Geloven is verder kijken, loslaten, de moed hebben op te trekken.
Geloven is goed weten vanwaar je vertrekt en met wie je op weg gaat.
Geloven is zorgen voor anderen, oog hebben voor anderen. Het verhaal van Kaïn en Abel, al bij het begin van de mensheid, wijst op de verantwoordelijkheid voor het geluk van onze broeders en zusters.
Geloven is ook klaar staan voor de reis, zoals het uitverkoren volk, het avondmaal gebruiken als ze volledig uitgerust zijn voor de tocht, of zoals Elia die veel moest eten omdat de reis lang zou zijn.
Geloven is een relatie opbouwen met God, de Vader van alle mensen, en van bij hem naar de mensen toegaan.
Geloven is de stem erkennen die zegt: ‘Dit is mijn geliefde Zoon, luister naar hem’.
Geloven doet men samen, leert men samen, deelt men samen. Pas dan is de stem te horen die de leerlingen op Tabor hoorden, pas dan is het mogelijk om met hem op te trekken naar Jeruzalem.
Geloven is geen geheim. Mensen moeten kunnen zien wat christenen motiveert om te leven en te handelen.
Geloven is ‘de ogen gefixeerd houden op Jezus’. Dit komt tot uitdrukking in het eucharistisch samenleven in onze gemeenschappen. Bij dat eucharistisch gebeuren hoort ook de voetwassing en Jezus spreekt er met zijn leerlingen over de verhouding tot zijn Vader.
Uit het boek: In de naam van de Vader, 365 fragmenten uit homilieën en toespraken van MGR. LUC VAN LOOY (uitgegeven door Halewijn in 2018)