woensdag 18 juni 2014

De Tweede Wereldoorlog - deel 1

Dit geschrift werd geput uit het deel van het gemeentearchief van Korbeek-Dijle dat door mij mocht worden uitgezocht en van vernietiging werd gevrijwaard in 1977, en sindsdien veilig bij mij werd bewaard. Ook de Heemkundige Kring van Huldenberg is op dezelfde wijze in het bezit gekomen van een ander deel van het gemeentearchief van Korbeek-Dijle.

De mobilisatie
Op 27.9.1938 krijgt de burgemeester van Korbeek-Dijle van eerste wachtmeester Marissens, bevelhebber van het kanton der Rijkswacht van Leefdaal, het bericht dat het stellen van het leger op versterkte vredesvoet bevolen is. Hij wordt verzocht onmiddellijk de personen bijeen te verzamelen die aangeduid zijn om de bevelen der soldaten om hun korps te vervoegen, en de opeisingsbevelen der paarden rond te dragen. (Over de “opeisingsbevelen der paarden” wordt later uitgeweid)
Een brief van het 24ste Geniebataljon van 24.11.1939 aan de burgemeester meldt het volgende:
“Hiermede bevestig ik U dat het Leger geroepen is overstromingen te maken langs de oevers der Dijle. Deze overstromingen hebben betrek op het gedeelte oppervlak van uw gemeente, dat U ter plaatse werd aangeduid, op 3 november j.l..
Dienaangaande verzoek ik U de nodige schikkingen te willen treffen.
De overstroming zal waarschijnlijk beginnen op 15 november.”
Een brief van 29.12.1939 van de Technische Dienst der Genie (Militaire Gebouwen) aan het Gemeentebestuur meldt dat het opbouwen der gebetonneerde schuilplaatsen op het grondgebied van Korbeek-Dijle binnen korte tijd zal beginnen.
Op 23.1.1940 laat de Dienst der Militaire Gebouwen aan het Gemeentebestuur weten dat al de gronden gelegen binnen een straal van 585 m rondom de gebetonneerde schuilplaatsen onlangs opgericht of die weldra zullen opgericht worden, op het grondgebied uwer gemeente, onderworpen zijn aan de krijgsdienstbaarheden voorzien in het wetsbesluit van 4.2.1815 (Alle bouwaanvragen, grondwerken, beplantingen, … dienen voorgelegd aan de Militaire Overheid).
Opeisingen van dekens (nieuwe wollen dekens)
Een nota van 13.11.1939 van de Minister van Landsverdediging aan de Provinciecommandanten luidt als volgt:
“De hoeveelheid dekens nodig om alle soldaten 2 dergelijke voorwerpen te bezorgen kon nog niet bekomen worden. Derhalve zie ik mij verplicht mijn toevlucht te nemen tot hun opeising.
De opeising zal door toedoen van de Burgemeesters gedaan worden uitsluitend in de Fabrieken, depots en magazijnen (de prijs mag de 150 fr niet overschrijden).
Evolutie van de gemeenterekeningen van 1939 tot 1942

Jaar Gedane ontvangsten Gedane uitgaven Saldo
1939 327.815,51 303.630,97 24.184,94
1940 233.606,21 157.614,84 75.991,37
1941 219.620,19 170.619,07 49.000,52
1942 318.497,92 235.483,78 83.014,14
In 1940 en 1941 zijn zowel de uitgaven als de ontvangsten duidelijk gedaald, misschien gewoon een teken dat het economisch leven op een laag pitje kwam te staan.
Belgisch bestuursapparaat
Na de capitulatie van het Belgisch leger op 28 mei 1940 en het vertrek van de ministers van de regering Pierlot naar het zuiden van Frankrijk kwamen de Belgische ministeries onder het gezag van de secretarissen-generaal.
Op 25.6.1941 waren dat:
-Ministerie van Verkeerswezen: G. Claeys
-Ministerie van Openbare Werken: A. De Cock
-Ministerie van Landbouw en Voedselvoorziening: E. De Winter
-Ministerie van Economische Zaken: V. Leemans
-Ministerie van Openbaar Onderwijs: M. Nijns
-Ministerie van Financiën: O. Plisnier
-Ministerie van Binnenlandse Zaken en Volksgezondheid: G. Romsée (pas aangesteld in april 1941)
-Ministerie van Justitie: G. Schuind
-Ministerie van Koloniën: Van Heck
-Ministerie van Arbeid en Sociale Voorzorg: Verwilghen
-Commissariaat voor Prijzen en Lonen: P.F. Beeckman

(wordt vervolgd)