dinsdag 19 januari 2010

Vraaggesprek met Herman Van Rompuy

(Gelezen In Tertio Van 6 Januari 2010)
Uit een vraaggesprek van Jan De Volder en Peter Vande Vyvere met Herman Van Rompuy, voorzitter van de Europese Raad
Volgens het Verdrag van Lissabon gaat de Europese Unie een open en transparante dialoog met kerken en religies onderhouden. Wat moeten we ons daarbij voorstellen?
“Dat moeten we nog bekijken. Wellicht is dat een taak voor de Commissie, meer dan voor mijn diensten. Tegen die dialoog tekende ons land destijds als enige verzet aan. Dat was tekenend voor de paarse periode.”
En dat versterkte het imago van België als meest seculiere land van Europa …
“We waren dat misschien. Maar ik zie dat een ‘paars’ voorstel - zoals dat om de scheiding kerk en staat nog strikter te maken - vandaag geen kans meer maakt. Enkele jaren geleden zou dat nog ernstig zijn genomen. Als ik naar de feiten kijk, is de verhouding tussen kerk en staat de laatste jaren niet ingrijpend gewijzigd: erkende godsdiensten en hun personeel worden nog steeds door de staat betaald, kardinaal en nuntius staan nog altijd vooraan in het protocol. Niet dat ik dat laatste zo essentieel vind, een dienende kerk zou daar ook vrijwillig afstand van kunnen doen. Maar er is een zekere traditie , en tradities hebben waarde op zich.
Wel zijn de laatste jaren ethische wetten gestemd die indruisen tegen de moraal van de kerk. Maar mijn indruk is dat de meeste christenen het daar niet zo moeilijk mee hebben.”
De komst van enkele miljoenen moslims in Europa gaf het debat over de verhouding tussen kerk en staat een andere dimensie. Europa hinkt op twee gedachten: enerzijds die om elke religieuze uiting in de publieke ruimte te bannen, zoals het verbod op opzichtige religieuze tekenen in Frankrijk; en anderzijds die uitingen die vooral de islam aan banden willen leggen, zoals het recente minarettenverbod in Zwitserland. Wat is wijsheid?
“Die heb ik zeker niet in pacht. Er is in Europa een verlangen naar identiteit merkbaar. Positieve identiteit betekent: ik spreek een bepaalde taal, woon in een bepaalde streek, heb een bepaalde cultuur en ben daar trots op. Daar is niets mis mee. Dat behoort tot het mens-zijn. Je kunt je niet openstellen voor anderen als je zelf geen erkenning, respect en liefde krijgt.
Er is ook een negatieve identiteit: die heeft een vijand nodig, om zich beter te voelen. Dan zie je René Girards zondebokmechanisme in werking. Dat heeft in de Europese geschiedenis al voor onvoorstelbare tragiek gezorgd. Wat het Zwitserse referendum betreft: ik ben niet zeker dat het resultaat vooral werd ingegeven door een terecht respect voor de eigen christelijke traditie. Het kan ook om vijanddenken en verwerpelijke xenofobie en racisme gaan.”
Wat met het bannen van alle religieuze symbolen in de samenleving?
“Ik las destijds het rapport van Bernard Stasi dat aanleiding gaf tot dat verbod in Frankrijk. Een evenwichtige tekst, die de nadruk legt op de neutraliteit van wie een publieke functie uitoefent. Op zich kan ik daar achter staan, al moet je wel goed oppassen dat je in naam van de neutraliteit niet iets gaat aanwakkeren dat je eigenlijk bestrijdt. Dat er geen boerka’s mogen achter een loket, lijkt me evident. Maar ook geen hoofddoek? Er zijn argumenten voor beide, en zoals veel mensen weet ik het ook niet altijd zo goed. Maar een zekere neutraliteit op zijn Frans vind ik wel getuigen van gezond verstand.”
Uzelf kreeg de Turkse pers over u heen omdat u zou gezegd hebben dat “Europa christelijk is en dat er geen plaats is voor Turkije”. Hoe denkt u er nu over?
“Ik heb dat laten nakijken en schijn inderdaad iets dergelijks gezegd te hebben. De context daarvan weet ik niet meer zo goed. De Europese regeringsleiders hebben mij daar na mijn aanstelling over ondervraagd. Mijn standpunt is duidelijk: De Europese Unie heeft zich geëngageerd voor onderhandelingen met Turkije over toetreding. Dat is sowieso een langlopend proces, waarvan de uitkomst niet op voorhand vaststaat. Mijn persoonlijke mening doet er in deze niet toe. Ik zal het standpunt dat de Raad hierover inneemt, verdedigen. Zo simpel is dat.”
In Knack stelde uw zoon Peter dat in de christelijke levensovertuiging van zijn vader iets van het boeddhisme is geslopen. Wat is daarvan aan?
Misschien doelt hij op die ingebouwde eigenschap van relativering en overgave. Dat is gaandeweg een deel van mezelf geworden. Maar ik zou nooit een boeddhist kunnen zijn. Er is een fundamentele tegenstelling tussen het christendom en het boeddhisme. Die laatste religie verwacht alle heil van het doden van het ik met zijn verlangens en passies. Dat zit niet in het christendom, dat een grote waarde hecht aan het individu: ‘Bemin je naaste als jezelf’. Dat gevoel van eigenwaarde komt door het besef dat we allemaal kind van God zijn. Het boeddhisme streeft naar de oplossing van het ik in het niets. Dat is niet de voltooiing die het christendom zich voorstelt. Er zijn natuurlijk gelijkenissen, zoals het monnikendom. Maar in het christendom heeft het monnikendom een veel sacraler karakter. Er gaat niets boven het gregoriaans en de koorzang van trappisten of benedictijnen.”
C.L.