Jalchatra, vrijdag 11 april 2003
“Op naar de jongen met de koe”, dwingt de reisleider.
‘Die jongen is een bofkont midden zijn lepra-ellende. Uitzonderlijk kreeg Damiaanactie eens enkele koeien. Eentje ervan is hem toebedeeld. Met de melk wint hij het loon van een dag. Met het geld van haar kalf heeft hij geitjes gekocht. Zo kan hij verder leven. Zijn dorpsgenoten gunnen het hem. Ik ook.
Toen ik genezen was, kwam er geen geschenk uit de hemel geregend. Evenmin voor mijn duizend lot-genoten van dat jaar. In het dorp werd ik angstig aangekeken. Soms met de nek, soms uitgejouwd. Al waren mijn handen ge¬kromd, ik kon bij mijn ouders verder boeren. Maar anderen…
‘Door bossen en tussen de velden, komen we bij een oude man. Ook hij kreeg ooit een koe van Damiaanactie. Maar verder heeft ongeluk hem het zicht ont¬nomen. Later ook zijn vrouw. Zo intriest kan een mensenleven zijn.
Voorbij het avondeten trekt een stilzwijgend onweer over de hemel. Gewikkeld in een mat van gevlochten palmbladeren, ligt het lichaam van een overleden tb-lijdster in de laadbak van de jeep. Alleen een oud vrouwtje, weggekrompen en verschrikt in een hoekje, treurt naast haar.
In het kabinet voor spoedgevallen ruisen in een rustig duo de monotoon-nasale klank van een Vlaamse jonge vrouw en de sonore gorgel van een Bengaalse arts.
Liefde en dood, alleen bewaard in de vluchtige herin¬nering van een wandelaar, die zal zwijgen alsof hij nooit heeft gedwaald door die nacht.
Jalchatra, zaterdag 12 april 2003
“Naar het noorden”, zeiden de gasten, “Naar de grens met India.”
‘Hier komen zo zelden blanke reuzen! Iedereen staart hen nieuwsgierig aan. Soms verschijnt er een glimlach op hun gezicht. Maar wij, Bengaalse muzelmannen, zijn niet echt vrolijk.’
De Garo echter [zij noemen zichzelf ‘Mandi’!] verwelkomen de bezoekers weer waardig in het dorp. Zij komen wel veel te laat toe, maar dat drukt de pret niet. Mét hen zijn de poppen¬kastspelers van De Rode Vlinder meegekomen. Een paar zeiltjes zijn vlug gespannen tussen twee palen. Enige palmmatten liggen snel op het zand gespreid. Enkele honderden leerlingen vallen erop… Zij twijfelen of zij naar het poppenspel vooraan of naar de eregasten achteraan zullen kijken.
Vooraan leert een vriendelijke heer een mantra aan.
“Lepra kan genezen”, zingt hij.
“Lepra kan genezen”, antwoorden alle keeltjes op de matten.
‘Nu begint een spel in drie bedrijven. De geschiedenis van een jonge man die vlekken vindt op zijn lichaam. Daarom ziet hij zijn huwelijk afgewezen. Door zijn vriend wordt hij naar een vlinderkliniek gestuurd. Onderweg ontmoet hij nog tb-patiënten op zoek naar genezing. Hij komt zelf ook weer gezond in het dorp terug. Dan kan hij toch trouwen. En zij leefden lang en hadden gelukkige kinderen… of iets in die aard. “Lepra kan genezen”, zingt het dorp.
Zo ben ik ook ooit na een voorstelling opgepikt. Zo ben ik ook ooit genezen. Zo heb ik Damiaanactie en hun donatoren leren kennen.
Uit het boek ‘De Rode Vlinder
Damiaanactie in Bangladesh’
door Gard Vermeulen.
Dit boek is uitsluitend te koop bij
www.unibook.com
Zoek naar ‘De Rode Vlinder’