Op zoek naar de identiteit van de christen, toont Lucas ons hoe Jezus zichzelf voorstelde toen Hij het woord nam in de synagoge. Waartoe was Hij gekomen? Wat zei de profeet reeds van hem? Reeds lang voor hem was het duidelijk: ‘De Geest van de Heer God rust op mij, want de Heer heeft mij gezalfd’ (Jes 61,1).
Daartoe zijn wij gedoopt en gevormd, opdat voor de wereld duidelijk zij dat de Geest van God in ons is en wij daarvan getuigen. Om aan de armen de blijde boodschap te brengen, aan gevangenen hun vrijlating aan te kondigen, aan blinden het licht in hun ogen, om verdrukten in vrijheid te laten gaan.
Allen worden wij daartoe geroepen: om anderen gelukkig te maken, om aandacht te hebben voor lijdenden, voor mensen die niet vrij zijn, die gevangen zitten in gewoontes, passies of slavernijen. Dat heeft Christus zijn hele leven gedaan, en zo kunnen wij een jaar afkondigen dat de Heer welgevallig is.
God heeft ons zijn Geest gegeven, vandaar dat wij volgens zijn voorbeeld in het leven kunnen staan. De boodschap is dat wij als christenen zodanig leven dat de hele samenleving er beter van wordt, zoals zuurdeeg in de massa die het brood doet rijzen, en zoals zout dat eten smaak geeft, of zoals licht dat ons doet zien. De bron van dit zuurdeeg, van het zout en het licht dat wij zijn in de samenleving, vinden we in het breken van het brood en het delen van de wijn als het lichaam en het bloed van Christus.
Uit het boek: In de naam van de Vader, 365 fragmenten uit homilieën en toespraken van MGR. LUC VAN LOOY (uitgegeven door Halewijn in 2018)