Hier een bericht van een vriend
uit een van de allerarmste landen
aan het adres van alle vergaderende
en hoogzetelende heren en dames
in parlementen en congresgebouwen,
die met grote deskundigheid discussiëren
over ‘het hongerprobleem’
en goed betaald worden
om oplossingen aan te reiken.
Zij verdienen honderden malen meer
dan de arme missionaris
die met zijn eigen leven
de stervenden nabij blijft.
Deze laatste schrijft:
‘Op de zaal van de kinderafdeling lag
een jongen van een jaar of zes,
een uitgemergeld skelet.
Hij probeerde me iets te zeggen.
Ik kon het niet verstaan.
Zijn moeder ook niet.
Ik klopte zachtjes op zijn schouder.
Dat scheen hem te bevallen.
Zijn moeder verzorgde hem en ging weg.
Ik zat alleen naast zijn bedje.
De oogjes werden glazig.
Hij begon te hijgen.
De verpleegster kwam langs en zei:
‘Geeft u hem maar de laatste zegen, pater.’
Ja, een laatste zegen.
Ik aarzelde tussen zegen en vloek.
Hoe is het mogelijk
dat zoveel jonge kinderen
zo jong moeten sterven?
Is dat geen vloek,
geen beschuldiging aan ons adres,
aan ieder van ons?
Die jongen had me iets willen zeggen.
Hij is met zijn geheim de dood ingegaan.
Waarom erover schrijven?
Het is één geval op miljoenen.
Eén ding is zeker:
Er zal geen haan naar kraaien.’
Wereld, schaam je dood.
Uit het boek Kijk naar de zon! samengesteld door Peter Ausloos