dinsdag 20 oktober 2009

Eén God, drie religies – deel 3

Vandaag laten we Herman Frijlink vertellen over de Kaäba.
De Kaäba is het Heiligdom met de Zwarte Steen van Mekka. Het ligt in het hart van de Grote Moskee. Voor alle moslims is het de heiligste plek ter wereld, zoals de Tempel in Jeruzalem de heiligste plek is voor alle joden. De christenen kennen niet zo’n soort gebouw. De St.-Pieterskerk in Rome komt het dichtst in de buurt, maar dan alleen voor aanhangers van het rooms-katholieke geloof. De Kaäba en de Zwarte Steen vormen het doel van de hadji, de bedevaart waartoe de Koran elke gelovige verplicht.
De Kaäba is 15 meter hoog en heeft een oppervlakte van 10 bij 14 meter. Het interieur bestaat uit drie pilaren en een aantal zilveren en gouden lampen. In de oosthoek ligt de Zwarte Steen. Deze bestaat uit drie stukken als gevolg van een brand in 683 tijdens het conflict over de opvolging van Mohammed. De delen worden in hun oorspronkelijke vorm bijeengehouden door een ring van steen met daaromheen een zware zilveren band. De overlevering wil dat Adam deze steen meekreeg om vergeving voor zijn zonden te krijgen, toen God, Allah, hem verbande uit het paradijs. Het verhaal gaat dat de steen, oorspronkelijk wit, zwart is geworden door de zonden op te nemen van de talloze pelgrims die de steen hebben gekust en aangeraakt. Deze aanrakingen zijn onderdeel van de rondgang rond de Kaäba, die elke pelgrim zeven keer moet maken.
GESCHIEDENIS
De geschiedenis van de Kaäba sinds het ontstaan van de islam is tot in de puntjes beschreven. Veel minder is bekend over de periode die daaraan voorafging. Zeker is wel dat het gebouw, voordat de islam ontstond, diende als heiligdom voor verschillende goden, precies zoals dat het geval was in Kanaän, toen het volk van Israël er ging wonen en Mozes zijn volk de verering van de enige ware God, Jahweh, bijbracht.
Dat de monotheïstische godsdiensten naast de verschillen veel overeenkomsten vertonen is terug te vinden in de taal. Zo is ‘el’ in bijna alle Semitische talen, dus ook het Arabisch en het Hebreeuws, het oudste woord voor god. Een ander voorbeeld is de Assyrische en Babylonische vruchtbaarheidsgodin Ishtar. Dat is de godin die in de joodse en christelijke Bijbel de naam Astarte draagt, een vloek in de ogen van de Hebreeuwse profeten, omdat ze hoorde bij het gesmade veelgodendom en omdat ze een geduchte concurrente was van de enige ware god Jahweh.
In Arabië was dat niet veel anders. Voordat de profeet Mohammed de islam stichtte kenden de inwoners van heel Arabië Al-Ilat, in het Arabisch de Godin. In sommige streken stond ze bekend als de metgezel van Allah, de God, in andere stond ze te boek als zijn dochter. Al-Ilat vormde een trio met Al-uzza, de machtige, en Manat, het lot. Veel van de toenmalige bewoners van Arabië dachten dat deze goden en godinnen dezelfde waren als die van de Grieken en de Romeinen. Zo verbonden ze de verering van Al-uzza aan die voor de Griekse godin Aphrodite en de Romeinse Venus, de godin van liefde en vruchtbaarheid. En Manat werd dezelfde als Nemesis, een wraakgodin. Ze staan vernoemd in de Koran, soera 53: 19-22. De Koran zegt verder dat Abraham en zijn zoon Ismaël de bouwers van de Kaäba waren.
Toen Mohammed in 630 Mekka veroverde beval hij de verwoesting van alle goden- en godinnenbeelden. Ook maakte hij van de Kaäba de officiële gebedsinrichting, de qibla, in plaats van de Tempel in Jeruzalem. In 692 herbouwde Kalief Abdoel Malik het gebouw. Een van zijn opvolgers voorzag het van de Kiswa, een zwart kleed bestaande uit acht gordijnen met daarop in gouden letters de bekende eed van de moslim, ‘Er is geen God dan Allah en Mohammed is Zijn Profeet’. Sultan Moerad IV herbouwde de Kaäba in 1629 omdat het in 1611 beschadigd was door een overstroming. Het gebouw kreeg toen ook twee Kiswas, een rode bedekt door een zwarte. Deze worden elk jaar vervangen. De laatste versieringen met gouden motieven en inscripties van Korancitaten dateren van 1976.
Tot zover Herman Frijlink.
C.L.