Jarenlang voer ik al een verwoede strijd tegen het onkruid in mijn tuintje. Al de inspanningen die ik doe zijn maar voorlopig. De storende plantjes - die evengoed een Latijnse naam hebben - zijn onuitroeibaar. Er valt weinig tegen te beginnen, tenzij ik me zou laten verleiden door drastische chemische middelen. Tot nu toe laat ik de natuur nog graag zijn wat hij is: sterker dan de wil van de mens. De groeikracht die het onkruid nodig heeft is immers dezelfde als die van mijn rozen en heesters. Die kracht mag (en kan) ik niet verdelgen. Ik vermoed trouwens dat bloemen en planten stilaan zouden verdwijnen, als er nooit nog onkruid zou opschieten. Alsof ze niet zonder kunnen. Gelukkig doe ik dat graag: de natuur een beetje op mensenmaat snijden zodanig dat hij wat rust brengt. Telkens als ik mijn zwarte nagels bekijk denk ik: ik heb de wildernis en de chaos weer wat overwonnen.
Al jaren maak ik mij druk over alles wat onrecht en kwaad is. Ik kan het niet verdragen dat mensen zo hard zijn tegen elkaar, elkaar kwetsen en misbruiken. En toch moet ik hier - net als in mijn tuintje - altijd opnieuw beginnen. Ik zou drastische middelen kunnen gebruiken om het negatieve de kop in te drukken. Maar ook hier bestaat het gevaar dat ik de voedzame grond aantast waarin zowel het goede als het kwade wortel schieten. De kunst bestaat erin het positieve alle kansen te geven. Alles wat het mooie leven kan bedreigen en vernietigen kan aan banden gelegd worden, maar niet eenmalig. We kunnen er paal en perk aan stellen, steeds opnieuw.
Alsof tederheid en zorg alleen maar “tussen het onkruid” tot hun recht kunnen komen.
Oppervlakkig gezien lijkt het onkruid hardnekkiger. Maar bij nader inzien heb ik aan mijn bloemen en heesters veel minder werk: die groeien en bloeien maar. Als je goed kijkt kan je dus elke dag stukjes evangelie ontdekken. Geloof me maar: onkruid vergaat niet, maar zorgzame liefde nog veel minder.