woensdag 2 oktober 2013

Burgemeesters Van Korbeek-Dijle Tussen 1800 En 1976 – deel 9

Vervolg van 6. Joseph Dieudonné Honnorez

De school tijdens het burgemeesterschap van Joseph Honnorez

Gans die periode was nog steeds Ludovicus Mertens onderwijzer in de enige school van Korbeek-Dijle, vanaf 1877 wel met de steun van een hulponderwijzer. Pas in 1883, op het einde van de ambtstermijn van Joseph Honnorez, is de vrije school van start gegaan.

Op 15 december 1875 bespreekt de gemeenteraad een brief van de arrondissementscommissaris waarin deze voorstelt een hulponderwijzer aan te stellen. De gemeenteraad acht het voor het ogenblik niet nodig de toelating te vragen om een plaats van hulponderwijzer te creëren. Uit de beraadslaging blijkt om volgende redenen:

-de schoolzaal laat niet toe een speciaal lokaal voor elke onderwijzer te geven

-het Bureel van Weldadigheid kan niet bijdragen in de hogere kosten

-de inkomsten van de gemeente zijn onvoldoende om die hogere uitgaven te dekken.

Op 27 februari 1876, na een nieuwe brief van de arrondissementscommissaris, beslist de gemeenteraad dan toch een ambt van hulponderwijzer te creëren vanaf 1 januari 1877.

Op 30 september 1876, bij de opstelling van de begroting van 1877, wordt beslist 1.000 fr van de opbrengst van de door de orkaan van 12 maart ontwortelde en afgetopte bomen te sparen bij de A.S.L.K. om later een tweede zaal aan de gemeenteschool te bouwen.

Op 15 oktober 1876 neemt de gemeenteraad volgende beslissingen in verband met de school:

-de jaarlijkse tussenkomst van de gemeente in het onderwijs van de arme leerlingen wordt opgetrokken van 6 fr naar 10 fr per kind (6 fr voor de onderwijzer en 4 fr voor de hulponderwijzer)

-de solvabele leerlingen zullen ook 10 fr per jaar moeten betalen (60 % voor de onderwijzer en 40 % voor de hulponderwijzer)

-de wedde van de onderwijzer wordt vastgesteld op 800 fr per jaar

-de wedde van de hulponderwijzer wordt vastgesteld op 600 fr per jaar

-de gemeente zal in 1877 voor 229,50 fr bijdragen in de gewone uitgaven van het lager onderwijs, en het Bureel van Weldadigheid voor 125 fr

Op 27 december 1876 wordt Casimir De Bruyn (°Werchter 1856) unaniem benoemd tot hulponderwijzer van de gemeente. Hij zal het blijven tot begin 1885.

Het aantal arme kinderen dat gratis onderwijs mocht volgen evolueerde als volgt:

-schooljaar 1873-1874: 101 kinderen (54 jongens en 47 meisjes)

-schooljaar 1874-1875: 121 kinderen (61 jongens en 60 meisjes)

-schooljaar 1875-1876: 127 kinderen (71 jongens en 56 meisjes)

-schooljaar 1876-1877: 137 kinderen (73 jongens en 64 meisjes) + 5 solvabele leerlingen

-schooljaar 1877-1878: 140 kinderen (79 jongens en 61 meisjes)

-schooljaar 1878-1879: 145 kinderen (82 jongens en 63 meisjes)

-schooljaar 1879-1880: 158 kinderen (88 jongens en 70 meisjes)

-schooljaar 1880-1881: 158 kinderen (86 jongens en 72 meisjes)

-schooljaar 1881-1882: 149 kinderen (78 jongens en 71 meisjes)

-schooljaar 1882-1883: 154 kinderen (82 jongens en 72 meisjes)

-schooljaar 1883-1884: 150 kinderen (80 jongens en 70 meisjes)

Bovenop hun wedde ontving meester Mertens 6 fr per kind per jaar en meester De Bruyn 4 fr per kind per jaar. Het Bureel van Weldadigheid droeg hierin bij voor 125 fr tot het schooljaar 1877-1878, voor 150 fr in het schooljaar 1878-1879 en voor 200 fr vanaf het schooljaar 1879-1880.

In de begroting van 1878 voorziet de gemeente opnieuw een bedrag van 229,50 fr als bijdrage in de gewone uitgaven van het lager onderwijs. De Bestendige Deputatie keurt dit goed, maar de gouverneur himself verzet zich tegen de beslissing van de Bestendige Deputatie en wil een verhoging van de bijdrage met 560,85 fr.

De gemeenteraad van 13 december 1877 houdt een heel betoog om uit te leggen dat de gemeente niet meer dan 229,50 fr kan spenderen:

-van de 1.000 fr gespaard om een tweede zaal te bouwen aan het schoolgebouw rest nog maar 900,65 fr

-er zou nog eens 1.000 fr moeten voorzien worden voor dringend herstel van de Dijlebrug

-400 fr van de opbrengst van de bomen verkocht na de orkaan van 12 maart is nodig om het saldo te betalen van de bestratingswerken van de weg naar Oud-Heverlee

-zo blijft er slechts 95 fr over van die bomenverkoop voor de heraanplanting van bomen, waarvoor 700 à 800 fr nodig is

-daarenboven moet de lening van 1.705 fr aangegaan bij het Bureel van Weldadigheid in 1852 voor de bestrating van de weg Leuven-St.Jansberg nog gedeeltelijk terugbetaald worden.