevallen. Dus herhaal ik maar even (ik ben tenslotte in Afrika): Ik sprak in Kaapstad over de Houtbaai en het voeren van dieren. Een attente dame liet mij opmerken dat dit geen otters zijn zoals ik schreef, maar wel Kaapse Pelsrobben. Hiermee is dit recht gezet, gaat mijn dank uit naar die dame en mijn excuses naar alle lezers die ik op het vereerde been heb gezet.

Mijn vakantie schuift naar het einde, maar sinds verscheidene dagen heb ik geen internet meer beschikbaar. Ik schrijft je dit verhaal ergens in Botswana, maar ik kan je niet beloven het op tijd te kunnen uitsturen, misschien komt het wel uit Korbeek-Dijle. De reisgidse, een uitstekende Zimbabwaanse dame, draagt het vandaag op haar T-shirt: “Blijf kalm, je bent in Afrika”. Dit is wel uitdagend nadat ik anderhalf uur heb moeten wachten naar een eenvoudige pastaschotel.

De laatste dag in het Etosha-park in Namibië bracht me nog een late verrassing. Voor ik naar bed ging, liep ik nog even naar de waterplas. En zie, daar staan aan de overkant drie giraffen en aan deze kant … twee neushoorns in het volle licht. En rechts komt er nog een derde aangewandeld. Er wordt wat geduwd en gepord, tot ze men hun drieën netjes gaan drinken. Ook een vierde rhinoceros daagt op De twee laatsten kunnen het beter met elkaar stellen en de twee eersten zoeken verkoeling in het water. Tot mijn stomste verbazing komen er van links nog een moeder rhino en haar halfwas kind aangestapt. Neushoorns zijn zeer schuw en zeldzaam, zeer begeerd en bejaagd en hier zie ik er zo opeens zes samen! Een enige ervaring in mijn leven.

In de volgende dagen hebben we vooral gereden om grote afstanden te overbruggen. In Windhoek, de hoofdstad van Namibië wandelden we kort rond om de oudste Duits gereformeerde kerk te bekijken, waarin een grote gedenkplaat de vele Duitse gesneuvelden herinnert. Hoeveel meer Afrikanen zijn er gevallen, vooral tijdens de genocide? De Nama en de Herrero volkeren streden om het vruchtbare land, waarop ook de Duitsers in de 19e eeuw aasden. De burgerlijk bestuurder kreeg de situatie maar niet onder controle, en de blanken benoemden een militaire bevelhebber. Onverwacht sloten de twee buurvolkeren vrede onder elkaar en vochten samen tegen de indringer. De generaal kende geen genade: schieten om te doden, opsluiten in een kamp waar het eten steeds schaarser werd en het drinkwater vergiftigd. Er vielen bijna honderdduizend zwarte doden. Later kwam Zuidwest Afrika onder het bestuur van Zuid-Afrika, die hun apartheidsregime ook hier oplegden en de onafhankelijkheid weigerden, tot de UNO en de wereldmachten hun verplichtten dat te doen. Verder bekeken we nog het parlement, het museum van de geschiedenis (een gift van Noord-Korea, een van de drie bondgenoten in de strijd om de onafhankelijkheid) en de oude vesting van de Duitsers.

Ondertussen heb ik Namibië verlaten en ben in Botswana toegekomen. Dit land is zonder bloedvergieten in 1966 onafhankelijk geworden. Toeval of niet, in 1967 vond men er diamanten. Dit land kent een lange traditie van zwart (97 %) en blank (3 %) samenleven, ook nu nog. Aan deze diamanten kleeft geen bloed!

Het grootste deel van het land wordt ingenomen door de Kalahari-woestijn. Dit is eigenlijk een half-woestijn, want ze kent nog enige regenval, gemiddeld meer dan 500 mm per jaar, al is dit de laatste jaren sterk verminderd of weggevallen. Stel de Kalahari dus niet voor als een dorre zandvlakte, maar als een streek vol dorre -en na de regen: groene- struiken waarin nog grote wilde dieren kunnen leven. En natuurlijk vele kleine beestjes.

Ik volgde een koppel Darma-bosjesmensen die in de woestijn kunnen overleven met alleen pijl, boog, speer, twee stokjes om vuur te maken en nog wat koorden uit Aloë Vera vezels. Hij was een late vijftiger, zij een mid-dertiger.

Ergens vonden zij een plant die ze met wortel en al opgroeven. Ze maakten het knolletje proper met een ruw takje van een of andere struik en sneden het in stukjes met een ander takje. Het proefde bijna als de vers uitgetrokken raap, die ik in mijn jonge jaren met het loof reinigde en waarvan het zand tussen mijn tanden knisperte.

’s Avonds nodigden ze gasten uit om hun traditionele regendans uit te voeren. Twee mannen dansten zich in trance op de ritmische zangen met handgeklap van acht vrouwen. Boven onze hoofden flitste de bliksem en er vielen een paar druppels vocht. Niet indrukwekkend. Maar zie: ’s morgens liet een onweersbui wel enkele millimeter water achter. Helpt deze regendans dan toch echt?

Botswana heeft niet alleen diamanten, ook veel veeboeren, die hun kudden laten loslopen over ontzaglijk grote oppervlakten. Door die karige maar belangrijke regenval is er altijd wel wat groen voor geiten en koeien, die ook vrij over de weg lopen. Oppassen dus.

Ik stapte gisteren in een eenmotorig vliegtuig. Vooraf vertelde de commandant kortweg wat er ging gebeuren en waarop we moesten letten. Zij was een hippe vlotte zwarte met lang gevlochten kroeshaar. Zij stelde ook haar copiloot voor die ik niets zag doen met het vliegtuig maar wel wanhopig rondkeek om wild te vinden onder deze vlucht over de Okovangodelta. Tevergeefs. Dit gebied is een enorme vlakte waarin een rivier als in een vijfvingerige delta in de zee terecht komt. Alleen gebeurt dit ditmaal niet in het water, maar in de woestijn, waar het water verzinkt in het zand of verdampt in de moerassen. Veel van die laaglanden staan nu dor en droog. Op andere plaatsen ziet men de bedding en de groene lijn van bomen er omheen, maar ditmaal zonder water. Hier en ginds liggen er nog plassen of loopt er nog een streepje water. Het land snakt naar regen.

Van uit het vliegtuig tuur ik over het landschap, zie hier en daar een paar koeien grazen, ver van elkaar. Ook een familie olifanten langs een natte bocht van de rivier en een kudde buffels. Verder overleeft er nog wat groen of sterft het landschap van de droogte.

Vandaag vaar ik met een komoro door de plassen en moerassen van deze delta. Een komoro was vroeger een uitgeholde boomstam, nu een glasvezel schelp in die vorm. Voor het westers comfort legt men er twee zit-leuningen in, losgeschroefd van het stalen onderstel van de gekende plastiekstoel. Een stevige dame staat achter de twee passagiers en duwt met een stok het bootje vooruit. Hier is nog water, al staat het veertig centimeter lager dan normaal. De vissers zijn mee opgeschoven en hebben letterlijk hun tenten opgeslagen in het gehucht bij de nieuwe oever.

Ik zie vooral vogels, van rood over bruin naar rood en wit. De dame zwijgt in alle talen. Neen, ze ratelt de hele tijd in haar taal met de andere paalroeier.

In een wandeling over de hete vlakte zien we op afstand enige zebra’s, een buffel die kordaat op ons afstapt, en ver weg nog enkele gnoes. Verder wijst de gids ons een paar sporen aan en mest van verschillende diersoorten. Ik heb al beter meegemaakt.

Als ik terug in het hotel kom, vertelt de dame me enthousiast dat er weer internet is en geeft me een nieuwe code. De eerste van de reisgenoten die het probeert ondervindt dat het nog steeds niet werkt. Ik zal mijn belofte houden: als email vandaag werkt verdubbel ik mijn fooien. Het is bij de enkele fooi gebleven.



Ondertussen zijn we weer een dag verder. Toen ik in het nieuwe verblijf toekwam werkte het internet, tot een kwartier later de generator stuk ging en alles weer doodstil werd.



Vanmorgen heb ik in het Chobe NP rondgereden. Dit noteerde ik:

De cicaden beëindigen hun hulde aan de nieuwe morgen in een snerpend orgelpunt als van een orkest van duizend scharenslijpers.

De lucht fris van de dauw van de nacht naast de rivier streelt de neus met de geur van vers groen en regen met een vleugje zoete geur van warm mest.

De zon sprenkelt goud over de struiken, kust een leeuwin met haar twee jongen wakker en schenkt weer leven aan een mensgrote hagedis met de warmte van de dag.

Nu haast ik me dit naar je toe te sturen want in dit hotel in Zimbabwe werkt het internet.

Straks vlieg ik over de Victoriawaterval, maar daarover vertel ik je als ik thuis ben.

Tot dan.

Gard


Gelezen in TERTIO van 4 december 2019


1 . Luisteren naar mensen en hun wonden

Uit een artikel van Emmanuel Van Lierde



Abt van Orval Lode Van Hecke wordt op 23 februari in de Sint-Baafskathedraal tot 31ste bisschop van Gent gewijd. Voor het eerst komt er in ons land een trappist aan het hoofd van een bisdom. Wereldwijd zijn er slechts twee andere trappisten bisschop: emeritus Édouard Mununu Kasiala van Kikwit in Congo en Erik Varden, onlangs benoemd voor het Noorse Trondheim.



Naar de essentie

“Het is mijn overtuiging dat er te veel ernstige problemen in de wereld zijn om je met pietluttigheden bezig te houden. Mijn episcopaat zal beperkt in tijd zijn, er is geen tijd voor decor en bijkomstigheden. Laten we zoals paus Franciscus naar de essentie gaan.”



Vreugde en hoop

Geen toeval dat Van Hecke voor zijn abtsleuze die nu zijn bisschopsdevies wordt, koos voor: “In de vreugde van de Geest”. “Het Concilie was een nieuw Pinksteren en de Geest staat voor dynamiek. Doemdenken en nostalgie helpen ons niet vooruit. Laten we vreugde en hoop putten uit het geloof. Paus Franciscus is daarin een groot voorbeeld. Hij brengt die vreugde”, stelt de nieuw bisschop van Gent.



2 . Omarmende liefde

Uit een bezinning van Stefan Vanistendael, socioloog en demograaf


Dikwijls horen we dat de liefde blind is. Maar is dat niet verliefdheid, een pril begin van de liefde? De rijpere liefde reikt verder, over grenzen heen, en dieper, ze omarmt alle leven. Ze laat ons de wereld, mensen en dingen zien zoals ze zijn: schoonheid, goedheid en generositeit, een eindeloze uitnodiging tot leven, gul en blij. Vreemd genoeg laat de liefde ons ook alle kwaad zien, met verbluffende nuchterheid. Maar tegelijk fluistert de liefde ons toe in ons hart: “En toch”. Zoals het water en de oase in de woestijn. En toch.

In de naam van de Vader, met Luc Van Looy: De wereld verbeteren


Een christen geeft meer dan voedsel of drank. Dit zijn klassieke geschenken om bij mensen thuis te komen en met hen in gesprek te gaan. En wie weet, indien wij dat vaker en consequenter zouden doen, zouden er minder mensen lijden, minder naar de gevangenis gaan, minder psychisch ziek worden of burn-out of depressie kennen.



De werken van barmhartigheid die typisch zijn voor gelovigen verbeteren de wereld. Wat beogen ze? De wereld verbeteren door mensen aan te sporen om wat trager te leven, om tijd te maken voor anderen, om zorg te dragen voor de hele schepping en zo op alle gebied tederheid te beoefenen. Dan wordt het aangenaam, mooi en zinvol leven! Dan dragen wij zorg voor alles wat ons omringt. Dan leven we sober en zinvol.



Wanneer ik daaraan denk, gaan mijn gedachten naar Jezus. Hij had geen steen om zijn hoofd op te leggen, geen eigendom, alleen vrienden en vijanden. Hij had geen eigen woonst. Hij leefde tussen de mensen. Dat maakte hem ook zo toegankelijk voor hen. De blinde hoorde dat Hij in de buurt was en hij riep hem. Hij zag de kreupele man bij de waterput, Hij genas hem. Hij ontving de overspelige vrouw, ze mocht zijn voeten zalven. En wanneer het er om te doen was te vertellen wat eigenlijk nodig is, dan vertelde Hij verhalen zoals van de barmhartige Samaritaan of van de zoon die van huis was weggelopen en als een wrak terugkwam.



Uit het boek: In de naam van de Vader, 365 fragmenten uit homilieën en toespraken van MGR. LUC VAN LOOY (uitgegeven door Halewijn in 2018)

woensdag 11 december 2019

Gelezen in TERTIO van 20 november 2019: Niet in woorden te vatten

Uit een artikel van Christophe Brabant, leraar in het Gentse Sint-Barbaracollege

Niemand heeft God ooit gezien, lezen we in het begin van het Johannesevangelie. En toch kunnen we niet zonder beelden om over God te spreken. Een beeld dat mij dierbaar geworden is, vind ik in het gedicht Ziekenbezoek van Judith Herzberg:

Mijn vader had een lang uur

zitten zwijgen bij mijn bed.

Toen hij zijn hoed had opgezet

zei ik, nou, dit gesprek

is makkelijk te resumeren.

Nee, zei hij, nee toch niet

je moet het maar eens proberen.

De vader is geen dokter die de ziekte wegneemt. Noch verstrooit de vader de bedlegerige met een babbel. De vader is er, zonder meer. En toch verandert die aanwezigheid de wereld totaal. En dat valt niet eens allemaal in woorden te vatten. Je moet het maar eens proberen.

In de naam van de Vader, met Luc Van Looy: God richt ons op

Een vraag die ik bij het begin van het kerkelijk jaar wil stellen is: geloven we dat Christus zal komen, dat Hij zal wederkomen aan het einde van de menselijke geschiedenis? Dit geloof is de grond van de advent. We geloven dat Christus de Messias is die met Kerstmis gekomen is. Hij is gekomen in Betlehem nadat het volk van Jahwe lang gewacht had. We beluisteren de geschiedenis van het volk dat bevrijd is uit de slavernij in Egypte. God heeft hen weggeleid en een nieuw land toegewezen. Dat is niet eenvoudig gegaan. Wie onder ons gewoon is om de psalmen te bidden, vindt daarin kort samengevat de geschiedenis van het volk dat vaak weerstand biedt aan God en aan Mozes omdat de weg moeilijk is. Ze vinden dat er niet voldoende voedsel is, ze zijn moe, en dan komen er nog de oorlogen bij met de volkeren die ze onderweg tegenkomen. Telkens weer gaat het over een confrontatie met afgoden, met offers die gebracht worden, tot zelfs mensenoffers.

De profeten staan dan op om het volk te waarschuwen, maar vooral om hoop te geven. De profeet vertolkt wat leeft bij het volk, geeft een analyse van de realiteit: ‘Wij zijn allen als verwelkte bladeren, de wind van onze zonden blaast ons weg. U hebt uw gelaat voor ons verborgen’ (Jes 64,5-6). Zo klagen ze God aan en dan weer herinneren ze God eraan dat Hij verantwoordelijk is voor de mensen. ‘Wij zijn allen het werk van uw hand’ (Jes 64,7).

En weer zingt de psalm vol hoop:

‘God richt ons weer op,

laat uw aanschijn over ons lichten,

lach ons weer toe en wij zullen gered zijn’ (Psalm 80,4).

Uit het boek: In de naam van de Vader, 365 fragmenten uit homilieën en toespraken van MGR. LUC VAN LOOY (uitgegeven door Halewijn in 2018)

woensdag 4 december 2019

Groeten uit Namibië - deel 2


De parken van Namibië

Goede dag.

Vooreerst moet ik

Sinds mijn vorige brief ben ik Namibië van zuid naar noord doorgetrokken. Ik ben net in het Etosha nationaal park aangekomen.

Ik zal best eerst wat vertellen over het land. Het is bijna dertig maal groter dan België, met slechts 2,5 miljoen inwoners. Het lijkt wel leeg. In 1907 hebben de Duitse kolonisten de drie eerste gebieden tot nationaal park verklaard: De Namib woestijn, de Naukluft woestijn en Etosha. Dat laatste park heeft wat water, is een beetje groener, maar de twee anderen krijgen minder dan honderd millimeter water per jaar. Over bijna een vergissing recht zetten. Een attente dame liet mij opmerken dat de dieren die in Hout Baai gevoerd worden geen otters zijn maar Kaapse Pelsrobben. Mijn dank aan de dame en mijn verontschuldiging aan alle lezers.gans de lengte van de kuststrook aan de Atlantische Oceaan reikt de woestijn, soms vijftig soms vijfhonderd kilometer diep landinwaarts. Dat is niet allemaal zand en zandduinen. Er komen meer rotsen voor, soms vlakten die ooit onder water gestaan hebben en een dunne kleilaag hebben achter gelaten. Nu eens is een veld nauwelijks begroeid, dan weer ziet men wat dorre struiken of groene boompjes. Het landschap wisselt af, maar als men vele dagen over stoffige wegen raast, dan wordt het toch wel wat saai. Als men zo snel een algemene blik werpt op de woestijn, lijkt ze dood. Maar een woestijn moet men in detail bekijken.

Ik ben diep in de Sesriem canyon afgedaald. Het heet ook een kloof, een kleiner broertje van die waarover ik je verleden keer schreef. De Sesriem kloof is ongeveer dertig meter diep en met zes riemen (lederen touwen waarmee men een span paarden ment.) kon men vroeger drinkwater ophalen. De kloof is niet ontstaan door aardbevingen of zo, maar door de erosie van de rivier onderin. Op de wanden kan men haar geschiedenis aflezen zoals men met de ringen van de bomen de leeftijd bepaalt. Als je op de kloofwand een laag ziet met kleine keitjes, dan weet je dat er toen een periode met normale regenval was. Vind je een laag met grove keien, dan duidt dit op een perioden van overvloedige en hevige regenval. Er zijn ook lagen met enkel fijn zand. Dat waren de droge jaren.

Een paar dagen geleden heb ik een wandeling gemaakt over rotsen en keien en in de brandende zon (De wandeling heeft me enkele dagen lang een stijf en pijnlijk been bezorgd.) naar een overhangende grot. Daar hebben de voorouders van vijfduizend tot tweeduizend jaar geleden rotsschilderingen achtergelaten. De oudste tekeningen tonen dieren van toen: een olifant, een neushoorn, een wildebeest en gazellen. Allen lopen ze in de richting van een echte bron. Latere tekeningen tonen de familie of de clan: de vader, de moeder en vier kinderen. De eerste Europese voorbijganger keek naar de witte figuur in het midden en oordeelde dat dit een vrouw was . Hij noemde haar en zij heet nog: “The White Lady” ook al weet men nu dat het een shamaan is, een genezer die door dansen in trance komt en stof opjaagt dat in zijn zweet de benen en het onderlijf kleurt. De donkere figuur wat verder is duidelijk een vrouw.

Een morgen lang ben ik in de woestijn geweest om de kleine dieren op te zoeken. Twee gidsen met negen toehoorders. De ene gids deed het woord terwijl de andere in de omgeving wandelde en de groep dichterbij riep als er interessante dieren te vinden waren. Het begon echter met een plant: de tamarinde. Ik herinner me nog dat er in de tuin van de zusterschool (nu parking van de parochiale gebouwen) in Korbeek-Dijle tegen de speelplaats een tamarinde stond. In de woestijn is hij maar een meter hoog. Hij heeft geen water nodig, hij leeft echt van de hemelse dauw, die elke morgen neerdaalt, hier op minder dan een kilometer van de oceaan. Zijn takjes hebben groefjes waarin het vocht zachtjes condenseert en afloopt. De druppels worden opgevangen door insecten die dorst hebben. De bloemen zijn overvloedig en de zaadhulzen rollebollen samen in de wind tussen de knoestige takken. Het is een schuilplaats tegen roofdieren én een beschermplaats tegen de hoge temperaturen (meer dan veertig graden) voor de kleinere dieren.

Torren kunnen op hout kauwen en bij de vertering er van water overhouden. Spinnen graven hun holletjes en vangen de kevers. Hun lichaam brengt vocht aan voor de rover. Spinnen worden slachtoffer van hagedissen en kameleons. Zij worden dan weer verslonden door roofvogels. Zo bouwt het vocht zich op in een piramide. Zo vertellen mij de gidsen. Zij zeggen niet wie later de roofvogels opeet.

Wat verder kantelt de gids een steen. Wat kleine kevertjes vluchten. Verder zie ik niets. Tot de gids mij een kopje wijst met twee uitstulpingen zo groot als een kopspeld. Hij noemt het de hoorntjes van een jonge mannetjesslang.; Hij wijst naar de verdikking van de staart en toont twee piepkleine penisjes. Toch verklaart de Engelsman naast mij dat een jonge man met twee penissen een aartsgevaarlijke combinatie is. De gids vertelt dat een slang niet gevaarlijk is als ze zich niet bedreigd voelt. Hij vertelt hoe hij ooit plots oog in oog stond met een cobra. Beiden verstijfden tot het serpent tot besluit kwam dat die andere figuur geen gevaar vormde en tussen zijn benen ontsnapte. Eigenaardig dat Frans, een gids die ik twee dagen eerder ontmoette, precies dezelfde ervaring had meegemaakt. Jurgen porde dit slangetje van zo’n twee handlengten lang op. Het gleed verschrikt weg, kwam even aan mijn schoenen snuffelen en ging dan weer slapen in de schaduw naast de voeten van nog een Brit.

Nadat een jeep even was klem gereden in het zand, door de andere er weer werd uitgesleept, plaatste de gids ons voor een raadsel: wat zien jullie hier? Na even zoeken en wennen ontdekte ik een kameleon naast een schilfer rots. Op die vlakke open plek was het dier zo goed als onzichtbaar. Het was nog fris in de jonge morgen en de mistlaag hing nog over de vlakte. Het dier was verkleumd en bewoog traag. Maar de gids had verleidelijke meelwormen mee. De ogen van het dier draaiden boven zijn kop als twee onafhankelijke zoeklichten van een politieauto. Als alles veilig bevonden was, draaiden ze naar één punt en fixeerden de prooi. De lichaamslange tong van het dier schoot vooruit, omarmde de meelworm oor een doodskus ven schrokte hem op.

Toen namen de gidsen ons mee naar een zanderig plateau en wezen een klein zwart lijntje aan, één centimeter lang. En een lichter vlekje, een duimnagel groot. Zij raakten het met hun stokje aan en oeps! Daar verscheen een buisje van dertig centimeter dat hevig wriemelde en zijwaarts snelde. De bochten in hun lichaam en de plaatsen die het aanraakt laten een sidewinder snel zijwaarts rennen. Wat meer is, minder dan de helft van hun lijf raakt de hete bodem voor een fractie van een seconde. Zo verbranden ze zich niet. Enkele meter verder groef het diertje zich weer in tussen de takken van een struik.

Nog een laatste ervaring. De gidsen vinden een klein gaatje in het zand, kleiner dan een muizenholletje. Jurgen schuift handenvol zand weg, blijft het pijpje volgen, vind er twee, kiest eentje, schept meer zand weg, grijpt plots iets vast en als het zand tussen zijn vingers wegglijdt blijft een bleke diertje nasidderen. Doorheen zijn huid zijn de ribben zichtbaar. Van binnenuit kleuren ingewanden helder blauw en groen en rood. De twee grote zwarte ogen van een Paimato, een Namibische Duingekko, staren ons aan. Het tere beestje kan het gewicht van het zand boven hem niet dragen, maar bouwt zijn holletje in één enkele zandlaag en hoopt op de eigen sterkte van de zandlaag om overeind te blijven en het gewicht te schragen. Jurgen peutert met zijn vinger een klein holletje en laat het beestje ver der werken. Het begint inderdaad ijverig met de voorpootjes het zand naar achteren te schuiven, maar de bovenlaag stort in. Jurgen redt het diertje van onder de lawine en er volgt een nieuwe poging. Bij de vierde lukt het. Nu beginnen ook de achterpootjes het zand verder weg te schuiven en de staart zwiept het wijd open. Na tien seconden is het hele diertje verdwenen.

De expeditie loopt ten einde en er komt een toetje: een rit van vier jeeps over de zandduinen. Het geeft een speciale kick, maar of dit de bescherming van fauna en flora ten goede komt? Ik laat het oordeel hierover aan de chauffeur-gidsen over die ik net met veel zorg over de natuur hoorde vertellen.

Nu moet ik dringend naar het avondmaal. Morgen schrijf ik verder.

Gisteren kwamen we toe in Etosha, vol verwachting om de grote wilde dieren te zien. En inderdaad, een rit van anderhalf uur leverde heel wat op. Oryxen, de gazellen met twee spitse rechte horens, zowel voor mannetjes als vrouwtjes, hadden we al eerder gezien. Springbokken zijn ook overal volop aanwezig. Twee leeuwinnen lagen te zonnen, vonden veertig graden toch van het goede te veel en de ene na de andere vond de schaduw onder een brug lekkerder om te liggen. Later zagen we ze terug in de zon. Tegen de avond kwamen we een andere leeuwin tegen die duidelijk op jacht was. Het zonlicht scheen zo mooi door haar haren.

Enkele zebra’s die op de vlakte grazen, toonden hun verschillen met de bergzebra’s. Die laatsten hebben een witte buik en gestreepte poten. De eersten net andersom. Een kudde Grote Kudu’s liep even met ons mee, maar we zagen geen mannetje met die mooie gekrulde horens.

In de verte waakten impala’s en dichtbij liep er een Kori reuze trapgans, de zwaarste vliegende vogel. O ja, de struisvogels zijn veel groter maar houden zich op de grond. Ze liepen voor ons uit, want zij zijn niet gebonden door de snelheidsbeperking van 30 km per uur voor voertuigen. Mannetjes en vrouwtjes delen beiden het broedproces. In de zwarte nacht zorgt het even zwarte mannetje voor de eieren, in de dag valt het bruine wijfje minder op in het rossige zand als ze op het nest zit.

Aan de waterpoel in het Okaukuejo kamp kon ik van nabij een olifant bekijken en een giraf aan de overkant van de plas. Het is een plezier om telkens de dertig meter naar het water te lopen en er op elk ogenblik van de dag andere dieren te vinden. Gisteravond stond er aan de overkant zelfs een neushoorn, al kon ik die met mijn beperkte camera niet op de foto zetten. Vanmorgen spreidde een giraf haar poten wijd open om er te drinken.

De medereizigers zijn vandaag weer op tocht om nog meer te zien. Ik heb bewust gekozen om te laten bezinken wat ik al heb meegemaakt, om het wild naar bij mij toe te laten komen en rustig naar jullie te schrijven.

Nu stop ik hier. Later meer over wat nog komen zal. Tot dan.

zondag 1 december 2019

Groeten uit Namibië - deel 1


Goede dag.

Dit is het land dat ik wou bezoeken en dan later verder reizen naar Botswana en de Victoria waterval.

Maar de rondreis begon in Zuid-Afrika, in Kaapstad. Ik moest ten laatste dinsdagavond uit Korbeek-Dijle vertrekken en woensdag een halve dag in Kaapstad verblijven om ’s anderendaags de rondreis te beginnen. Maar ik vond een halve dag in Kaapstad toch te weinig en vertrok maandagavond. Ik gebruikte de woensdag om een rondrit te maken in en rond de stad. Het gezelschap was bont: een man uit Bangladesh, die als dokter werkt in Engeland, een tandarts uit Brazilië die zijn praktijk heeft in Australië, een paar Argentijnen die naar Spanje zijn uitgeweken en een koppel uit Wales die in deze woelige politieke Brexittijden liever Welsh en Europeaan zijn dan Brit. Voeg mij daarbij met een Belgisch paspoort en de chauffeur-gids die ooit zeeman was maar het varen heeft laten varen om met vrouw en dochter in zijn geboortestad te wonen. Alle werelddelen in één busje.

Het eerste deel van de tocht liep langs de kust van de Atlantische Oceaan, waar op het einde van de vijftiende eeuw de Portugezen een weg zochten naar de kruideneilanden in het Oosten. De Spanjaarden probeerden met Christoffel Columbus in de andere richting, maar beiden hadden hetzelfde doel: de kruiden- en edelstenenhandel uit handen van de Arabieren en Venetianen wringen. Het moet een ontmoedigende tocht geweest zijn. Na lang proberen langs de Afrikaanse kust kwamen de zeevaarders van koning Emanuel aan een kaap, een keerpunt naar de goede wind, Kaap de Goede Hoop, want vandaar liep de kustlijn naar het Noorden. Enkele mijlen verder boog het noodlot de kustlijn weer naar het Zuiden. De Portugezen vonden er een andere kaap, meer zuidelijk: Kaappunt. En weer met goede hoop naar het Noorden. Helaas, … honderden mijlen verder ondervonden ze dat de baai valselijk weer naar het zuiden leidde. Zo heet ze nog steeds de ‘Valse Baai’. Ontmoedigd maar volhardend vonden de zeelui Kaap L’Agulhas. Derde keer, goede keer. Nu ging de kust, o zo tergend langzaam, in de goede richting: oost-noord-oost. Toen ze Sulawesi in Indonesië, Goa in India, Sri Lanka, ja zelfs Korea en Japan hadden bereikt, kwamen de Nederlanders er aan en namen bijna alles weer af. Portugal is de klap nooit meer te boven gekomen.

Aan de Houtbaai van Kaapstad, waar een oud en vies man de otters voedert om toeristen te lokken en fooi te beuren, spreekt een andere mij aan: “Ik ben 72 jaar en heb 25 jaar in het Franse Vreemdelingenlegioen gediend. Nu ben ik arm. Geef je mij asjeblieft een aalmoes.” Armoede is hier troef en toeristen zijn mogelijk wandelende weldoeners.

De twee volgende dagen waren gewoon lange reisdagen om vrijdagnamiddag Namibië binnen te rijden. Toen Europa op het einde van de negentiende eeuw Afrika verdeelde, kwam Namibië in handen van het Duitse keizerrijk. In 1915 tijdens de “Groote Oorlog”, verloor Duitsland de controle en Duits Zuid-West-Afrika werd als protectoraat ‘onder bescherming’ geplaatst van buurland Zuid-Afrika, zoals Rwanda Burundi toevertrouwd werd aan ‘buurland’ België. Beide ‘beschermers’ veranderden de status van de beschermelingen tot ‘kolonie’. Na een langen onafhankelijkheidsstrijd werd “West Zuid-Afrika” in 1980 “Namibië” met uitzondering van de haven van Walvisbaai. Toen vier jaar later het blanke regime in Zuid-Afrika verdween en Mandela aan de macht kwam, werd vriendschap gesloten en kreeg het land ook dat belangrijk stukje terug. De Namibische Dollar is precies gelijk aan de Zuid-Afrikaanse Rand, zoals vroeger de Luxemburgse en de Belgische frank gelijk waren.

Ondertussen zijn wij al enkele dagen in Namibië, een groot land dat vooral dor en droog is. Ook hier zijn de reisdagen lang. Tijd om met de Namibiërs te praten is er niet. Zondag zijn we gaan wandelen langs de Fish River Canyon. Dit is na de Grand Canyon in Corado, VSA, de langste canyon ter wereld. De wanden tonen ondereen de oudste steenlagen, tot 200 miljoen jaren oud. Hogerop liggen de ‘jongere’ lagen zoals die van 120 miljoen jaren, of de lagen uit de ijstijd van enkele honderdduizend jaren oud. Vulkaanuitbarstingen, en aardverschuivingen hebben de aarde doen breken, uit elkaar schuiven, zinken of hellen. Daarna heeft de “Visrivier” zich een weg uitgesleten, tot 250 meter diep.

Toen lang geleden de dieren nog spraken, woonden hier reuzen. Zij speelden met massieve steenblokken van wel honderd ton, bouwden muren en torens, stapelden stenen tot mensenfiguren. Begrijpelijk dat de vroegste mensen dit domein de speelplaats van de reuzen doopten. Tot geleerden kwamen en verklaarden dat de werking van de aarde over de millennia heen dit eigenaardig effect veroorzaakt heeft.

Op maandag reden we door een streek die duidelijk vervallen is: lege gebouwen, afspanningen niet onderhouden, ontvolkt. Ooit kweekte boeren hier kuddes karakulschapen. De huid van de lammeren is, tot ze gespeend worden, onvoorstelbaar zacht, haast fluwelen zijde. De jongen werden dus geslacht vooraleer ze de moedermelk verlieten en hun huiden werden rijkelijke bontmantels , capes of attributen. In de jaren 1980 besloten dierenvrienden op te komen tegen deze ‘barbarij’ en spoten elke bontkledij vol onoplosbare verf. Mantel waardeloos. Niemand kocht nog Karakul lamspels. Hier in Namibië werden de kuddes van honderden boeren waardeloos en zij trokken weg. De duizenden landbouwknechten vielen zonder werk en zij trokken weg. Allen vervielen tot armoede. De ongeboren dieren waren met veel inzet van de activisten  gered. En de levende mensen …?

Morgen zien we het eerste van de drie grote nationale parken van Namibië: Het Naukluft NP, door Duitsland in 1907 ingericht. Ik houd je op de hoogte.
Gard


Optreden Koninklijke Harmonie Sint-Cecilia

Op zondag 10 november 2019 luisterde de Koninklijke Harmonie Sint-Cecilia de eucharistieviering op in de kerk van Korbeek-Dijle, met het mooi gerestaureerde retabel op de achtergrond.



Gelezen in TERTIO van 13 november 2019: Neiging tot het goede

Uit een standpunt van Frederique Vanneuville

Het is een boodschap die paus Franciscus onvermoeibaar en in alle toonaarden herhaalt: bruggen bouwen, geen muren, contact maken, geen geweld, zorg voor de meest kwetsbaren. Zo riep hij de vertegenwoordigers van de katholieke universiteiten vorige week maandag op met hun opleidingen altijd een relationeel en maatschappelijk doel voor ogen te hebben en de nieuwe generaties niet alleen op te leiden tot bekwame professionals, maar ook hun geest, hart en geweten te vormen. Een cruciaal punt, want al moeten we er niet aan twijfelen dat de meeste mensen uit zichzelf deugen, we weten dat die neiging tot het goede sterk onderhevig is aan de richting die leiders of gezagsinstanties wijzen.

In de naam van de Vader, met Luc Van Looy: Het geloof in vraag gesteld

Bij jongeren horen we vaak de vraag: ‘Christus wil ik wel aanvaarden, maar het instituut van de Kerk heb ik daarbij niet nodig’. Ze staan dan voor een ernstig dilemma. De band tussen geloof en de wereld stoot op weerstand, vaak wegens het beeld, al dan niet terecht, van een afstandelijke en op zichzelf gerichte Kerk.

De interpretatie van het geloof leidt ook vaak tot verschillende houdingen. Meer devotionele geloofsuitingen staan bijvoorbeeld tegenover de meer geseculariseerde geloofsbeleving. Het is een blijvende uitdaging deze en nog andere stromingen binnen de Kerk in gezonde harmonie samen te brengen. Het is de Geest van God zelf die daarbij te hulp komt. Streven naar complementariteit zal hier het antwoord moeten bieden. Wie zich baseert op de Schrift zal daar de bron vinden van samenwerking. Welke geloofsuitdrukking ook, tenslotte zal ze naar de bron van het evangelie dienen terug te gaan om vruchtbaar te zijn.

Volksdevotie of volksspiritualiteit heeft haar wortels in de cultuur van een volk en is ‘geïncarneerd in de cultuur van eenvoudige mensen’ zegt paus Franciscus. ‘Ze geeft de inhoud weer en brengt die op een symbolische manier tot uiting, veeleer dan door het gebruik van de rede’ (Evengelii gaudium, nr.124). Het volksgeloof kan dus in spanning staan met onze rationalistische samenleving. Rede en symboliek hebben beide hun waarde binnen de geloofsverkondiging. Jezus zelf sprak vaak een symbolische taal, in zijn parabels en door zijn gestes die de nabijheid bij de mensen bevestigde. Gevoel en spontane uitdrukkingen van vreugde en lof hebben een plaats naast de meer reflectieve benadering van de inhoud van het geloof. Een natuurlijk samenspel van de verschillende actoren kan alleen maar de geloofsbeleving verrijken. Dit doet me denken aan twee grote stromen in het Amazonegebied die in elkaar vloeien. Verscheidene kilometers lang kan men het verschil in kleur van het water onderscheiden, maar langzaam vloeien ze volledig in elkaar en vormen ze een brede eenkleurige stroom die gestadig naar de zee vloeit.

Uit het boek: In de naam van de Vader, 365 fragmenten uit homilieën en toespraken van MGR. LUC VAN LOOY (uitgegeven door Halewijn in 2018)