woensdag 13 augustus 2014

Getuigenissen over Wereldoorlog I in Bertem - deel 1

Door een toevallige, omstandigheid kreeg Raf Van der Donckt inzage in "Parochiale Verslagen", opgemaakt na de WOI en onlangs toegankelijk gemaakt via digitale weg. Hij verwerkte de tekst enigszins, zodat hij voor ons leesbaarder is geworden, waarvoor onze hartelijke dank. Wij willen jullie deze getuigenissen niet onthouden nu de inhoud extra betekenis krijgt aangezien het exact 100 jaar geleden is dat Wereldoorlog I begon.

Vooraf

Vrij snel na de wapenstilstand van de ‘Groote Oorlog’, op 15 mei 1919, werd door de Belgische bisschoppen het initiatief genomen om alle parochies aan te schrijven en aan de pastoors te vragen een uitgebreide vragenlijst schriftelijk te beantwoorden.

Uit de toelichtingen bij die vragenlijst, maar ook reeds uit de titel (Aanteekeningen, dienstig voor het opmaken der Kerkgeschiedenis in België gedurende den grooten oorlog- 1914 - 18) blijkt dat het de vicarissen van de bisdommen er op de eerste plaats om te doen was feitenmateriaal te verzamelen over het wedervaren van alle Belgische kerkgemeenschappen tijdens de oorlogsjaren. En ze benadrukten dat ze een objectieve kerkgeschiedenis voor ogen hadden en dat daarbij de regels van de historische kritiek moesten worden toegepast:

‘Het zal wel overbodig zijn eraan te herinneren dat Wij hier het materiaal samenbrengen voor een streng wetenschappelijk werk en niet voor een oorlogspublicatie: dus kalme uiteenzetting en zakelijke inhoud worden verlangd. Het mag ons niet kunnen verweten worden dat wij partijdig oordeel hebben gestreken.’ ..

En verder:

.. Wezen wij dus onbevooroordeeld en oprecht, nauwkeurig en nauwgezet. Wanneer het feiten geldt waarvan gij geen ooggetuige waart, zult gij bij de meest geloofweerdige persoonen getuigenissen inwinnen, de getuigenissen met elkander vergelijken, om door herhaaldelijk ondervragen tot de meest mogelijke zekerheid te komen.’

Maar, al wordt het in de toelichting niet met zo veel woorden gezegd, deze vragenlijst zal ongetwijfeld ook de bedoeling gehad hebben, een betrouwbare inventaris op te stellen van zowel de gedragingen, van de wan- en misdaden van de bezetter maar ook van de vernielingen en schadegevallen die ze al die jaren hadden veroorzaakt. Een instrument, m. a. w. om achteraf oorlogschadeclaims te kunnen staven.

Van de honderden verslagen die op de bisdommen werden afgeleverd konden we er slechts enkele doornemen, maar daaruit blijkt alvast dat, zoals kon verwacht worden, de respons van de pastoors heel verscheiden is. Sommigen houden zich nauwgezet aan de vragenlijst en geven uitgebreide antwoorden en vullen veelal aan met commentaren en bedenkingen. Andere maken er zich van af met een bondige opsomming van gegevens, terwijl weer andere de voorgeschreven regels van objectiviteit gemakshalve vergeten en hun antwoord in de vorm van een pamflet verpakken. We komen daar op terug als we het over Korbeek-Dijle zullen hebben.

De originele oorlogsverslagen worden bewaard in de archiefdepots van de respectievelijke bisdommen, maar werden onlangs door het Algemeen Rijksarchief digitaal verwerkt, waardoor ze nu op een gemakkelijk bereikbare manier (via het internet) toegankelijk zijn geworden voor de onderzoekers en belangstellenden.

Nu, precies honderd jaar later, zullen ze ongetwijfeld de aanzet vormen tot een meer gedetailleerd onderzoek van de oorlogsjaren die in zo vele steden en gemeenten blijvende sporen hebben nagelaten.

Sommige verslagen hebben een eerder anekdotisch karakter, maar verschaffen toch vaak interessante wetenswaardigheden voor de plaatselijke geschiedenis. De verslagen van de drie parochies van onze gemeente Bertem kunnen we in deze categorie onderbrengen.

Andere, en hierbij denken we aan de ‘Decanale verslagen’ van de dekenij Leuven, zijn heel wat minder vrijblijvend. Ze bevatten immers ooggetuigenverslagen van de brandstichting op de Oude Markt op die beruchte dinsdag 25 augustus 1914. Toen gingen onder andere de Lakenhalle en de daarin gehuisveste Universiteitsbibliotheek in de vlammen op, en dit onheil werd daags nadien gevolgd door wat we een genocide onder de Leuvense burgerbevolking durven noemen: er vielen 209 slachtoffers en ruim 1000 panden werden in de as gelegd.

In wat volgt houden we het bij een glimp van het wedervaren van wat de generatie vóór ons tijdens die bange jaren overkwam in de parochies Bertem, Leefdaal, en Korbeek-Dijle.

Parochie van Berthem bij Leuven

Enige nota’s aangaande de gebeurtenissen alhier sedert augustus 1914

2 augustus: De pastoor begint, in de parochie, met een inschrijvingslijst ten voordele der huisgezinnen, waarvan een lid voor de verdediging van het vaderland is opgeroepen. Door bemiddeling van een Comiteit, wiens voorzitter de Burgemeester is, wordt er van de verzamelde som 753 fr, 560 fr uitgedeeld in bloem zijnde 2000 kilogr. Aan 28 fr den zak: blijft in kas 193 fr.

19 augustus: Het grootste gedeelte der inwoners van Bertem vlucht langs Leefdaal, naar Duisburg en IJzer en ook naar de Cinquantenaire te Brussel.

Om 5 uur namiddag: de eerste Duitse soldaten verschijnen in Bertem op de baan Leuven - Tervuren, komende van Leuven

Tussen Bertem en Leefdaal zijn er Belgische soldaten, men hoort de kanonnen, de mitrailleuren, de geweerschoten: er zijn twee Belgische soldaten gedood, één Belgische soldaat gekwetst, één Duitse officier en één Duitse soldaat gedood. Twaalf woningen (pachthoeven en werkmanswoningen) worden in brand gestoken door de Duitse soldaten die in de die huizen, waarvan de inwoners gevlucht waren, zijn gaan zoeken of er geen Belgische soldaten in verborgen waren.

‘s Nachts worden al de huizen, die op de Grote Baan zijn gelegen, in de afwezigheid der inwoners leeggeplunderd.

20 augustus: ‘s Morgens om 5 uur ontmoet de pastoor een Duitse soldaat van ’t rood Kruis die de weg naar het klooster vraagt om daar een Belgische gekwetste soldaat, genaamd Lehoucq heen te brengen; deze is erg getroffen en na bediend te zijn van de H.H. Sacramenten sterft hij er na 8 dagen en wordt in den hof van het klooster begraven.

‘s Morgens zijn er in de kerk juist drie personen: de pastoor, de onderpastoor en de meid; er wordt niet geluid en de twee missen worden gelezen: de een dient de mis van den anderen

‘s Middags om 5 minuten voor 12 komt iemand van het klooster het verbod der Duitsers bekend maken over ’t klokkenluiden: de pastoor spoedt zich naar de kerk, maar onderweg komt hij een Hoofdman tegen, die in goed Frans hem het verbod bekend maakt er bij voegende dat zulks een teken van verraad is om het leger aan de vijand aan te kondigen en dat zulks gans den tijd van den oorlog verboden is; hij meldt ook dat ze de klokzelen hebben afgesneden.

Van 20 augustus tot 30 september zijn er tot 7 keer toe Duitse officieren of onderofficieren op de pastorij gelogeerd en gevoed geweest: allen hebben uitdrukkelijk, en vele schriftelijk, verklaard dat zij zeer tevreden waren over de ontvangst die ze op de pastorij genoten hebben.

26 augustus: Het Duits Rood-Kruis komt tegen den avond in Bertem aan. Zij zijn uitgerust en nemen allen te samen hun inkwartiering in de gemeentescholen. Zij vertellen ons dat in Leuven de burgers op de soldaten geschoten hebben en dat er vele Duitse soldaten gedood en gekwetst zijn: dat de stad gaat gebombardeerd worden en, inderdaad, men ziet de vlammen boven Leuven.

Zij eisen dat de pastoor, evenals de heren Burgemeester en Deruyter, met hen in de school overnachten als gijzelaars.

Ziehier ons nachtverblijf: in den gang van een klas liggen 3 bussels stro, er zijn 3 stoelen en een tafel tot onze beschikking; de deur gaat op slot en een schildwacht er voor; den gansen nacht geen oog geslapen en elk is op zijnen stoel blijven zitten.

Gelukkig te half vijf mocht ik naar de pastorij gaan en daar heb ik nog een uurtje gerust tot half 6.

27 augustus: Vluchtelingen uit Leuven

Den gansen voornoen is de Grote Steenweg vol volk dat uit Leuven vlucht: het was een droevig zicht: mannen, vrouwen, kinderen, ouderlingen, gebrekkigen, wereldlijken en geestelijken, paters en zusters daar allen ondereen te zien voorbij trekken. Daar tussendoor trokken dan nog, om nog meer schrik te verwekken, de Duitse soldaten voort. Men heeft me verteld dat arme weeskinderen van 6, 7, 8, 9 jaren die ook in groot getal vluchtten gezamenlijk op den rand van den weg op hunne knieën gingen zitten en de handen omhoog staken om bescherming, wanneer ze de Duitse soldaten zagen aankomen. De officieren deden ze recht staan en wierpen hun koekjes toe.

Op de pastorij belandden er achtereenvolgens:

1° Een oud moedertje van Leuven van 85 jaren

2° Meer dan 300 weeskinderen van’ Bermhertigheid Heverlee’

3° 20 zusters der Bermhertigheid Heverlee

4° 52 zusters redemptoristinnen

5° 25-tal burgers

6° 5 priesters

Zo had ik meer dan 400 personen op de pastorij te logeren.