Door het doopsel worden wij geïnitieerd in het leven en de vriendschap van Christus. Daardoor wordt het duidelijk dat de gemeenschap van de gedoopten rond hem samenkomt. We worden geloofsgenoten van hem en van elkaar. De vriendschap met Christus en ons lidmaatschap van het volk van God doen ons ontdekken dat God geen ver verwijderd wezen is. God is op zoek naar ieder mens, maar velen moeten een steun in de rug krijgen om hem te herkennen. Aan ons vraagt Hij om de berg op te gaan om te bidden, zoals Jezus zelf deed na zijn doop en regelmatig aan het einde van de dag. Maar Hij vraagt ook onze stem te verheffen op het publieke forum, in de samenleving, waar de kans zich aandient en waar het nuttig is onze stem te laten horen en op te komen voor het evangelie. En wat is dat dan? Wanneer de leerlingen vragen wat ze moeten doen, zegt Jezus: ‘Geloven in diegene die Mij gezonden heeft’, en later: ‘Dit draag Ik jullie op: dat je elkaar liefhebt’.
Daarover gaat het dus als gedoopten: geloven in de Vader, elkaar liefhebben, meedoen met de gemeenschap van de gelovigen. Dat zal zich het beste uitdrukken in de wekelijkse eucharistieviering en door bij de mensen te getuigen van ons christen-zijn.P
Uit het boek: In de naam van de Vader, 365 fragmenten uit homilieën en toespraken van MGR. LUC VAN LOOY (uitgegeven door Halewijn in 2018)