India, een wereld apart
Tot het laatste ogenblik heeft de toeroperator mijn reisplannen veranderd. Een gratis verlenging met een dag vind ik een geschenk. Tot blijkt dat die dag in Pushkar zou vallen, een woestijndorp van niets dat slechts één week per jaar beroemd is, namelijk tijdens de kamelenmarkt. Dat gebeurt niet in dit seizoen en dus was die cadeaudag minder positief. Even later werden de dagen nog eens als kaarten door elkaar geschud en valt de vrije dag nu in Kathmandu, in Nepal. Fijn, dat geeft me een dag meer met de familie.
Twee vluchtveranderingen bleken echter minder interessant. Vooral de laatste eindjes. In de terugvlucht kan ik niet meer dezelfde dag thuis komen en moet ik er een nacht bijdoen op de luchthaven. Bij de heenvlucht viel het laatste stuk midden in de nacht en was heel kort, zodat ik na het avondmaal niet meer kon slapen op een veel te harde vliegtuigstoel.
Zo liep ik half slapend door de straten van Delhi, de hoofdstad van India. Vooral in de wirwar van nauwe straatjes in de oude stad is dat levensgevaarlijk. Er rijden nauwelijks fietsen of auto’s, maar des te meer motoren en tuktuks. Die laatste zijn gemotoriseerde driewielers. Theoretisch is het verkeer links en meestal gebeurt het zo. Maar de uitzonderingen maken het levensgevaarlijk. Auto’s zoeken een spleetje dat nipt groot genoeg is voor een tuktuk. Die lijken wel levende wezens: ze blazen zich op of krimpen volgens de behoeften van het moment: waar hun kop doorkan, volgt de rest. De motoren gebruiken een ruimte die bij ons nauwelijks breed genoeg is voor een fiets. Een vingerdikke spatie aan beide zijden is genoeg. Iedereen zwenkt elke richting uit zonder zichtbare signalen te geven. Getoeterd wordt er des te meer, luider, luidst, variabel, dissonant en loeiend. Daartussen laveert dan nog een koe of twee, drie, meestal onverstoord, maar soms boos en agressief. De voetganger probeert al dat gedoe enigszins te ontwijken door zich ergens in een hoekje te plaatsen en tegelijk een koeienvlaai te vermijden. Oef, ik heb het overleefd.
Enkele dagen later in Jodhpur, nam ik zo’n driewieler op weg naar het hotel. Met wat zal ik die rit vergelijken? Met een supersone stuntvlucht van een kamikazepiloot op de grond in het drukste verkeer dat ik al meegemaakt heb! Tussendoor vermeed hij amper de sloot, hotste door putten in de weg, nam hij onverwacht rechts een zijweg vol koeien om een opstopping te vermijden, zwiepte ik van links naar rechts op de achterbank. Gelukkig zat ik geklemd tussen twee medereizigers. Maar snel ging het. En het was goedkoop: 65 eurocent van elke inzittende voor een kwartier doodsangsten.
Na de hoofdstad ging de reis naar west-Rajastan. Een groot deel van deze deelstaat is woestijn en de rest is niet veel vruchtbaarder. Daarmee is het in de geschiedenis economisch wat achter gebleven en heeft meer van zijn tradities bewaard. Al loopt ook nu iedereen met een mobieltje rond. Het gebied is traditioneel overheerst door maharadja’s, die hun macht gewapenderhand en met stevige burchtwallen verdedigden. Hierbij een foto van de burcht van Jodhpur, de gouden stad.
Hun financiers waren de handelaars die zich vestigden in de steden op de kruispunten van de handelswegen. Op de zijderoute, de handel in zilver, goud, opium, specerijen en al wat geld opbracht. Zij bouwden grote, luchtige, luxueuse huizen, waar de wind in speelde om enige afkoeling te brengen tijdens de hete zomermaanden. “Huis van de wind” noemden ze hun optrekjes, “haveli’ in de lokale taal. De stamvader bouwde niet alleen voor zichzelf, maar ook voor zijn zonen. De dochters immers verhuisden bij hun huwelijk naar hun man en schoonouders.
Bij mijn bezoek aan de haveli van de familie Patwa stapt een bebaarde jongeman op mij af en vraagt of hij mijn gids mag zijn. Murad is vijfentwintig jaar. Hij ziet er netjes uit en zegt dat hij student is en Engels wil bijleren. Na enig gehaspel boezemt hij mij vertrouwen in en ik aanvaard zijn diensten. 1,35 euro voor een uur. Onderweg kabbelt het gesprek plots langs vreemde wegen.
- Wil je een juweel kopen voor je vrouw, vraagt hij mij. Hij is dus ronselaar voor een juwelenzaak, denk ik.
- Neen, ik ben niet getrouwd, was nooit getrouwd.
Verbaasde ogen.
- Ben jij getrouwd, heb je kinderen.
- Ja hoor, ik heb twee kinderen.
- Op welke leeftijd trouwt iemand gewoonlijk in India?
- Ik kom uit de woestijn. Ik ben getrouwd toen ik veertien was. Dat is daar de gewoonte.
- En je vrouw?
- Dertien
- Jullie zien mekaar nog graag!? Mijn toon hapert tussen bevestiging of vraag.
Weer verbaasde ogen.
- De man ziet het gezicht van zijn vrouw voor de eerste keer de avond na het huwelijk …
- Dus liefde doet er niet toe. Jij hebt niet zelf gekozen?
- In de woestijn zijn het de ouders die …
Veelbetekenende pauze
- Hoe oud zijn je kinderen?
- Het meisje is drie jaar en de jonge negen maanden.
Mijn rekenknobbel doet zijn werk. Ze hebben er dus zeven jaar over gedaan om het eerste kind te krijgen. Toeval? Voorzichtig zijn? Beter weten? De traditionele of de moderne middelen? Ik laat de familiezaken waar ze horen en doe verwoede pogingen om een stoffenwinkel en een juwelenzaak te vermijden. Hierbij een foto van een kamer in de Patwa-haveli in Jodhpur.
Na enkele dagen trek ik op een dromedarisrug naar de woestijn. Denk niet aan oneindige heuvels zand. Een plukje kruiden links, een pol gras daar, enkele struiken nog verder verspreid, zand en stenen. Het dier schommelt van links naar rechts. Als men het ritme vind, is het heerlijk rijden, maar dan wordt het onderbroken telkens de weg even helt. Dan wip en schuif ik op het zadel. De nacht breng ik door op een beenhard bed in een grote luxetent. Met privé badkamer en toilet! Vier dagen later is eindelijk alle stijfheid en stramheid verdwenen.
Zo, straks reis ik verder en houd je op de hoogte.
Gard