woensdag 17 september 2014

Gelezen In Tertio Van 3 September 2014

Quote: “Iedereen verlangt meer dan samen op de foto te staan”

Gents bisschop Luc Van Looy pleit ervoor ook in een vluchtig contact zoals een selfie een uitnodiging tot echte ontmoeting te zien (Kerkplein, september)

Verminkte seminaristen mochten geen priester worden

Uit een artikel van Geert Delbeke

De Eerste Wereldoorlog woelt veel naar boven, letterlijk en figuurlijk. Een Duits volkskundeboek over mensen in oorlog delft een min of meer vergeten kwestie op: door de oorlog verminkte seminaristen mochten geen priester worden. Het Duitse weekblad Christ in der Gegenwart (Christus in de tegenwoordige tijd) zocht verder.

Bij de duizenden door de oorlog verminkte soldaten waren ook seminaristen. Zij werden extra zwaar getroffen door hun invaliditeit. Want, zo heet het, alleen een smetteloze priester kan een ritueel rein offer opdragen.

Van waar komt deze opvatting van priester en eucharistie?

Paulus schrijft in zijn Brief aan de Romeinen: ik vraag u om uzelf als een God welgevallig offer in Gods dienst te stellen, want dat is de ware eredienst. Het kwam bij christenen niet aan op een strikt te volgen zuiver ritueel maar op de gezindheid van Jezus Christus.

Maar al in de late oudheid zet zich de ritualisering door met exacte voorschriften. Het geestelijke offer van Christus wordt steeds meer een materieel offer. De uitvoering daarvan wordt onderworpen aan allerlei voorschriften, ook voor de priester zelf. Het ritueel moet immers feilloos verlopen, een geringe afwijking ervan maakt alles ongeldig. De gave moet zuiver zijn en natuurlijk ook de handen die de gave aanreiken. Tot het smetteloze karakter van de priester gaat mettertijd ook de seksuele onthouding behoren. En natuurlijk ook het intacte lichaam.

Nog tijdens de oorlog groeide in Duitsland het protest tegen de strikte houding van Rome in de afwijzing van verminkte seminaristen. De aartsbisschop van Freiburg wees op het dringende priestertekort. En zou het volk de door de oorlog verminkte priester juist niet eren? Waren zulke priesters niet het bewijs dat de katholieke clerus het vaderland trouw had gediend? Tegen het einde van de oorlog versoepelde Rome het beleid ten aanzien van de groeiende stapel dispensatieaanvragen. In 1918 erkende paus Benedictus XV met een zwaar hart dat deze verschrikkelijke oorlog de kerk ertoe dwong niet in alle gevallen van lichaamsverminking een wijdingsbeletsel te zien. Het lichaam van de priester toonde nu de door de oorlog getekende mens. En dat is het begin van de omgekeerde beweging: van de priester als cultusfiguur naar de priester als voorganger van een gemeenschap die zich in haar geheel met Jezus Christus aan God opdraagt. Of hoe een oorlog ook bressen slaat in oude theologische en liturgische muren.

Tot zover Geert Delbeke