1. De ontdekking van de hemel
Uit een artikel van Jos Vranckx
Eben Alexander, een befaamde Amerikaanse neurochirurg, viel in coma als gevolg van een agressieve infectie die zijn neocortex uitschakelde, het gedeelte van de hersenschors dat voor het bewustzijn verantwoordelijk is. Tijdens zijn coma van zeven dagen maakte hij naar eigen zeggen een bijna-doodervaring mee die hem in het hiernamaals bracht.
Net zoals de meeste neurologen was hij ervan overtuigd dat het brein het bewustzijn bepaalt en er niet zoiets kan bestaan als geest, ziel of eeuwig leven. Het bewustzijn is niets meer dan een erg complex computerprogramma. Wanneer de machine stopt, stopt het bewustzijn.
Alles verandert als de dokter op 10 november 2008 plots door een zeldzame ziekte wordt getroffen, die in bijna alle gevallen fataal is: Colli E-meningitis, waarbij bacteriën de hersenen ‘opeten’. Hij zweeft tussen leven en dood tijdens een coma van zeven dagen. Scans laten zien dat zijn hele neocortex, de hersenschors die ons menselijk maakt, is uitgeschakeld. De beste Amerikaanse specialisten worden geraadpleegd, maar niemand weet raad. Antibiotica hebben geen effect. Zijn vrouw en kinderen krijgen de raad zich op het ergste voor te bereiden. In het geval hij onverhoopt toch mocht bijkomen, zou hij wellicht in een vegetatieve staat de rest van zijn leven moeten doorbrengen. Er was in de medische literatuur niemand bekend die van meningitis en een coma van meer dan enkele dagen, ongehavend was teruggekeerd.
De morgen van de achtste dag doet Alexander zijn ogen weer open. “Collega’s bekeken mij alsof ik uit het graf was opgestaan.” Ook al is hij fysiek verzwakt, vermagerd en verward, hij komt uit het coma als een ander mens. “Ik kwam terug in mijn brein en voelde me onverklaarbaar gelukkig. De herinneringen aan wat was gebeurd tijdens de week buiten mijn lichaam, kwamen in mijn geheugen naar boven met verbazende helderheid en in al hun volheid.”
Wat heeft de dokter meegemaakt in zijn coma? Zijn verhaal hierover leest als een sprookje. “Ik verloor mijn aardse identiteit en had een ontmoeting met de realiteit van een wereld van bewustzijn, die bestaat los van de beperkingen van mijn fysiek brein”, vertelt hij. Taal, emotie, logica, de grenzen van tijd en ruimte vallen weg. Eerst komt hij terecht in een soort onderwereld, koud, vochtig, donker en dreigend. De stank van ontbinding en dood. “Ik was in paniek, wilde weg, maar waar naartoe?” Tot uit de duisternis boven hem een licht doorbreekt en hij in een nieuwe wereld terechtkomt, schitterend en vol leven, die lijkt op de aarde en tegelijk ook niet. In zijn tocht door het ‘hiernamaals’ wordt hij gerustgesteld en begeleid door een jonge vrouw op de vleugel van een vlinder. Communicatie gebeurt zonder woorden. “Ik zag de overvloed van leven door talloze universums en hogere dimensies heen. Het hele avontuur was een soort overzicht van de onzichtbare, spirituele kant van het bestaan. Geen fantasie, maar reëler dan mijn leven op aarde ooit is geweest. Het zal de rest van mijn leven duren om te verwerken wat ik daar leerde.”
Alexander vergelijkt zijn situatie van toen met die van een foetus in de baarmoeder, waarbij de moeder God was, “de Bron verantwoordelijk voor de schepping van het universum en alles erin, de oneindige, alwetende, almachtige en onvoorwaardelijk liefhebbende God, voor wie elke beschrijving tekortschiet. Een van de grootste vergissingen die mensen maken wanneer ze denken over God, is dat Hij onpersoonlijk is. God is ‘menselijker’ dan jij en ik, en verbonden met ieder van ons.” Achteraf ontdekt de dokter dat de jonge vrouw die hem vergezelde, zijn overleden biologische zus was die hij als adoptiekind nooit had gekend.
Alexander beschouwt het nu als zijn plicht mensen te vertellen over de realiteit achter het lichaam en de aarde. Bij zijn confraters stuit hij vooral op verdeeldheid en scepsis, maar hij neemt hen dat niet kwalijk “want ik was ook zo”. “Ik waardeer het leven nu meer dan voordien omdat ik het nu in zijn ware context zie. Liefde is het centrum van het universum. Dat is de onbegrijpelijke, glorierijke waarheid die leeft en ademt in het hart van alles wat bestaat of ooit zal bestaan. Hoe overweldigend het kwaad in de wereld ook kan lijken, de liefde overheerst en zal uiteindelijk triomferen.”
Tot zover Jos Vranckx en Eben Alexander.
2. Het Seculiere versus het Religieuze
Enkele pertinente vragen en meningen uit een artikel van Richard Steenvoorde getiteld Samenleving in spreidzit over religie
Waarom discussieert onze samenleving zo fel over religie? Wat zijn de diepere lagen, de onderstromen, die deze discussie voeden? Deze vragen vormden het uitgangspunt van een discussiemiddag aan de Universiteit Tilburg.
Wat zegt de discussie over religie over onze samenleving zelf? Pieter van Os, journalist van NRC Handelsblad, wijst op de merkwaardige paradox dat juist de mensen die het hardst roepen dat ze voor een scheiding van kerk en staat zijn, de neiging hebben om de staatsinmenging in religieuze zaken steeds groter te maken. Hans Goslinga noemde dat eerder al de zachte tirannie van de seculiere eigenwaan. Ontaardt onze democratische samenleving langzamerhand in een tirannie van heersende seculiere opvattingen? En vanwaar komt die tendens om nu ook religie uit de staatsvrije ruimte van burgers te halen en onder politieke en overheidsbemoeienis te willen brengen?
Theoloog en filosoof Rowan Williams, de anglicaanse aartsbisschop van Canterbury, wijst terzake op een dreigend gevaar: Als de seculiere meerderheid zich nu geroepen voelt om met een soort ‘overwinnaarsrecht’ religieuze taal en praktijken uit het politieke en publieke domein te weren, dan roept dat onherroepelijk een tegenreactie op. Een reactie die alle seculiere zekerheden wil vervangen door religieuze.