Lieve mensen, ik ben niet dood. Ik leef en ben nu
helemaal opgenomen in het grote licht dat God
heeft aangestoken in de nacht van de dood: ‘De
verrijzenis van Jezus.’ Dit horen we duidelijk in het
Emmaüsevangelie.
God heeft verrijzenis geschreven in geest en hart van
ieder mens, zoals Hij die geschreven heeft in elk blad
van elke boom, die in de lente juichend weer tot leven
komt. Ik ben dankbaar. God was goed voor mij.
Ik werd geroepen en wist al vlug dat niet ik gekozen
had, maar dat het Gods keuze was. God had mij
gekozen in een dwaze liefde, die ikzelf niet versta en
die ik niet verklaren kan.
Ik ontving het geloof, niet van een bisschop of theoloog,
maar van twee lieve mensen, mijn vader en moeder. God
was vanzelfsprekend, want er was zoveel liefde, zoveel
diepe genegenheid en zorg. Ik geloofde in God zoals een
blinde gelooft in de zon, niet omdat hij ze ziet, maar
omdat hij ze voelt. Ik stelde me geen vragen.
Later werd alles anders. Ik ging studeren en de
vanzelfsprekende God werd een levensgrote vraag.
Ik studeerde filosofie en theologie en ik begon de
ongelovigen te begrijpen. Ik werd bang God te verliezen.
Langs de weg van de studie kwam Hij niet dichterbij.
Hij trok zich dikwijls terug in de mist. Maar ik bleef
geloven en ik bleef zoeken.
Toen ik op zekere dag armer werd, toen ik ziek werd,
zwakker en machtelozer, toen er plots geen toekomst
meer was, werd alles eenvoudiger. Ik zette mijn hart
vol vertwijfeling wijd open en ging vuriger dan ooit
verlangen naar God.
Toen gebeurde het wonder. Alles werd me gegeven.
Niet ik kende God, maar God liet zich kennen aan mij.
Hij openbaarde zich, niet als een God om over na te
denken, om bang voor te zijn, maar als een God om lief
te hebben, om gelukkig mee te zijn.
Een fantastische God.
Ik heb in mijn leven heel wat mensen ontmoet, heel
veel ongelukkige, ontwortelde en ontspoorde mensen,
waarin God een beroep op me deed en waarvoor God
me liet priester worden. Ik heb God gezien in het
gelaat van mensen. Ik moest voor hen Gods liefde
voelbaar maken. Om dat vol te houden maakte God
ook zijn liefde voor mij voelbaar en tastbaar in zovele
lieve, bijzonder fijne en fantastische mensen, die alles
voor me deden en zorg voor me droegen. Het waren
mensen als engelen. Engelen zijn mensen, die van
Godswege in je leven komen, zomaar, onverwacht
en onverdiend, om je zijn vriendschap, zijn tederheid
voelbaar te maken. Mensen zijn engelen, als ze je door
alles heen in Gods liefde willen bewaren. Velen zijn me
voorgegaan. Anderen leven nog en zijn misschien hier.
Ik dank hen, meer dan ik zeggen kan. Dank voor alles,
waar ik geen woorden voor vind.
Uit het boek Kijk naar de zon! samengesteld door Peter Ausloos