Vervolg van 7. Jan Francis Mommaerts
De gemeenteraad in zitting van 16.11.1884 :
1. Gezien de § 1, 2 en 3 van art. 4 der organieke wet van 20.9.1884 op het lager onderwijs
Besluit :
Art. I. Het programma der lagere scholen van de gemeente bevat de leerstoffen waarvan het onderwijs verplichtend is volgens de bewoordingen der 1ste paragraaf van art. 4 der wet.
Art. II. Het onderwijs in den godsdienst en in de zedenleer van den katholieken eredienst zal deelmaken van het programma der lagere scholen der gemeente.
Het onderwijs in den godsdienst en in de zedenleer zal gegeven worden bij den aanvang der schooluren.
De kinderen wier ouders zulks vragen, zullen ontslagen worden het bij te wonen.
2. Het oorspronkelijk vastgesteld wachtgeld van 750 fr voor de in beschikbaarheid gestelde hulponderwijzer De Bruyn, bij afschaffing van bediening, wordt op 1.000 fr gebracht (minimum door de wet bepaald), waarvan 2/5 of 400 fr ten laste van de gemeente.
Op 30.11.1884 bevestigt de gemeenteraad de te vroeg genomen beslissing van 28.9.1884 (de aanneming van de vrije lagere school) daar de wet pas van kracht werd op 2.11.1884, en beslist: juffrouw Braeckmans zal trekken uit dien hoofde de som van 1.200 fr hieronder begrepen de toelage voor het onderwijs der arme kinderen.
Voor het schooljaar 1884-1885 erkent de gemeenteraad 142 arme kinderen : 75 jongens en 67 meisjes.
Meester Mertens ontvangt een weddesupplement van 12 fr per arme jongen en juffrouw Braeckmans moet het stellen met haar 1.200 fr per jaar, de vergoeding voor het onderwijs aan 64 arme meisjes inbegrepen.
Juffrouw Piron krijgt 100 fr voor het besturen van de bewaarschool. In 1890 zal die vergoeding op 200 fr worden gebracht.
Jan Francis Mommaerts werd burgemeester benoemd op 22.12.1884.
Jef Cappuyns werd de tweede schepen naast Susse Vranckx;
De gemeenteraad zag er dan als volgt uit:
Joannes Franciscus Mommaerts, burgemeester
Franciscus Vranckx, schepen
Josephus Cappuyns, schepen
Franciscus De Bontridder, raadslid
Franciscus Berthels, raadslid
Josephus Meulemans, raadslid
Edwardus Coeckelberghs, raadslid
Ondanks de overweging van de gemeenteraad op 22.2.1885 dat de inwoners onbemiddeld en bijna alle kleine landbouwers zijn die door den tegenwoordigen landbouwcrisis met moeite hunne landhuur kunnen betalen en dat zij bijgevolg geen nieuwe lasten kunnen stemmen, besluit hij :
De jarenlang ongewijzigd gebleven som van 229,50 fr in de begroting gewone uitgaven lager onderwijs in 1886 te brengen op 400 fr.
De arrondissementscommissaris is van oordeel dat er reeds in de begroting van 1885 1.070 fr zou moeten figureren voor het onderwijs. De gemeenteraad besluit daarom op 20.12.1885 van het overschot van de rekening van 1884 (1.586,32 fr) zoveel af te nemen als er zal nodig zijn om het tekort voor het onderwijs aan te vullen.
In de begroting van 1886 heeft de Bestendige Deputatie het voorziene bedrag voor het onderwijs van 400 fr gebracht op 835,05 fr. Daarom besluit de gemeenteraad op 5.12.1886 het overschot van de begroting van 1886 (453,04 fr) te gebruiken om het tekort van de dienst voor het lager onderwijs van hetzelfde jaar aan te vullen.
Op dezelfde gemeenteraad van 5.12.1886 wordt de begroting van 1887 opgesteld. Voor het lager onderwijs wordt nu 611,68 fr voorzien. Tegelijk wordt bij de inkomsten een toelage van de Staat voorzien van 1.905,60 fr.
In de begroting der lagere scholen wordt op 1.3.1885 verder voorzien :
Een jaarwedde van 1.700 fr vanaf 1884 voor de onderwijzer aangezien hij meer dan 25 jaar dienst heeft.
Op 24.5.1885 stemt de gemeenteraad volgend politiereglement :
Art.1 : Het is streng verboden danspartijen in te richten of op orgels of andere werktuigelijke instrumenten in de herbergen en andere openbare plaatsen te spelen zonder een voorafgaande toelating van den Burgemeester of Schepene met de politie gelast.
Art.2 : De overtredingen van bovenvermelde schikkingen zullen gestraft worden door de wetten van lokale politie.
Op 23.8.1885 geeft de gemeenteraad gevolg aan de eis van de hogere overheid dat nieuwe belastingen worden geheven om de uitgaven van de gemeenten te bestrijden.
Het totaal aan belastingen wordt aldus :
- 42 opcentiemen op de grondbelasting
- 19 opcentiemen op de personenbelasting
- 6 opcentiemen op het patentrecht
Tussen 1892 en 1896 werd dat : 44 opcentiemen op de grondbelasting
13 opcentiemen op de personenbelasting
Onderwijzers
In augustus 1885 vraagt meester Mertens zijn pensioen, wat gunstig onthaald wordt door de gemeenteraad daar hij van goed zedelijk gedrag is en niet meer in staat is de vereisten van zijn beroep behoorlijk te vervullen.
Het pensioen van meester Mertens weegt echter zwaar op het budget van de gemeente. De lasten kunnen niet verhoogd worden. Zij zijn reeds al te hoog aangezien den slechten tijd ter oorzake van den landbouwcrisis.
De gemeenteraad moet alle mogelijke middelen tot spaarzaamheid gebruiken.
Nog slechts twee meisjes volgen de lessen handwerk van Elisabeth Deraymaeker waarvoor zij een jaarwedde van 160 fr krijgt. Er zijn personen in de gemeente bekwaam om dit vak te geven die dat voor 50 fr per jaar zouden willen doen.
De gemeenteraad besluit de jaarwedde van Elisabeth Deraymaeker van 160 fr tot 50 fr te verminderen vanaf 1 oktober 1885.
De gemeenteraad in zitting van 8.11.1885:
Overwegende dat de heer Mertens blijft voortgaan met de functies van gemeenteonderwijzer uit te oefenen in afwachting dat men voorzien hebbe in zijn vervanging;
Besluit:
Dat er zal overgegaan worden tot de benoeming van eenen onderwijzer in plaatsvervanging van den heer Mertens die zijn pensioen gevraagd heeft. De nieuwe titularis zal den eersten december aanstaande in functie treden.
Op de gemeenteraad van 29.11.1885 wordt er gestemd:
De heer Douven Theophiel, geboren te Sint-Truiden op 25.3.1864, met diploma van onderwijzer van de Staatsnormaalschool te Gent, krijgt 4 stemmen op 6;
Mommaerts Ludovicus, hulponderwijzer te Heverlee, 1 stem;
en De Bruyn Casimir, gewezen hulponderwijzer alhier, 1 stem.
Douven wordt tot gemeenteonderwijzer uitgeroepen. Zijn jaarwedde wordt bepaald op 1.200 fr inbegrepen de toelage voor het onderwijs der arme kinderen.
De gemeenteraad in zitting van 10.1.1886:
Overwegende het groot nut van een bijzondere school voor ieder geslacht;
Overwegende dat de Heer Baron d’Overschie de Neeryssche, burgemeester van Neerijse, kosteloos ten dienste stelt van de gemeente het schoollokaal der geadopteerde school met al de schoolmeubelen, met het recht deze verlening in te trekken mits de gemeente er een maand op voorhand van te verwittigen;
Besluit:
Art.1.
De tegenwoordige gemengde school der gemeente wordt voor het onderwijs der jongens alleen voorbehouden.
Art.2.
Er is een gemeentemeisjesschool ingericht welke op gestelde voorwaarde in het schoollokaal der tot nu toe geadopteerde school wordt gevestigd;
Art.3.
Een vaste jaarwedde van 1.200 fr, alle profijten inbegrepen, is aan de nieuwe plaats vastgehecht.
Art.4.
De plaats van naaimeesteres van de voormalige gemengde gemeenteschool, onnuttig geworden zijnde, is afgeschaft.