(Een opkikkertje van Hedwig Van Peteghem)
Met vallen en opstaan, zo leren onze kinderen lopen. Zo leren ze op eigen benen staan. Bij het vallen zouden we liever onze ogen dichtknijpen, want het is niet zo prettig om zien. Maar de vreugde en de trots is des te groter wanneer het lopen lukt. Door veel oefenen blijft het vallen achterwege.
Is deze training na de kindertijd gedaan? Vergeet het maar. Het scenario herhaalt zich, maar steeds op andere niveaus en in andere situaties. Conflicten en tegenslagen, onmacht en frustraties krijgen ons - hoe dapper we ook weerstand bieden - tegen de grond. En net zoals in de kindertijd staan we altijd opnieuw recht.
Na elke struikeling richten we ons opnieuw op, met ons gezicht naar de toekomst gericht. Meestal lukt dat wel omdat er in alle bescheidenheid mensen rondom ons staan. Ze verhinderen de val niet, want dat kunnen ze niet, maar ze knijpen, net als de moeders met hun vallende kinderen, hun ogen even dicht. Ze lopen niet weg, maar staan klaar om na de val een hart of hand te geven zodat de weg kan verder gezet worden. Zij zijn het signaal van de hoop dat het leven - ondanks zijn zwaarte soms - niet stilvalt. De zwaartepunten houden ons tegen de grond, de lichtpunten doen ons groeien. Wie blind is voor wat ons kan vellen, verduistert de hele toekomst. Maar zelfs op zo’n momenten staan er mensen naast je, even machteloos en terneergeslagen als de val zelf. Maar ze zijn er. Ze vallen als het ware mee, zodanig dat je niet alleen hoeft op te staan. Het valt best mee dat je niet alles op eigen kracht moet doen.
De weg naar Pasen was even oneffen, maar eindigde opgewekt. Jezus ging deze weg vooral voor de tegenvallers. Door zijn weg groeit de hoop dat de machteloosheid van de tochtgenoot tevens nieuwe kracht kan zijn.