woensdag 9 oktober 2019

Bevrijding september 1944


75 jaar geleden werd ons land door de Geallieerden bevrijd van de Duitse bezetting tijdens de Tweede Wereldoorlog.

Na het einde van de oorlog op 8 mei 1945 werden zowat overal bevrijdingsstoeten georganiseerd, zo ook in Korbeek-Dijle.

Op een zondagnamiddag in augustus verzamelden een aantal groepen en praalwagens in het Broek op Ormendaal voor een tocht door de Korbeekse straten. Ik heb nog drie foto’s op de kop kunnen tikken van deze Korbeekse stoet.














DE NEGEN PROVINCIÊN



De foto werd genomen in Drieskensberg. Een groep meisjes in witte kleren droegen plakkaten met de namen van de negen Belgische provincies. We herkennen: Jacqueline Van Brusselen, Frieda Letellier, Liza Kriegels, Angèle Smets, Rachel Dottermans, Simonne De Reymaeker, Angèle Van Geel, Margriet De Bontridder en als begeleidster Julia Michiels.

Mijn zus Frieda, die mij de foto bezorgde, vertelde: Het was snikheet die dag en de cafés onderweg deden gouden zaken… door de dorstige mannen. De meisjes van de negen provincies moesten aan de cafés wachten op de mannen en zij leden dorst. Tot eindelijk iemand begrip toonde voor hen. Het was Liza D’Hondt die zo vriendelijk was de meisjes een glas water aan te bieden. En wat verder stond Marcel Collin klaar met een volle emmer water zodat ze daar naar hartenlust hun dorst konden lessen.







DE BOOT NAAR ENGELAND



Foto ook genomen in Drieskensberg. De wagen met een boot erop droeg als opschrift: “Wir fahren nach England”. Om een beetje te spotten met de Duitsers die nooit in Engeland waren geraakt. Achteraan de boot vloog een modelvliegtuigje met als opschrift eronder: “Ach unser Beschermer”. Ik denk dat Beschermer geen goed Duits is, maar iedereen sprak toen een mondje Vlaams-Duits en het was in elk geval duidelijk.

Twee van de Duitse soldaten in de boot waren Vital Vanderwegen en Victor Vandenplas. Van de derde weet ik niet wie het was. De voerman was mijn vader, Jef Letellier, en achter hem liep Maurits Winnepenninckx om hem te helpen, om bijvoorbeeld de remmen van de wagen aan te draaien in bergaf, of om bij de paarden te blijven als de mannen een pintje gingen pakken in de cafés onderweg. Deze foto draagt duidelijk een Ormendaalstempel. Hij komt uit mijn verzameling.







HET GEZIN VAN DOLF BEERSAERTS EN BUREN



Bertha Beersaerts bezorgde mij deze foto. Bertha is 92 jaar, nog helder van geest en woont nog in haar huis in Bertem. Dolf Beersaerts en Vica Vanden Eynde met hun acht kinderen waren diep geworteld in Korbeek-Dijle en woonden op de Nijvelsebaan aan de Ruwaalbrug. Zij hadden zonder kleerscheuren de oorlog overleefd en wilden dat graag en dankbaar vieren. Hun kinderen waren: Maria, Bertha, Virginie, Camilia, Margriet, Bert, Mariette en Paula. Op de foto zien we helemaal links Virginie Beersaerts. Vooraan in het midden staat Bertha Lava en achter haar, in de schaduw, Bertha en Maria Beersaerts. Vooraan rechts zien we nog de kleine buurman Firmin Letellier met zijn petje. Het zal wel een wagen geweest zijn van Door De Bontridder die solidair met het gezin Beersaerts de oorlog was doorgekomen. Ongetwijfeld heeft Juul Lava die knecht was bij Door De Bontridder aan de opbouw van de wagen meegewerkt en is zo zijn zus Bertha Lava in het verhaal terechtgekomen.

Ik meende mij te herinneren (ik was toen 8 jaar) dat er een opschrift over het gezin van Dolf Beersaerts op de wagen stond, maar Bertha dacht van niet.



Nog drie andere wagens waarvan ik geen foto heb zijn door hun opschrift in mijn geheugen gegrift:



DE FAMILIE PELGRIMS



Het opschrift luidde: MET VIEREN GINGEN WIJ OP VLUCHT, MET VIJVEN KWAMEN WIJ TERUG VAN ROESELARE NA VEERTIEN DAGEN.

Het gezin van Felix Pelgrims en Marie Vanderveken telde zeven leden: de ouders en vijf kinderen: Jan (de Frits), Frans (den Dikke), Nand, Lucien en Romain. Maar moeder Marie, hoogzwanger, moest alleen op de vlucht met haar jongste vier zonen. Haar man Felix was gemobiliseerd als spoorwegarbeider en de Frits was opgeroepen als bijna 18-jarige voor een blitzopleiding tot Belgisch soldaat. Marie met haar vier jongens kon mee op de vlucht met buurman Louis Harlophe. Met Frankrijk als doel strandden zij in Roeselare. Daar moest Marie dringend worden opgenomen in een ziekenhuis en werd de kleine Edgard geboren. Toen moest een bevallen vrouw nog negen dagen in het ziekenhuis blijven. En dus kwam Louis Harlophe met zijn gezin en de vier zonen van Marie zonder haar en de baby Edgard terug naar Korbeek-Dijle. Een week later is Marie en de baby met een Duitse vrachtwagen kunnen terugkeren naar de Leuvense omgeving.

Als dit verhaal helemaal klopt was het opschrift toch een beetje te kort samengevat: ze waren met vijf vertrokken, waaronder wel vier zonen, en ze waren na veertien dagen eerst met vier teruggekomen en pas een week later nog twee, moeder en jongste zoon. De slotsom was wel: met vier zonen vertrokken en met vijf teruggekeerd.



LOUIS MOMMAERTS



Tijdens de oorlog was landbouwer Louis Mommaerts (de Pachter) door de Duitsers opgesloten in de gevangenis van Hoei omdat hij niet genoeg rundvlees had geleverd aan de Duitse bezetter.

Hij mocht plaats nemen op een praalwagen met gevangenis in de bevrijdingsstoet. De wagen droeg  als opschrift: MET DE KOEI KOMT MEN IN HOEI, ZEI DE PACHTER, EN ZE ZETTEN HEM ERACHTER.



VICTOR DE GREEF



Ook landbouwer Victor De Greef (Torre Paal) had aan de Duitsers te weinig graan geleverd en was achter de tralies terechtgekomen tijdens de bezetting. Hij zat in een gevangeniscel op een praalwagen met als opschrift: MAAK NIET TEVEEL KABAAL, ZEI TORRE PAAL, WANT ALS DAT NOG LANG BLIJFT DUREN DAN ZITTEN WE HIER ALLEMAAL.



Tijdens de Duitse bezetting hielden veel jonge mannen zich schuil om te ontsnappen aan de verplichte tewerkstelling in Duitsland. Zij sliepen dan op verborgen plaatsen om niet van hun bed gelicht te worden door de Duitsers. Rik Vlasselaer vertelde dat tijdens de stoet, aan de kerk, een achtervolging door de Duitsers van een gezochte werkweigeraar werd uitgebeeld. Jef Bruggemans speelde het slachtoffer. Hij werd neergeschoten tijdens zijn vlucht.
Tijdens de restauratie van de kerk in de jaren 1980 vonden wij boven het koor in de kerk een grote zak met haverkaf. Die had ongetwijfeld gediend als matras voor een ondergedoken werkweigeraar.