In de vroege morgen
vóór dag en dauw
-m’n venster stond op een kier-
zongen de vogels.
Ze zongen met velen
enthousiast en vol overgave
ieder z’n eigen wijsje
dat ie leerde in ’t paradijs.
Langzaam kwam ’t licht
en hun lied vulde de lucht.
Vreugde hing in bomen en struiken.
Wat een weelde!
Zoveel levensvreugde
in de vroege morgen
in alle takken van de bomen.
Toen kwamen de mensen.
Auto’s vulden de straten.
Lawaai van motoren overstemde
het lied van de vogels.
De vogels zwegen
en vroegen zich af:
Waarom zingen de mensen niet?
Uit het boek Kijk naar de zon! samengesteld door Peter Ausloos