woensdag 25 maart 2020

Gard Vermeulen vanuit Vietnam - deel 3


Verder naar het zuiden.

Als je de landkaart van Vietnam bekijkt, krijg je de indruk van een lang en smal land, uitgerekt als een elastiekje. Of liever, het lijkt op een elegante dame in een lang gewaad. Inderdaad, 1650 km van Noord naar Zuid of, op Europese maat: van Brussel naar de zuidkust van Spanje. Het huidige Vietnam is een samenvoeging van drie delen. In die noordelijke knotsbol, het berggebied, leven sinds eeuwen Viet-mensen-. Ze zijn van Chinese oorsprong en zijn altijd door de Chinezen geregeerd tot even na het jaar duizend. Later nog verschillende keren met kortere of langere tussenpozen. Nog altijd wantrouwt het Vietnamese regime China, ook al zijn ze beiden communistisch. De grote noorderbuur heeft na de samenvoeging van Vietnam in 1975 nog delen van hun land en enkele van hun eilanden ingepikt.


In de lange smalle lendenen van het land ontstond vanaf de tweede eeuw een vissersvolk: de Cham. Godsdienstig hoorden zij bij het Hindoeïsme, terwijl de Viet (en de Khmer, waarover ik het wat verder heb) Boeddhisten zijn. Het koninkrijk Champa groeide, vocht naar het noorden, vocht naar het zuiden, werd groot, maar schrompelde in elkaar vanaf de tiende eeuw. De Viet namen geleidelijk hun plaats in. Nu leven er slechts her en der nog enkele duizenden verarmde Cham. Toch lieten ze enkele prachtige tempels achter. In My Son zijn ze grotendeels kapot geschoten tijdens de vreselijke oorlog. Bij Nha Thrang floreren ze uitbundig. Zij lijken wel opgaande bloemstengels met ontluikende bloemknoppen en doen mij denken aan Indiase voorbeelden.


Die gruwelijke Amerikaans-Vietnamese oorlog heeft ook verschrikkelijk huisgehouden in Son My. In dat dorp waren de weerbare mannen opgeroepen in het leger, of aan de oogst, of vochten bij de Vietcongstrijders. Een peloton Amerikaanse Mariniers kwamen hier naartoe met de foute informatie dat er een grote vijandelijke strijdmacht in het dorp gelegerd was en dat ze deze moesten uitroeien. De eenheid was maar twee maanden in Vietnam en had al twintig kameraden verloren in sluipmoorden, verborgen mijnen, enzovoort, zonder ook maar aan een gevecht deel te nemen. Ze waren opgejut: nu zou het gaan gebeuren, nu zouden ze die onzichtbare vijand te pakken krijgen. Het bevel van de verre commandant was simpel: schieten om te doden op al wat beweegt. Zij vielen het dorp binnen, vonden alleen kinderen, vrouwen en ouderlingen. Het brutale geweld van opgekropte frustratie barstte los. Meer dan vijfhonderd weerloze mensen werden afgeslacht en de hutten in brand gestoken. Bij het bezoek, na het zien van de Nederlandse documentaire, zijn er geen woorden meer, alleen tranen en stilte. Droeve gedachten over de doden, de levenden, de daders en wij allen, getuigen van geweld. Bidden voor vrede.


Het strand is fijn zand, mooi en 3200 km lang. Maar de oceaan is woelig, vreet het zand steeds verder weg. De rode vlag staat slechts 25 meter ver in zee. Na twee dagen rust aan het strand, ben ik verder op weg naar het zuiden. Ik rijd door die grote vruchtbare vlakte, doorsneden met ontelbare kanalen en zijtakken van de Mekong-delta, zoals de Sai Gon rivier.


Vanaf de zeventiende eeuw verzwakte het grote en machtige Cambodjaanse Khmer rijk van Angkor. Het oostelijk deel van hun gebied kwam meer en meer onder Viet invloed en werd vanaf de achttiende eeuw ook bestuurd door hen. Honderd jaar geleden, onder het Franse koloniale bestuur over de twee landen, werd het wettelijk aangehecht bij Cochinchina dat na de nederlaag van de Fransen het zuidelijk deel werd van Vietnam. 


Ho Chi Minhstad dat vroeger Saigon heette, was toen de hoofdstad van Zuid Vietnam en is wellicht de meest levendige en bekende stad van Vietnam. Het ligt midden die groene laagvlakte. Als ik op vrijdagavond toekom in het centrum van de stad kijk ik verbaasd naar die feeërieke verlichting  van miljarden lampjes. Wat een verschil met de donkere straten in 1996. Toen reden er alleen wat fietsers, vaak zonder licht. Nu moet men de verkeerslichten gebruiken om tussen de motoren over te steken, en zelfs dan … Even verwonderd kijk ik rond en merk alleen jongeren die bij elkaar zitten te praten, berichtjes uitwisselen, vrijen of wat zakgeld bijverdienen als motortaxi à la Uber. En verder zijn er de jonge gezinnen met kleine ukjes of iets ouder. Her en der lopen er wat toeristen rond met grote ogen. Dit is een jonge natie met een exploderende bevolking van negen miljoen mensen.


Zaterdagmorgen om zeven uur (de scholen zijn nog gesloten voor de coronakoorts) zie ik een golvende vloot van acht miljoen motoren (!!!) de stad inrijden. Zij weven door elkaar, complexer als een viltmat, zonder elkaar te raken. Soms stoppen ze zelfs voor het rode licht. En wat ze allemaal vervoeren: kippen, groentebergen, stapels dozen, acht butaangasflessen, recycleerafval en natuurlijk het hele gezin, een kleuter vooraan, vader aan het stuur, en een ukje in moeders armen achteraan.

Ik bespaar je nog maar eens een oorlogstafereel in Cu Chi, al koestert het regime die periode als een kleine mishandelde calimero. Maar ik heb wel een lekkere soeplunch gegeten bij de schoonzus thuis van het brandende napalmmeisje van weleer.


Maar een ander bezoek kon ik niet afwimpelen: het museum van de overblijfselen van de oorlog. Vroeger heette het : Het museum van de Amerikaanse oorlogsmisdaden. De naam is veranderd, maar de inhoud niet. Ik besef maar al te goed hoe het communistisch regime deze en alle andere reizen regisseert en beïnvloedt. De basisidee luidt: Alle misdaden komen van de Amerikanen, alle onschuldige slachtoffers zijn arme Vietnamezen. Larie en apekool natuurlijk. In een ruzie of een oorlog is niemand vrij van schuld.


De lokale gids speelt dat spel mee, anders is hij volgende maand geen gids meer. Breder gezien noemt hij alle prestigieuze verwezenlijkingen en verzwijgt de moeilijkheden. Voorbeeld? Vietnam zou de tweede, soms de eerste exporteur zijn van rijst en de grootste uitvoerder van de beste koffie. Ik kijk naar internet. Vietnam staat voor rijstexport op de vijfde plaats na India, Thailand, Verenigde Staten en Pakistan. De twee eerste landen voeren elk bijna vier keer zo veel uit als Vietnam. Voor koffie staat het land op de vierde plaats na Brazilië, Colombia en Indonesië. Daarenboven produceert Vietnam hoofdzakelijk Robusta bonen, terwijl Arabica het fijnste aroma heeft. Maar dit past niet in het reclamepraatje van het regime.


Vanmorgen ben ik naar een drijvende groothandelsmarkt van landbouwwaren gaan kijken. Het is niet echt een spektakel maar wel een wat achtergebleven “weg” van producent naar verbruiker: De boer brengt per boot zijn waar naar dit deel van de rivier. Even een tussennoot: De rivier die bekend staat als de Mekong splitst hier in negen grote armen met talloze kanaaltjes, zijriviertjes en beekjes er tussenin. Hij heet in het Vietnamees dan ook Cúu Long, de Negen Draken. Terug naar de varende boer. Hij verkoopt aan een groothandel op een grotere boot, die als kenteken in de mast het product draagt waarin hij handelt. Een meloen in de mast? Dan moet je daar zijn om meloenen te kopen en te verkopen. De kleinhandelaars komen later aangevaren, slaan bij elke boot hun voorraad in en varen terug naar hun winkeltje in de stad. Vermits er tientallen toeristenboten komen kijken, zijn er natuurlijk ook boten ingericht als café of restaurant. Zaken blijven zaken!


Over twee dagen verlaat ik Vietnam en blijf nog een paar dagen in Cambodja. Misschien net op tijd. Eergisteren zijn er na een periode zonder, weer dertien gevallen van corona opgedoken, in Hanoi, 1500 km van bij mij weg. De zieken zaten allen op een vliegtuig waarop ook een dame zat, die uit … Italië kwam. Het virus keert nu van Europa weer huiswaarts! Strenger dan in Italië, heeft de regering onmiddellijk allen in quarantaine geplaats, hun familieleden verplicht thuis gehouden en de straat en de wijk afgesloten. Aan de ingang van het hotel hier in het zuiden staat er een fles desinfectant en een thermometer. 36,6 ° geeft mij groen licht!


Net vandaag lees ik in mijn krant: “Angkor Wat, …, lopen leeg”. Het is een financiële ramp voor allen die van het toerisme (moeten) leven. Dat zijn miljoenen mensen wereldwijd, veel meer dan er besmet zijn. Over drie dagen ben ik in Angkor. Als het leeg is, kan ik er niet besmet worden. Deo Volente. Daarna kom ik naar huis. Maar door al die poespas zijn er veel vluchten afgeschaft. Ook voor mij. Ik moet een dag eerder terug keren dan gepland. Het zij zo.


Tot ziens. Gard.