Wij leven in de tijd na de verrijzenis, in de tussentijd wachtend op de Wederkomst van Christus. ‘Wij belijden tot Gij wederkeert, dat Gij verrezen zijt.’ Pas na de verrijzenis begrepen de leerlingen wat Jezus verteld had. De leerlingen van Emmaüs begrepen niet wat Hij hen onderweg vertelde en ze herkenden hem zelfs niet, tot op het ogenblik dat Hij met hen eucharistie vierde, toen Hij voor hen het brood brak.
Missionair zijn zal daarom altijd van het Emmaüsgebeuren vertrekken. Wie eucharistie viert, zal in staat zijn om te verkondigen. Wie eucharistie viert, is klaar om de Geest te ontvangen. Sinds Pinksteren viel alle vrees van de leerlingen af.
De ontmoeting met Christus en met de Geest bracht vrede bij de leerlingen. Die vrede wordt bedoeld en door de Kerk uitgedragen in de vredeswens gedurende de eucharistie. Het is in feite een vrede, niet zoals de wereld die geeft, maar wel een die vertrekt van de voetwassing, vanop het kruis met het uitnodigend Woord aan de goede moordenaar, van de vraag aan Petrus of hij Jezus méér bemint dan de anderen. De vrede die we in de eucharistieviering geven is gericht aan allen – niet alleen aan wie naast mij zit – omdat ieder mens mijn naaste is. Wat is meer missionair, wat is meer kerkelijk, meer katholiek-universeel?
Uit het boek: In de naam van de Vader, 365 fragmenten uit homilieën en toespraken van MGR. LUC VAN LOOY (uitgegeven door Halewijn in 2018)