woensdag 26 november 2008

Het Gemeentelijk Onderwijs Te Korbeek-Dijle - Deel 3

zie ook delen 1 en 2: http://korbeek-dijle.blogspot.com/2008/11/het-gemeentelijk-onderwijs-te-korbeek.html, http://korbeek-dijle.blogspot.com/2008/11/het-gemeentelijk-onderwijs-te-korbeek_12.html

3. Ludovicus Mertens

Als onderwijzer in Korbeek-Dijle werd Michaël Cassaer opgevolgd door Ludovicus Mertens. Meester Mertens werd geboren te Mol (prov. Antwerpen) op 8.9.1822. Hij werd ingeschreven te Korbeek-Dijle op 17.11.1854. Meester Mertens was “op kot” bij Coleta Mommaerts, de weduwe van koster Guilielmus Antonius Cappuyns, in het huis op de Nijvelsebaan waar nu Dirk Van Laer woont. Hij leerde hier Joanna Josephina Crabbé (°1826) kennen en trouwde met haar te Korbeek-Dijle op 19.1.1858. Zij was een dochter van Jan Baptist Crabbé en Maria Elisabeth Perluckx, de grootouders van Jan Crabbé (1869-1960) (vele Korbekenaren hebben Jan Crabbé nog gekend). Joanna Josephina Crabbé overleed reeds te Korbeek-Dijle op 26.3.1859 nadat zij het leven had geschonken aan een zoon, Georgius Joannes Baptista Mertens, op 15.1.1859. Georges J.B. was een globetrotter die zich uiteindelijk in Korbeek-Dijle vestigde als serrist-druivenkweker. Hij trouwde met Maria Paulina Buekenhout (°Korb.D.1869) en kreeg met haar in 1902 te Korbeek-Dijle een zoon, Josephus Lodovicus Mertens.
Meester Louis Mertens was hertrouwd te Korbeek-Dijle op 30.5.1861 met Elisabeth Theresia Philippina Deraymaeker (°Leuven 1824), maar met haar had hij geen kinderen meer.
In het bevolkingsregister van 1857-1866 wordt melding gemaakt van Joseph Mertens (°Mol, tien jaar jonger dan en inwonend bij Louis; waarschijnlijk zijn broer) als leerling-onderwijzer.
Het bevolkingsregister van 1881-1889 vermeldt, inwonend bij Alfred Honnorez en Josephine Fagot, Casimir Debruyn (°Werchter 1856) als hulponderwijzer. Hij vertrok naar Werchter op 19.2.1885.
Louis Mertens bleef lange tijd onderwijzer in Korbeek-Dijle en maakte hier de schoolstrijd mee na de liberale schoolwet van 1879. In 1886 ging hij met pensioen. Hij overleed te Korbeek-Dijle op 1.3.1894. Op 12.4.1904 vertrok zijn zoon Georges, toen huidevetter, met zijn gezin, van uit de Kerkstraat nr. 8, naar de Antwerpsesteenweg in Sint-Jans-Molenbeek. Van meester Mertens zijn dus geen nazaten in Korbeek-Dijle overgebleven.
(wordt vervolgd)
Cyriel Letellier

Weerspreuk: Sint-Andreas

30 november: Sint Andries brengt de vries;
Sint Elooi brengt de dooi.
Andreas won zijn brood uit het water als visser op het meer van Galilea. Simon Petrus was zijn broer en Joannes de Doper verkondigde hem de nabije komst van de Messias, de bevrijder van het joodse volk. Als getuige van de doop, die Jezus in de Jordaan van Joannes ontving, zou Andreas korte tijd in de nabijheid van Christus zijn gebleven en Petrus met hem in contact hebben gebracht. Daarom heet hij de eerst-geroepene der twaalf apostelen. De werkelijke vorming van hun groepje viel iets later, toen Jezus de twee broers bij hun vissersboot toeriep dat zij voortaan mensenvissers zouden zijn.
In het evangelie neemt Andreas driemaal het woord en na de laatste keer valt een totale stilte. Zelfs het boek der Handelingen, een verslag van de geboorte der Kerk, zwijgt over hem, wat de traditie verklaart met zijn verblijf in het afgelegen, wilde Scythië aan de Zwarte Zee. Later zou hij gepredikt hebben in Griekenland waar hij in Patras op de Peloponnesus de dood vond. Over hoe dat gebeurde stemmen de schaarse en onzekere documenten althans overeen. Hij stierf na een lijden van twee dagen aan een X-vormig kruis dat men sindsdien een andries- of andreaskruis noemt.
Vooral nadat Patras zijn relieken aan Constantinopel had moeten afstaan, in 357, hoorde Andreas tot de meest vereerde heiligen. Hij werd de schutspatroon van vele beroepen, steden en staten, zoals Schotland (waaraan het Andreaskruis in de Britse vlag herinnert), maar bovenal Rusland. In het jaar 988 trouwde namelijk een Byzantijnse prinses met grootvorst Vladimir van Kiev, op voorwaarde dat zijn land tot het christendom overging. En een meegebrachte relikwie van de apostel deed een nieuwe Andreaslegende ontstaan: na Scythië bezocht hij niet Griekenland, maar de tegenwoordige Oekraïne om zijn bisschopszetel in Kiev te vestigen. En vandaar zou hij tot in Novgorod, ter hoogte van Estland, het evangelie hebben verkondigd. Wat Petrus en Paulus voor het westen waren, was Andreas voor het oosten. Het is aan de kruisen in de orthodoxe kerken te zien: een eindje onder de dwarsbalk daarvan bevindt zich een kleinere, schuine dwarsbalk die als symbool van het andreaskruis eer betuigt aan de eerst-geroepene, de apostel van het oosten. Dat het hoofd van Andreas, eeuwenlang bewaard in Rome, in 1964 door de paus werd overgedragen aan de Grieks-orthodoxe gemeenschap van Patras was dan ook een veel belangrijker gebaar van verzoening dan de christenheid in het westen besefte.
(Uit Alle Heiligen van Wim Zaal)
C.L.

WOS Korbeek-Dijle Dankt

Dank zij heel wat mensen:
· zij die geholpen hebben
· zij die kwamen eten
· zij die een financiële bijdrage hebben gestort,
konden we met ons WOS-diner een winst boeken van 3.401,07 euro. Dit bedrag zullen we weer verdelen onder onze zeven projecten.Aan iedereen hartelijk dank!

Werkgroep Ontwikkelingssamenwerking Korbeek-Dijle

woensdag 19 november 2008

Amadeus 21 november 2008

KORBEEK-DIJLE VRIJDAG 21/11/08


AMADEUS

Het strijkersensemble Amadeus brengt voor de derde maal een concert in Korbeek-Dijle.

Amadeus ontstaan in de schoot van de stedelijke muziekschool voor muziek woord en dans van Lier en V.Z.W. Kortjakje uit Booischot wordt gevormd door een 25-tal gedreven, jonge muzikanten. Enkele van de orkestleden zijn ondertussen doorgestroomd naar conservatoria voor een professionele muzikale opleiding.


Onder leiding van Wim Meuris brengen zij muziek van ondermeer J.S. Bach, A. Vivaldi, Tchaikovski en van de hedendaagse Finse componist Matti Murto;

Graag nodigen we u uit om deze jongeren aan het werk te zien en te genieten van een greep uit hun klassiek repertorium op vrijdag 21 november a.s. in Sint Bartholomeuskerk te Korbeek-Dijle.

Deuren vanaf 19.30 uur.
Inkom: 8 euro (geen voorverkoop)

Weerspreuk: H.Catharina Van Alexandrië

25 november: Vorst op Sinte Katrien, Is vorst zes weken lang.
De levens van de vroege martelaren mogen zwaar zijn opgedoft, hun bestaan zelf lijdt meestal geen twijfel. Het wordt ondersteund door catacombengraven, inscripties, authentieke brieven en tradities die tot hun eigen tijd teruggaan. Catharina vormt een uitzondering. Tussen haar leven in het begin van de vierde eeuw en het eerste bewijs van verering in de zevende eeuw ligt een zo lange, lege periode dat zij als historisch personage niet geloofwaardig lijkt. Haar feest verdween in de jaren zestig van de algemene kalender en wordt alleen nog in Catharinakerken gevierd, plus door de naaisters en modistes van Parijs, de catherinettes, wier patrones zij is.
Zij was een vorstendochter in Alexandrië, Egypte, begaafd met schoonheid en intelligentie, die op jonge leeftijd tot het christendom overging. Zó intens doorleefde zij de geheimen des geloofs, dat Christus zich met haar verloofde, wat Hij met een ring aan Catharina’s vinger bezegelde. Zij nam toe in goddelijke wijsheid en toen keizer Maxentius de stad bezocht en christenen gevangennam, trad zij onbevreesd voor zijn troon met een uiteenzetting over het ware en het valse geloof. Verbijsterd door haar overredingskracht liet hij vijftig filosofen komen voor een dispuut met de jonge vrouw - niet ouder dan achttien - waaruit zij zegevierend te voorschijn kwam. Om haar zowel te belonen als van de dood te redden beloofde de keizer haar een ereplaats aan zijn hof, indien zij slechts één offer aan de afgoden bracht. Na een weer met redenen omklede weigering ontstak hij in toorn. Eerst liet hij haar in de kerker werpen. Vervolgens zou zij door vier met spijkers bezette raderen worden vermorzeld. Een engel daalde echter neer en bliksemde het raderwerk aan stukken. Velen bekeerden zich. En opdat niet heel Alexandrië naar het christendom zou overlopen beval de keizer Catharina’s onthoofding. Het zwaard scheidde het hoofd van de romp. Er vloeide melk in plaats van bloed, en twee engelen voerden haar kostbare lichaam naar de berg Sinaï, waar het nog heden in het Catharinaklooster rust.
Als patrones van de naaisters, de geleerden en allen die met raderen werken, tot de molenaars toe, hoorde Catharina eeuwenlang tot de meest vereerde heiligen. Na 1900 trad een snelle erosie op. Haar door de wetenschap verworpen legende raakte ook bij het kerkvolk uit de gratie en men droeg de devotie over aan haar naamgenote uit Siëna.
(Uit Alle Heiligen van Wim Zaal)C.L.

Magisch Kerstbestand (Door Koenraad De Wolf)

Uit TERTIO van 5 november 2008:
Het kerstbestand van 1914, waarbij de soldaten over de frontlinies spontaan met elkaar verbroederden, spreekt nog altijd tot de verbeelding. Maar de daaropvolgende jaren werd dat door de legeroverheid verboden.
In het najaar van 1914 stelde het Duitse leger voor een kerstbestand te sluiten, maar de geallieerden gingen daar niet op in. Op Kerstmis 1914 zwegen de kanonnen langs het 750 kilometer lange front van Nieuwpoort tot Basel: in de eerste plaats door de strenge winter.
Op veel plaatsen vonden - na het zingen van kerstliederen - spontane verbroederingen plaats. Soldaten maakten aan beide kanten van het front van de gelegenheid gebruik hun doden die in het niemandsland lagen, te begraven. Aan Duitse kant namen vooral Saksische en Beierse troepen - maar weinig Pruisen - daaraan deel, terwijl aan de overkant vooral Britse troepen hun doden begroeven, en in mindere mate ook Belgen en Fransen. Soms gingen de soldaten bij de vijand Kerstmis vieren rond een kerstboom en werden cadeaus uitgewisseld.
Op tweede kerstdag vond zelfs een heuse voetbalwedstrijd plaats in het niemandsland tussen beide linies - die door de Duitsers werd gewonnen. De soldaten waarschuwden elkaar wanneer een aanval dreigde. Als de legerleiding een bezoek bracht aan de loopgraven, werd de tegenstander verwittigd en werd boven de hoofden heen en weer geschoten. In Diksmuide vroeg op tweede kerstdag 1914 een regiment van soldaten uit Beieren aan de Belgische soldaten of bij hen een priester aanwezig was. Zij gaven aan de Belgische commandant Lemaire en regimentspriester Sabin Vandermeiren een monstrans terug die was gevonden in de kolenkelder van een veldhospitaal. Die overdracht vond plaats op de dichtgevroren IJzer. Zowel bij de geallieerden als bij de Duitse opperbevelhebbers ontstond daarover grote beroering, omdat zij dat beschouwden als muiterij en hoogverraad.
In 1915 nodigden de Duitsers de geallieerden opnieuw uit voor een kerstbestand. Ondanks de dreigementen van officieren gingen - evenwel op een klein aantal plaatsen - de soldaten daarop in, en opnieuw werd verbroederd. De legerleiding reageerde furieus en in de herfst van 1916 werd aangekondigd dat de artillerie zou worden ingezet wanneer iemand zich vriendschappelijk zou inlaten met de vijand. Lagere officieren en soldaten zouden zelfs standrechtelijk worden geëxecuteerd. Zowel in 1916 als in 1917 vonden dan ook geen kerstverbroederingen plaats.
C.L.

Tien Beste Uitvindingen Van 2008

Gelezen In Het Nieuwsblad Van 6 November 2008:
Tot de top-tien van beste uitvindingen behoren volgens het weekblad Time de ZEVEN NIEUWE HOOFDZONDEN.
Uit onze catechismus leerden wij kennen als de zeven hoofdzonden (zonden die andere zonden en ondeugden voortbrengen): hoogmoed, jaloersheid (of nijd), onkuisheid, luiheid (of traagheid), woede (of gramschap), gulzigheid en gierigheid.
In maart 2008 kwam het Vaticaan met zeven nieuwe hoofdzonden opzetten:
· buitensporig rijk zijn
· armoede in de hand werken
· sociaal onrecht in stand houden
· de wetten van de bio-ethiek overtreden
· experimenteren met menselijke embryo’s
· drugs gebruiken
· de aarde vervuilen.
C.L.

woensdag 12 november 2008

Klein Belgisch Woordenboek - Deel 2

zie ook deel 1: http://korbeek-dijle.blogspot.com/2008/08/klein-belgisch-woordenboek.html
Gaston d’Urnay
Bankiers: Nu zo velen in hun blootje staan, kan misschien ook hier een naaktkalender steun bieden.
Crematie: Grafmakers klagen steen en been.
Fuif: Naam voor cultureel evenement.
Leeftijdsgrens: De enige Europese grens die nog streng wordt bewaakt.
Naakte ontslagen: De enige vorm van naaktheid die niet meer mag.
Spreuk, voor de VRT: De ene zijn bloot, is de andere zijn brood.
Titel voor politieroman: De basiliek van Koekelberg.
Uit de kleren: Jongste Vlaamse emancipatiekreet.
Rookverbod: Mag men de pijp nog aan Maarten geven?
Vrije meningsuiting: Moderne media nemen geen blad voor hun kont.
Zeldzaamheid: Kalender met landschapsfoto’s.
C.L.

Weerspreuk: H.Elisabeth Van Thüringen

19 november: Sinte Liesbeth doet verstaan, Hoe de winter zal vergaan.
Als Hongaarse koningsdochter was zij een politiek ruilobject. Al op haar derde werd bedisseld met wie ze zou trouwen, met Hendrik, de oudste zoon van de landgraaf van Thüringen, en daarvoor verhuisde zij op haar vierde, in 1211, naar het kasteel van de landgraaf, de Wartburg. Hendrik stierf, maar geen nood, zij werd als dertienjarig meisje de bruid van de volgende zoon, Lodewijk. Ook hij had ruilobjecten nodig. Op haar achttiende was Elisabeth al moeder van drie kinderen. Ja, het zat haar mee. Drie geslaagde bevallingen en een liefhebbende man met begrip voor eigenaardigheden die slecht bij haar positie pasten, want elke morgen daalde zij de trappen van de Wartburg af om de armen brood te brengen. Dat hoorde een edelvrouw niet te doen. Liefdadigheid mocht, maar zelf de hutten van dagloners en lijfeigenen binnengaan - mensen aan wie ook de Kerk zich niets gelegen liet liggen - kwam bijna op een ondermijning van de sociale orde neer. Vooral het spijzigen van de armen tijdens een hongersnood, ten koste van de overdaad op de burcht zelf, zette kwaad bloed. En zodra Lodewijk haar niet meer kon beschermen omdat hij op kruistocht ging, kwam zijn vrouw in de knel. Zijn jongere broer, nu de baas, bespotte Elisabeth waar het personeel bijstond. Toen zij eens met haar voorschoot vol broden de trappen afging naar het dorp, hoonde hij: ‘Zo, worden de varkens weer vetgemest?’ Zij opende haar voorschoot - hij lag vol bloeiende rozen.
Ook dat rozenwonder kon haar niet redden na de verpletterende tijding dat Lodewijk onderweg aan koorts was gestorven. Daarmee verloor zij haar status. Zijn broer werd landgraaf en Elisabeth, een weduwe van twintig, kon weer dienen als ruilobject. Nee, niet opnieuw! Zij nam haar lot in eigen handen. Of lag de zaak anders? Al geruime tijd stond zij onder invloed van de dweepzuchtige monnik Konrad von Marburg, die de jonge vrouw zo zuiver als een engel wilde maken door haar vernederingen en kwellingen op te leggen, een sadist die haar zelfs beet als zij van het rechte spoor afweek. Mede door zijn inblazingen besloot zij de Wartburg te verlaten, haar kinderen bij een klooster af te geven en verder als boetelinge te leven. Half verhongerd en zich geselend leidde zij een pover bestaan tot haar een restje van haar bruidsschat werd uitgekeerd, waarvan zij in Marburg een hospitaaltje bouwde. Vervallen tot een schaduw van zichzelf verpleegde zij de zieken tot haar gepijnigde lichaam in 1231 de dienst opzegde.De wereld heeft de tragiek van haar bestaan niet willen onthouden, maar het rozenwonder vertelt men nog door.
(Uit Alle Heiligen van Wim Zaal)
C.L.

Het Gemeentelijk Onderwijs Te Korbeek-Dijle - Deel 2

zie ook deel 1: http://korbeek-dijle.blogspot.com/2008/11/het-gemeentelijk-onderwijs-te-korbeek.html

2. Michaël Cassaer
Vanaf 1849 heeft de gemeente beroep gedaan op onderwijzers die voor hun taak waren opgeleid. De eerste was Michaël Cassaer (°Antwerpen 1826/+Hoeilaart 1892). Hij werd ingeschreven in het bevolkingsregister van Korbeek-Dijle in juli 1849. In Korbeek-Dijle leerde hij zijn vrouw kennen. Hij trouwde als 25-jarige op 16.1.1851 met de zeven jaar oudere Antonia (Antonette) Debontridder, jongste dochter van Guilielmus Debontridder en Philippina Bruffaerts, landbouwers op Heverlee-Dries. Op 14.12.1851 kregen zij een zoon, Henri, die echter reeds overleed op 2.1.1852. Zij zijn nadien kinderloos gebleven. Michaël Cassaer ruilde zijn onderwijstaak in Korbeek-Dijle met deze in Steenokkerzeel. Hij en zijn vrouw Antonette Debontridder vertrokken naar Steenokkerzeel op 30.8.1854.
Een tweede onderwijzer, een “hulponderwijzer”, Henri Cassaer, eveneens geboren te Antwerpen, drie jaar jonger dan Michaël, waarschijnlijk zijn broer, was enkele maanden later dan Michaël in Korbeek-Dijle toegekomen, woonde bij hem en Antonette in, en vertrok samen met hen naar Steenokkerzeel.
Later werd Michaël waarschijnlijk onderwijzer in Hoeilaart. Hij overleed in Hoeilaart op 16.1.1892 en Antonette in Korbeek-Dijle op 26.1.1898.
In 1894 had Antonette haar testament opgemaakt, dat na haar dood werd uitgevoerd. Zij liet al haar bezittingen na aan de kinderen van haar nicht en neef, Philippina Debontridder en Franciscus Debontridder, die met mekaar waren getrouwd. Deze laatsten waren de overgrootouders van mijn vrouw Lea Debontridder, haar broers en zussen en haar kozijn Robert en nicht Nelly, van Mathilde Vanderveken en haar broers en zus, van Roger Van Asbroeck en zijn broers en zussen en van Nicole Honnorez en haar broer en zus. Dat testament heeft veel stof doen opwaaien in de familie Debontridder. Toen ik in 1985 de “Stamboom van het Ruwaalse Geslacht Debontridder”, met commentaar in boekvorm, publiceerde, was de rancune bij sommige afstammelingen van de in het testament van 1894 over het hoofd geziene neven en nichten nog duidelijk aanwezig. Andere nazaten konden dat testament op een luchtige manier relativeren. Maar toch spraken zij er over. Het moet een bom geweest zijn in de familie, waarvan de ontploffing meer dan negentig jaar heeft nagezinderd.

Cyriel Letellier

woensdag 5 november 2008

Het Gemeentelijk Onderwijs Te Korbeek-Dijle - Deel 1

1. Kosters als onderwijzers
In zijn Geschiedenis van Korbeek-Dijle schrijft pastoor Bogaerts: Eene der bijzonderste verplichtingen des kosters, zoo hij zich daar toe bekwaam kende, was de dorpskinderen het onderwijs te geven.
Uit een kerkrekening van 1572 blijkt dat hier schoolkinderen waren, dus ook een school. De toen bestaande school werd uitzonderlijk gegeven door pastoor Joannes Haeys. Normaal hing het bestaan van een school af van de bekwaamheid van de koster om onderwijs te geven. Zo stelden de kerkvisitaties (= jaarlijkse onderzoeken van de deken naar de toestand van een parochiekerk in zijn decanaat) van 1597 en 1633 vast dat er in die jaren geen school meer was in Korbeek-Dijle.
Sinds de aanstelling van koster Hendrik Neefs (koster van 1641 tot 1650) werd het onderwijs heringevoerd. Maar deze koster werd afgezet wegens slecht gedrag. Hij werd beschuldigd van overspel. De kosters die na hem kwamen gaven ook onderwijs aan de kinderen. Onder hen koster Philips De Greef (koster van 1656 tot 1711). Als rentmeester van kerk en H.Geest werd hij echter in gebreke gesteld en in 1701 gedurende een maand gevangen gezet. Een geestelijke, Eugenius Mac Carthy, heeft hem een tweetal jaren vervangen. De volgende koster was Andries Van Dijck (°Berg 1689), oud-overgrootvader van o.a. mijn vrouw Lea De Bontridder (= 7 generaties vóór haar). Na zijn overlijden werd hij in 1773 opgevolgd door Guilielmus Cappuyns (°Korb.D.1748/ +Korb.D.1836). Naast koster was Guilielmus Cappuyns ook lange tijd burgemeester en gemeentesecretaris van Korbeek-Dijle. Die drie functies lieten hem waarschijnlijk niet toe zich ook nog veel met het onderwijs van de kinderen bezig te houden. In 1812 werd ene Guilielmus Josephus Taymans (26 jaar) als onderwijzer vermeld. Maar in 1815 was die al herbergier in Huldenberg. Zoon Guilielmus Antonius Cappuyns (°Korb.D.1785/ +Korb.D.1843) wordt eenmalig (in 1815) vermeld als onderwijzer, en verder als winkelier, herbergier en landbouwer. In 1830 wordt Philippus Penninckx (26 jaar) als onderwijzer betiteld. Verder was Philippus winkelier en landbouwer. Hij was de overgrootvader van dokter Frantz Penninckx (°Leuven 1900/ +Leuven 1951).
De volgende koster, Guilielmus Antonius Cappuyns (Gillam Cappuyns den Jongen) (°Meerbeek 1810/ +Korb.D.1849), was een kleinzoon van koster-burgemeester Guilielmus Cappuyns. Hij was de laatste koster die tegelijk ook nog onderwijzer was.
Cyriel Letellier

Weerspreuk: Sint-Martinus Van Tours

11 november: Nevels in Sint Maartensnacht, brengen winters kort en zacht.
Het gebeurde rond het jaar 335. Martinus, een jonge onderofficier in de Romeinse cavalerie, reed op een winterse middag naar zijn garnizoensstad Amiens, waar bij de poort een vrijwel naakte bedelaar zat.
De ruiter voelde medelijden maar had geen geld en deed daarom het enige wat hij kon. Hij greep zijn zwaard en kliefde zijn rode mantel doormidden om de man te kleden. En in de daaropvolgende nacht ontving hij een droomgezicht van Christus, met de halve mantel bekleed en tot de engelenkoren zeggend: ‘Martinus, die niet eens gedoopt is, heeft mij hier vanmiddag mee bedekt.’
(Als kind vond ik een halve mantel nogal karig. Pas later begreep ik de handelwijze van Sint-Maarten. De mantel was dienstkleding en als militair mocht hij zijn uniform niet afleggen. Alleen door de stof in tweeën te snijden was én het gebod der naastenliefde én aan het dienstvoorschrift voldaan.)
Martinus was een catechumeen of doopleerling. Het kon destijds jaren duren voor iemand zich liet dopen, want al wiste de doop alle zonden uit, je latere kwaad raakte je veel moeilijker kwijt. Waarschijnlijk werd hij na zijn diensttijd volwaardig lid van de Kerk. Hij trok als lekenprediker half Europa door en stichtte vervolgens in Midden-Frankrijk een kluizenaarskolonie. Na de dood van de bisschop van Tours in 371 wilde het volk Martinus als opvolger verheffen, ook al was hij geen priester en voelde hij er niets voor. Hij sloeg voor de vrome meute op de vlucht, verborg zich in een ganzenhok en net toen de mensenmassa daarlangs kwam begonnen de dieren te gakken. Martinus werd ontdekt, meegevoerd en ijlings tot bisschop gewijd. In een tijd dat de kerkvorsten zich al sterk op hun waardigheid lieten voorstaan - hun gezag steeg in de mate waarin het Romeinse Rijk verviel - bleef hij in monnikspij lopen en in een houten optrekje aan de Loire wonen, zeer tot ongenoegen van zijn ambtsbroeders. Voor het volk was hij echter een held. Hij reisde stad en land af om mensen te bekeren, bestreed het bijgeloof, maar had voldoende tact om heidense feesten liever een christelijk tintje te geven dan ze te verbieden. Bij zijn dood in 397 bezat hij al een grote vermaardheid, nog aangewakkerd doordat een verre kennis een levensbeschrijving in het licht gaf die duizend jaar lang populair bleef. Het boek bewees immers dat niet alleen de woestijnvaders grote dingen vermochten, maar dat het westen even machtige wonderdoeners voortbracht. Na de tijd der martelaren kreeg de Europese Kerk door die biografie een nieuw zelfbewustzijn.
Sint-Maarten werd een volksheilige. Er kwam op zijn verjaardag gans op tafel en het aantal afbeeldingen van de mantelklievende ruiter is niet te tellen. Meestel zit Martinus dan op een schimmel omdat hij de winter inluidt. Op 11 november ging het vee op stal, begon de slacht en mocht de kachel aan. Als laatste feest voor de donkere tijd inspireerde de dag ook tot kinderoptochten met lichtjes, waarbij de deelnemers werden beloond met geschenkjes van de oogst, appels, noten of koek. In veel plaatsen bestaan die Maartensstoeten nog. Ook in ons taaleigen leeft de heilige voort. De Merovingische koningen bezaten een stuk van zijn mantel, cappa, dat was ondergebracht in een heiligdom, de cappella. Daarvan komen de woorden kapel en kapelaan.
(Uit Alle Heiligen van Wim Zaal)
C.L.