De incarnatie toont ons dat God begaan is met de gehele mensheid. Iedere mens behoort tot de doelgroep van het evangelie. Het doel van Jezus is te tonen, voor te leven wat God bedoeld heeft met de mens. Hij wenst dat iedere mens gelukkig is.
De zoektocht naar de waarheid in verband met de mens moet naar de Schepper leiden. Christus is deze weg komen tonen. Het feit dat heidenen die tot het geloof komen dit ervaren als een bevrijding, is betekenisvol. Het verhaal van Filémon en Onesimus (Fil 8-17) is interessant. Vanaf het moment dat Onesimus, zijn slaaf, gedoopt is, is hij geen slaaf meer maar gelijke, broer van zijn meester, die aan dezelfde tafel aanzit.
Toen de leerlingen de Heilige Geest ontvangen hadden, trokken ze naar de straten en de pleinen om te vertellen over Jezus. Ze waren alle angst kwijt, niet meer schuchter.
Geloofscommunicatie hangt onlosmakelijk samen met aandacht voor de arme en de zieke. De apostelen genezen mensen, duiden mensen aan om voor weduwen te zorgen. Paulus vermaant diegenen die eucharistie vieren dat ze niet ook samen hun maaltijden gebruikt hadden.
Geloofscommunicatie sluit zich niet op in de eigen groep. Jezus stelt de Samaritaan als model. ‘Wie is mijn naaste?’ is een fundamentele vraag en deze krijgt een universeel antwoord. Niet je clan, niet je land of taal, maar alle mensen, eerst en vooral de zwakke en gewonde is je naaste. Huidskleur telt niet, geloof telt niet, politiek telt niet.
Uit het boek: In de naam van de Vader, 365 fragmenten uit homilieën en toespraken van MGR. LUC VAN LOOY (uitgegeven door Halewijn in 2018)