Nog meer parken.
Vooreerst dit: in mijn tweede verslag wou ik me verontschuldigen voor een fout in het eerste verhaal. Ik merk dat de inleiding is blijven staan, maar de verontschuldiging is weggevallen. Dus herhaal ik maar even (ik ben tenslotte in Afrika): Ik sprak in Kaapstad over de Houtbaai en het voeren van dieren. Een attente dame liet mij opmerken dat dit geen otters zijn zoals ik schreef, maar wel Kaapse Pelsrobben. Hiermee is dit recht gezet, gaat mijn dank uit naar die dame en mijn excuses naar alle lezers die ik op het vereerde been heb gezet.
Mijn vakantie schuift naar het einde, maar sinds verscheidene dagen heb ik geen internet meer beschikbaar. Ik schrijft je dit verhaal ergens in Botswana, maar ik kan je niet beloven het op tijd te kunnen uitsturen, misschien komt het wel uit Korbeek-Dijle. De reisgidse, een uitstekende Zimbabwaanse dame, draagt het vandaag op haar T-shirt: “Blijf kalm, je bent in Afrika”. Dit is wel uitdagend nadat ik anderhalf uur heb moeten wachten naar een eenvoudige pastaschotel.
De laatste dag in het Etosha-park in Namibië bracht me nog een late verrassing. Voor ik naar bed ging, liep ik nog even naar de waterplas. En zie, daar staan aan de overkant drie giraffen en aan deze kant … twee neushoorns in het volle licht. En rechts komt er nog een derde aangewandeld. Er wordt wat geduwd en gepord, tot ze men hun drieën netjes gaan drinken. Ook een vierde rhinoceros daagt op De twee laatsten kunnen het beter met elkaar stellen en de twee eersten zoeken verkoeling in het water. Tot mijn stomste verbazing komen er van links nog een moeder rhino en haar halfwas kind aangestapt. Neushoorns zijn zeer schuw en zeldzaam, zeer begeerd en bejaagd en hier zie ik er zo opeens zes samen! Een enige ervaring in mijn leven.
In de volgende dagen hebben we vooral gereden om grote afstanden te overbruggen. In Windhoek, de hoofdstad van Namibië wandelden we kort rond om de oudste Duits gereformeerde kerk te bekijken, waarin een grote gedenkplaat de vele Duitse gesneuvelden herinnert. Hoeveel meer Afrikanen zijn er gevallen, vooral tijdens de genocide? De Nama en de Herrero volkeren streden om het vruchtbare land, waarop ook de Duitsers in de 19e eeuw aasden. De burgerlijk bestuurder kreeg de situatie maar niet onder controle, en de blanken benoemden een militaire bevelhebber. Onverwacht sloten de twee buurvolkeren vrede onder elkaar en vochten samen tegen de indringer. De generaal kende geen genade: schieten om te doden, opsluiten in een kamp waar het eten steeds schaarser werd en het drinkwater vergiftigd. Er vielen bijna honderdduizend zwarte doden. Later kwam Zuidwest Afrika onder het bestuur van Zuid-Afrika, die hun apartheidsregime ook hier oplegden en de onafhankelijkheid weigerden, tot de UNO en de wereldmachten hun verplichtten dat te doen. Verder bekeken we nog het parlement, het museum van de geschiedenis (een gift van Noord-Korea, een van de drie bondgenoten in de strijd om de onafhankelijkheid) en de oude vesting van de Duitsers.
Ondertussen heb ik Namibië verlaten en ben in Botswana toegekomen. Dit land is zonder bloedvergieten in 1966 onafhankelijk geworden. Toeval of niet, in 1967 vond men er diamanten. Dit land kent een lange traditie van zwart (97 %) en blank (3 %) samenleven, ook nu nog. Aan deze diamanten kleeft geen bloed!
Het grootste deel van het land wordt ingenomen door de Kalahari-woestijn. Dit is eigenlijk een half-woestijn, want ze kent nog enige regenval, gemiddeld meer dan 500 mm per jaar, al is dit de laatste jaren sterk verminderd of weggevallen. Stel de Kalahari dus niet voor als een dorre zandvlakte, maar als een streek vol dorre -en na de regen: groene- struiken waarin nog grote wilde dieren kunnen leven. En natuurlijk vele kleine beestjes.
Ik volgde een koppel Darma-bosjesmensen die in de woestijn kunnen overleven met alleen pijl, boog, speer, twee stokjes om vuur te maken en nog wat koorden uit Aloë Vera vezels. Hij was een late vijftiger, zij een mid-dertiger.
Ergens vonden zij een plant die ze met wortel en al opgroeven. Ze maakten het knolletje proper met een ruw takje van een of andere struik en sneden het in stukjes met een ander takje. Het proefde bijna als de vers uitgetrokken raap, die ik in mijn jonge jaren met het loof reinigde en waarvan het zand tussen mijn tanden knisperte.
’s Avonds nodigden ze gasten uit om hun traditionele regendans uit te voeren. Twee mannen dansten zich in trance op de ritmische zangen met handgeklap van acht vrouwen. Boven onze hoofden flitste de bliksem en er vielen een paar druppels vocht. Niet indrukwekkend. Maar zie: ’s morgens liet een onweersbui wel enkele millimeter water achter. Helpt deze regendans dan toch echt?
Botswana heeft niet alleen diamanten, ook veel veeboeren, die hun kudden laten loslopen over ontzaglijk grote oppervlakten. Door die karige maar belangrijke regenval is er altijd wel wat groen voor geiten en koeien, die ook vrij over de weg lopen. Oppassen dus.
Ik stapte gisteren in een eenmotorig vliegtuig. Vooraf vertelde de commandant kortweg wat er ging gebeuren en waarop we moesten letten. Zij was een hippe vlotte zwarte met lang gevlochten kroeshaar. Zij stelde ook haar copiloot voor die ik niets zag doen met het vliegtuig maar wel wanhopig rondkeek om wild te vinden onder deze vlucht over de Okovangodelta. Tevergeefs. Dit gebied is een enorme vlakte waarin een rivier als in een vijfvingerige delta in de zee terecht komt. Alleen gebeurt dit ditmaal niet in het water, maar in de woestijn, waar het water verzinkt in het zand of verdampt in de moerassen. Veel van die laaglanden staan nu dor en droog. Op andere plaatsen ziet men de bedding en de groene lijn van bomen er omheen, maar ditmaal zonder water. Hier en ginds liggen er nog plassen of loopt er nog een streepje water. Het land snakt naar regen.
Van uit het vliegtuig tuur ik over het landschap, zie hier en daar een paar koeien grazen, ver van elkaar. Ook een familie olifanten langs een natte bocht van de rivier en een kudde buffels. Verder overleeft er nog wat groen of sterft het landschap van de droogte.
Vandaag vaar ik met een komoro door de plassen en moerassen van deze delta. Een komoro was vroeger een uitgeholde boomstam, nu een glasvezel schelp in die vorm. Voor het westers comfort legt men er twee zit-leuningen in, losgeschroefd van het stalen onderstel van de gekende plastiekstoel. Een stevige dame staat achter de twee passagiers en duwt met een stok het bootje vooruit. Hier is nog water, al staat het veertig centimeter lager dan normaal. De vissers zijn mee opgeschoven en hebben letterlijk hun tenten opgeslagen in het gehucht bij de nieuwe oever.
Ik zie vooral vogels, van rood over bruin naar rood en wit. De dame zwijgt in alle talen. Neen, ze ratelt de hele tijd in haar taal met de andere paalroeier.
In een wandeling over de hete vlakte zien we op afstand enige zebra’s, een buffel die kordaat op ons afstapt, en ver weg nog enkele gnoes. Verder wijst de gids ons een paar sporen aan en mest van verschillende diersoorten. Ik heb al beter meegemaakt.
Als ik terug in het hotel kom, vertelt de dame me enthousiast dat er weer internet is en geeft me een nieuwe code. De eerste van de reisgenoten die het probeert ondervindt dat het nog steeds niet werkt. Ik zal mijn belofte houden: als email vandaag werkt verdubbel ik mijn fooien. Het is bij de enkele fooi gebleven.
…
Ondertussen zijn we weer een dag verder. Toen ik in het nieuwe verblijf toekwam werkte het internet, tot een kwartier later de generator stuk ging en alles weer doodstil werd.
…
Vanmorgen heb ik in het Chobe NP rondgereden. Dit noteerde ik:
De cicaden beëindigen hun hulde aan de nieuwe morgen in een snerpend orgelpunt als van een orkest van duizend scharenslijpers.
De lucht fris van de dauw van de nacht naast de rivier streelt de neus met de geur van vers groen en regen met een vleugje zoete geur van warm mest.
De zon sprenkelt goud over de struiken, kust een leeuwin met haar twee jongen wakker en schenkt weer leven aan een mensgrote hagedis met de warmte van de dag.
Nu haast ik me dit naar je toe te sturen want in dit hotel in Zimbabwe werkt het internet.
Straks vlieg ik over de Victoriawaterval, maar daarover vertel ik je als ik thuis ben.
Tot dan.
Gard