woensdag 13 april 2016

Het Brouwershuis van Korbeek-Dijle – Deel 3

Het Brouwershuis werd gebouwd in 1759 zoals blijkt uit de cijferankers in de voorgevel.

Engelbert Boogaerts, waarschijnlijk eigenaar tot zijn overlijden in 1808, was een zoon van Philippus Boogaerts (°Korb.D.1690 +Heverlee 1776) en Anna Coeckelbergh, eigenaars en uitbaters van het Hof van Ormendaal op Heverlee-Dries, vlakbij de grens met Korbeek-Dijle. Deze welstellende pachter Philippus Boogaerts, met zijn roots in Korbeek-Dijle, was ongetwijfeld de bouwheer van het Brouwershuis.

In een volgende bijdrage ga ik dieper in op “Het Korbeekse Geslacht Bo(o)gaerts”.

In een geografische en topografische beschrijving van het Département de la Dyle uit 1798-1799 wordt er een brouwerij in Korbeek-Dijle vermeld (naast o.a. 40 brouwerijen in Leuven). Maar de volkstelling van Korbeek-Dijle van november 1795 vermeldt geen enkele brouwer. Dit steunt het verhaal dat de boeren van Korbeek-Dijle in het Brouwershuis met hun graan bier kwamen brouwen voor eigen gebruik.

Volgens pastoor Bogaerts in zijn Geschiedenis van Corbeek-Dyle waren er reeds in 1686 twee brouwerijen in Korbeek-Dijle:

Een op de plaats van het huidige Brouwershuis en een in de weide (den Baggerd) tussen de kerk en het recreatiebedrijf The Shelter (toen pastoor Bogaerts zijn geschiedenis schreef, rond 1900, was die “reeds sinds enige jaren afgebroken”). Er staat nog een gebouw op die plaats in de Atlas van de Buurtwegen van 1845, maar geen meer op de kadasterkaart van Popp van 1854.

Het Brouwershuis is een beschermd gebouw sinds 7 april 1995. Het is bij die bescherming dat het gebouw de naam “Brouwershuis” kreeg. Voordien sprak men in Korbeek-Dijle van “de kam”. In verband met deze nieuwe naam citeer ik hieronder uit het boek ‘Leven in het oude Leuven’ van gewezen diensthoofd van het Leuvense Stadsarchief Marcel G. Peeters:

“Leuven heeft tot 42 brouwerijen geteld. Sommige straten zoals de Mechelsestraat hadden wegens hun gunstige ligging aan een waterloop, een ganse rij “cammen”.

Natuurlijk waren deze plaatselijke brouwerijen niet te vergelijken met de industriële complexen die heden ten dage voor de productie van bier zorgen te Leuven. Het waren meestal familiebedrijven met enkele werklieden in loondienst, in verhouding tot de belangrijkheid van de “camme”. Ze zorgden voor een grote werkverschaffing onder de Leuvense bevolking met ook de daarbijhorende nevenbedrijven zoals kuipers, voerlieden, handelaars in grondstoffen en herbergiers. De meester-brouwers werden gerekend tot de meest begoede burgers van de stad en het Brouwersambacht had zijn eigen lokaal in het centrum van de stad: het Brouwershuis. Zij waren de geldschieters die het graven van de Leuvense vaart hebben mogelijk gemaakt.”

Op 1 augustus 1995 werd het Korbeekse Brouwershuis aangekocht door Ivan Geysebergs en Elly Gombeer die het mooi restaureerden en er ook in wonen. Verschillende data en andere gegevens werden mij bezorgd door Ivan.

Cyriel Letellier