Vranckx Petrus Josephus
(Jefke Vraët)
° Korbeek-Dijle 7.12.1881 + Korbeek-Dijle 17.8.1936
Zoon van Désiré Vranckx en Maria Ludovica Verreydt (Mie Vraët).
Trouwde met Euphrasie Hardy uit Donk (Mol). Ook zij werd genoemd naar haar schoonmoeder: Sie Vraët.
Jefke en Sie hadden acht kinderen, waarvan de jongste twee (geboren na de oorlog): Irma (x Jules Vanderwegen) en Marcel (x Martha Trappeniers).
Jefke was een broer van Marie Vranckx (x Constant Vranckx) en een kozijn van Prosper, Constant, Octavie (x Jozef Vanderlinden) en Emiel Vranckx.
Jefke was soldaat bij het 13de Linieregiment 1ste Bataljon 1ste Kompanie
Wederopgeroepen eind juli 1914 werd zijn regiment ingeschakeld bij de verdediging van de vesting Namen. Hij werd krijgsgevangen genomen op 24.8.1914 in de omtrek van Ermeton (Floreffe). Hij verklaart hierover: “Door een zeer groote hoeveelheid Duitschers ingesloten, waren wij genoodzaakt tot overgaaf met de gansche kompanie, er was geen ander middel.”
Carolus Verbist van Bertem, van dezelfde eenheid als Vranckx, bevestigt dit getuigenis.
Weggevoerd naar Duitsland verbleef Jozef Vranckx tijdens zijn krijgsgevangenschap in het kamp van Hameln, ten zuiden van Hannover.
Vereerd met 1 frontstreep.
Vranckx Prosper
(Tiske va Koëpes)
° Korbeek-Dijle 25.4.1880 + Korbeek-Dijle 29.12.1966
Zoon van Jozef Vranckx en zijn eerste vrouw Catharina Luyten.
Trouwde in 1907 met Seraphine Ruelens uit Korbeek-Dijle, een dochter van Louis Ruelens (Piëke de Garde).
Tiske en Seraphine kregen vijf kinderen, alle vijf geboren vóór de oorlog. De oudste was Jules die als politiek gevangene omkwam in Essen in Duitsland in 1944. Hij was de vader van Mina Vranckx. De tweede jongste was Leonie die trouwde met Jef Verstraeten.
Prosper was een volle broer van Constant, een halfbroer van Octavie (x Jozef Vanderlinden) en Emiel, en een kozijn van Jefke en Marie Vranckx (x Constant Vranckx).
Prosper was soldaat bij het 13de Linieregiment.
Wederopgeroepen eind juli 1914 en met zijn regiment ingeschakeld bij de verdediging van Namen, werd hij op 24.8.1914 krijgsgevangen genomen.
Hij verklaart hierover: “Op 24 augustus 1914 rond Ermeton (Namen) gedurende eene verkenning in het dorp omsingeld door de vijandelijke overmacht, de majoor alleen kon vluchten omdat hij te paard was; wij werden met ongeveer 25 man omsingeld, de overgebleven onzer kompanie, en moesten ons na verdediging overgeven. Kommandant Drentels die vooruitgegaan was met eenige mannen zagen wij niet meer terug en wij waren door een grote overmacht omsingeld voor wij het zelven wisten. Eenige Duitschers werden nog afgeschoten, maar dit koste bijna ons aller leven bij de overgave (de witte vlag opgestoken).”
Prosper verklaart ook nog: “Ik ken niemand meer (als getuige). Ik ben ongeletterd en heb een slecht geheugen door den oorlog.”
Weggevoerd naar Duitsland verbleef Prosper Vranckx tijdens zijn krijgsgevangenschap in het kamp van Altengronau ten N.O. van Frankfurt.
Hij werd gerepatrieerd op 7.1.1919.
Vereerd met 1 frontstreep.
Vrijdags Guillaume Joseph
(Jom va Woikes)
° Oud-Heverlee 2.12.1893
Zoon van Joannes Franciscus Vrijdags (Woikes) en Florentine De Greef
Soldaat bij het 10de Linieregiment 1ste Bataljon 2de Compagnie
Werd krijgsgevangen genomen op 23.8.1914 te Boninne (sector Marchovelette) ten N. van Namen
Vrijgekomen op 2.1.1919
Met onbepaald verlof op 30.9.1919
Na de verklaringen van twee medestrijders: Jules Schoolmeesters uit Bertem en Louis Bruelemans uit Kortrijk-Dutsel in 1936: “Omsingeld door de vijand verplicht ons over te geven met de compagnie op 23.8.1914 rond 16 uur op het steunpunt van Neumoulin (Boninne)”, werd aan Guillaume Vrijdags 1 frontstreep toegekend op 23.7.1936
10 % invaliditeit wegens ziekte opgedaan ingevolge de oorlog
Vereerd met: 1 frontstreep
Overwinningsmedaille
Herinneringsmedaille
In een verhaal over soldaat René Bergmans in Vlaamse Stam, tijdschrift voor familiegeschiedenis, van jan-feb-mrt 2015 beschrijft Raoul Jans onder andere de levensomstandigheden in de kampen van Munster en
Soltau. Louis Berthels, Arthur Buekenhout en Constant Vranckx verbleven in Soltau, en Henri Letellier en Leon Van Geel in Munster. Ziehier een fragment uit dit verhaal:
Na de val van de stad Luik werden grote groepen soldaten gevangen genomen en naar Duitsland overgebracht. In veewagens werden de meesten van hen naar Hannover getransporteerd en verdeeld over Munster, Celle en Soltau. Het was een eindeloze reis waarvoor geen bevoorrading was voorzien.
René Bergmans kwam terecht in Munster. Munster was een Duits legerkamp dat er – gezien het vertrek van de Duitse troepen – nu verlaten bij lag. Sommigen werden ondergebracht in de lege barakken maar de meesten onder hen werden samen gedreven op een omheind terrein waar een tiental tenten inderhaast waren opgericht. In deze tenten waarin men na veel slagen en stompen vijfhonderd man kreeg werden achthonderd gevangenen samengeperst. Het kwam er die eerste maanden inderdaad op neer dat niets klaar was om zoveel krijgsgevangenen te ontvangen.
Hier bleef René Bergmans twee maanden lang om dan te worden overgeplaatst naar Soltau. Daar hadden de eerste krijgsgevangenen het zowaar nog slechter gehad. Zij werden samengedreven op een stuk vlakke heide waarop zij zelf nog de eerste barakken moesten oprichten. Zonder gebouw om in te schuilen, kroop men ’s nachts dicht bij elkaar om het toch een beetje warm te krijgen. In verslagen uit die periode leren we dat men ’s morgens een kom koffie kreeg en 300 gram brood, een rantsoen dat later naar 250 gram werd gebracht. ’s Middags een slappe soep van koedarmen of beetwortelsoep en ’s avonds nog eens koffie of een soort afkooksel van meel uit bonen. Twee maal per week kwamen schilwachten het kamp binnen gestormd om mensen op te halen voor allerlei werkcommando’s.
Tot hier mijn verhaal over de Korbeekse Oud-strijders van Wereldoorlog I.
Cyriel Letellier