zuidelijke flanken van het Himalajagebergte, met de mount Everest als hoogste berg ter wereld. Nepal heeft een aantal inwoners vergelijkbaar met dat van België, maar is ruim 4,5 maal groter in oppervlakte. De hoofdstad is Katmandu. Gard Vermeulen was er op reis. Hij stuurde ons volgend relaas op 18 oktober 2011:
Een week al ben ik nu in Nepal, en de meesten weten wel dat het begon met een uitdaging van An. Maanden geleden zei ze:
- Kom je mij niet eens bezoeken, nonkel ?
Oktober is een goede maand om dit land te bereizen. Ik ben niet van plan een van de bergreuzen te beklimmen, noch naar een basiskamp daarvan te trekken. Dus blijft mijn verblijf tot 2000 meter hoogte beperkt.
De eerste dagen waren voor de hoofdstad. Een drukke stad met enkele, misschien vier, miljoen inwoners. Buiten haar oude tempels, koninklijke paleizen en een zogenaamde snelweg is het een kneuterige stad. Grauwe huizen, vele verdiepingen hoog; vuile binnenpleintjes, petieterige winkeltjes die volgestouwd zijn met allemaal dezelfde waren. Een warrig verkeer met voetgangers, fietsen, tractoren en wagens, en niet te vergeten: duizenden moto’s die daartussen slalommen. Behalve natuurlijk in de zone voor Westerse toeristen. Maar daarover vertel ik later.
De attractie in de hoofdstad is het paleizenplein, vol tempels en tempeltjes. Velen daarvan zijn in hout uitgewerkt met daken in lagen. De vensters zijn kunstwerken van schrijnwerkerij, met details eindeloos herhaald en herhaald. De dakstutten en de wakers zijn hoogtepunten van houtsnijkunst. Hun goden mag ik, vreemdeling, niet bekijken. De tempels zijn vaak alleen ’s morgens en ’s avonds open voor een eredienst. Kleinere tempels zijn er om de paar meter. Soms een putje in de grond, een nisje in de muur of iets dat bij ons een kapelletje zou zijn. Hindoes hebben veel goden en veel tempels. Hun vrome neiging brengt fruit en bloemen bij de goden, water, olie, brandende oliepitjes, kleurstoffen en nog veel meer. Alles blijft liggen en is echt geen aantrekkelijke boel. Maar niets van wat ooit heilig is mag nooit weggenomen worden.
Later ben ik naar Patan gereisd en naar Bhaktapur. Twee oudere hoofdsteden, met elk een eigen paleizenplein. Dat van Patan trok mij het meest aan omdat het ook het rustigst is. Verder lijken ze alle drie nogal op mekaar.
Het tweede deel van de week ben ik naar de buiten gebracht, in de hoop de Everest van nabij te zien in al zijn witte glorie. Maar hij speelde verstoppertje in de wolken tot mijn grote desillusie. Daarbij heb ik me getroost met een paar korte wandelingen door de velden.
Nu heb ik een dag reizen achter de rug. Een ganse dag in de auto, gelukkig met een voorzichtige chauffeur. Want langs de hoofdweg naar India donderen constant zwaar geladen camions in beide richtingen. Met slechts één rijvak in elke richting, heb ik tweemaal een uur in de file gestaan. De eerste keer omdat er een van deze mastodonten in panne stond en het opgaande verkeer voorrang had. Daar was ik dus niet bij. Een andere keer omdat een deel van het wegdek vernieuwd werd. Na bijna negen uren waren we ter bestemming. Ik verpoos nu in het Chitwan nationaal park.
Ik blijf nog even hier en daarna kijken we foto’s.
Tot zover Gard Vermeulen.