De reis gaat verder, ze loopt ten einde. Ik heb het Koerdische gebied verlaten en ben nu in het centrale deel van Turkije. Dat is meer toeristisch, met de voor- en nadelen ervan. Een voordeel is dat men wat meer Engels kent, een nadeel dat men meer naar je geld lacht dan naar jezelf. De prijzen? Een ijsco Classic kost in het verre gebied drie Turkse Lira, hier vijf; een thee ginds één Lira, hier twee.
Mijn ervaringen in het Oost-Turkije zijn ronduit positief. Het land investeert er fortuinen in nieuwe autowegen, in het verbeteren en verbreden van bestaande, in elektriciteitscentrales, liefst uit watervallen (die zijn er meer dan genoeg in het berggebied), in nieuwe flatgebouwen, in industrie, in betere en snellere internetverbindingen. De bevolking groeit met drie procent per jaar, maar hun economie met bijna vijf procent. Zo blijft men de bevolkingsgroei voor en worden de Turken stilaan een beetje rijker. Het land moet voor die investeringen veel schulden maken en daardoor wordt de munt steeds minder waard. Buitenlandse goederen worden daarmee duurder, maar dan maakt men die dingen in Turkije zelf. Zo wordt het leven hier beter.
De autowegen zijn ginds zo goed als leeg, en toch rijden vele Turken met de eigen auto. De meeste gezinnen hebben een flat, die groter is dan een gelijkaardig appartement bij ons, want het gemiddelde gezin telt zes leden. Een woning kost gemiddeld honderdduizend euro.
Als ik door de straten loop in dat oostelijk deel van het land, roepen de meesten: “Hello.” Ik antwoord: “Salaam Aleikom.” Als de man enige woorden Engels kent, nodigt hij me uit voor een thee. Vrouwen zijn inderdaad minder vrijuit, zullen vrijwel nooit een vreemde man aanspreken. Cafés, terrasjes en zitbankjes voor het huis zijn alleen bevolkt met mannen. Vrouwen lopen ofwel gesluierd, met boerka of westers-modern rond. Onder elkaar kakelen en tetteren ze zonder ophouden. En toch! Ze laten zich graag fotograferen en lachen voluit.
Als ik de weg naar het hotel vraag, lopen kinderen of pubers een eindje mee. Iedereen vraagt van waar ik kom en reageert steevast met bewondering voor ons land. Wellicht hebben ze er familie wonen sinds vele jaren. Vaak krijg ik gewoon een cadeautje. Zo maar.
De taal in dat verre deel van Turkije is een probleem. Dus gebruik ik vaak gebarentaal, terwijl ik verder Nederlands praat, waarvan ik bijna zeker weet dat zij het niet verstaan. De vriendelijke toon en de gestes moeten het dan maar doen.
Gastvrijheid is een gebod. Ik herinner me een student die ik uitnodigde voor een thee en later voor het middagmaal, telkens met de bedoeling dat ik zou betalen. Ik weet immers hoe studenten op hun kosten moeten beknibbelen. Tweemaal kreeg ik niet de kans om te betalen. “Jij bent mijn gast,” verklaarde hij. Zelf sloeg hij het middagmaal over, zogezegd omdat hij die morgen al gegeten had. Misschien omdat zijn geld op was. En zonet kreeg ik per e-mail een bedankje omdat ik hem zijn foto heb opgestuurd.
Die gastvrijheid kost de Staat op dit ogenblik handenvol geld, want zij vangen miljoenen vluchtelingen op uit buurland Syrië. Volgens de gids krijgen die elk driemaal per dag eten. Ik neem aan dat hij een tikkeltje overdrijft, maar hoe dan ook, ze doen veel meer voor die oorlogsslachtoffers dan het rijke Westen voor hen doet.
Vandaag is de Ramadan begonnen. De chauffeur heeft zijn vastenperiode voor enkele dagen uitgesteld. Hij eet ’s morgens en ’s middags een kleine vegetarische maaltijd. Drinken of roken is er niet bij, al is hij verslaafd aan de sigaret. De gids eet, drinkt of rookt helemaal niet tot na zonsondergang. Terwijl hij voor de toeristen het menu vertaalt, de bestelling opneemt, bijvraagt waar nodig en de betaling regelt. Hij blijft zitten aan een tafeltje wat verder af. Ik hoed mij ervoor te oordelen over de regels van de vasten (zo dadelijk, in de avond, barst de levensvreugde uit in een weelderig feest.) Maar ik bewonder hoe stipt en ernstig deze mensen dit voorschrift van hun geloof volgen.
De reis is bijna voorbij. Tot binnenkort.