woensdag 17 augustus 2016

Gard Vermeulen schrijft ons van uit Indonesië – deel 1

Week 2016-33 - BorobodurWeek 2016-33 - Prambanan

Java en zijn godsdiensten

De groep reizigers, Nederlanders en Vlamingen, zijn aangekomen op Java. Dat is niet het grootste maar wel het meest bevolkte eiland van de republiek Indonesië. Voorzeker bespaar ik je het relaas over het bezoek aan Jakarta, de hoofdstad. Voor de toerist heeft ze weinig te bieden. Ik bezocht er het poppenmuseum. Al evenmin ga ik uitweiden over Pagandaran met de jungletocht in de plenzende regen. Gelukkig was die lauw zodat ik soms het gevoel had een stortbad te nemen met alle kleren aan. Nog minder zal ik er de strandtaferelen beschrijven met de duizenden kinderen op familievakantie.

Nu zijn we in Yogjakarta, het culturele brandpunt van Java, of moet ik zeggen brandpunten? Gisteren bezochten wij in groep de twee meest bekende, aan weerszijden van de stad.

Yantop leidt ons van de ingangspoort het park in en toont ons een oude teak die krom en knoestig niet geschikt is als meubelhout. Wat verder keert hij een stapje terug naar een ficus, die in dit Islam-land alleen merkwaardig is om zijn luchtwortels, maar in de Boeddhistische wereld heilig. Heilig omdat onder zijn lover Boeddha de verlichting bereikte.

Dan draait hij zich om, wij met hem en zie, het wonder ontvouwt zich daarboven: BOROBODUR!

De gids ontvouwt de heidense oertijd, afgebeeld in verweerd bas-reliëf op de onderste lagen: gedompeld in naaktheid kent de mens alleen het schrokken naar eten, seks en macht.

Hij stapt met ons door het leven van Siddartha Gautama op de drie volgende platformen: De macht en rijkdom van zijn ouders en hun pijn om hun kinderloosheid. Tot de vreugde uitbreekt als Maya in verwachting blijkt na haar droom van de witte olifant die haar lichaam binnendringt. Haar bevalling (een soort mythische keizersnede langs de zijkant van haar buik) op weg naar haar moeder in Nepal loopt uit in een wonderlijk kind: Het maakt onmiddellijk zeven stappen met de vinger ten hemel gericht. Bij elk van zijn voetsporen ontspringt meteen een lotus.

Yantop gaat voorbij aan de verdere levensloop van Heer Boeddha om ons op te voeren naar de hemel: de drie bovenste platformen vol stoepa’s. Hij propt ons tot slot nog vol met getallensymboliek die moet bewijzen dat dit oord inderdaad de volmaaktheid symboliseert, maar waarbij ik vermoed dat generaties gidsen hiervoor hun hersens in de gekste bochten hebben gewrongen.

Ondertussen is het hete dag geworden en loopt het paradijs vol met toeristen in alle formaten en kleuren, die permanent selfies schieten met hun rug naar de mooiste plekken.

Waar Borobodur de mantel vlak over de aarde uitspreidt, reikt Prambanan naar hogere sferen. Waar Boeddha een ideale aardse levenswijsheid predikte, vertelt Prambanan van het leven der Hindoegoden.

Beide heiligdommen zijn in de negende eeuw gebouwd door verschillende koningen van het Mataramrijk op zo’n dertig kilometer van elkaar. Wij bouwden even later de kapel van Sint Verona en de kerk van Bertem.

De aardbeving van het jaar 1006 heeft beide monumenten beschadigd: Borobodur liep wat schrammen op, Prambanan was volledig in mekaar geklapt. Het koninkrijk kon zich niet meer ter plaatse handhaven: de meer Boeddhistische gemeenschap schoof naar west-Java, de Hindoeïstische naar de oostkant van het eiland. De boeddhistische werd weer machtig en breidde zich uit ten koste van het Hindoeïstische, dat moest oversteken naar Bali. De Islam drong vanaf de dertiende eeuw geleidelijk door in het eerste rijk tot het helemaal doordrongen werd van Allah, het andere behield zijn Hindoewortels op Bali tot vandaag. Nog later, in de zeventiende eeuw, komen Portugezen en Nederlandse kolonisten en missionarissen die het christendom verspreiden vooral in de armtierige afgelegen gebieden.

De grote tempel van Prambanan is aan Shiwa gewijd. In twee van de vier nissen staat zijn beeld. In de andere vinden we Parvati, zijn echtgenote en Ganesj, zijn zoon met de olifantskop. Rechtover zijn heiligdom waakt zijn goddelijk rijdier, de stier Nandoe, in een gelijkaardig gebouw.

Ongemerkt ondanks de voortekens voltrekt zich het drama. Annelies, onze reisleidster, voelde zich niet goed in de namiddag. Bij de uitgang van het tempelcomplex was ze niet terug te vinden, tot twee medereizigers haar enigszins verward oppikten bij een andere poort. Leunend op twee hulpvaardige armen strompelde ze de bus in. Vooraleer we een spoeddienst konden bereiken, rilde ze even en zweeg. Geen inspanningen van dokters en verpleegkundigen baatten. Annelies is niet meer.

Haar overlijden op een reis is tekenend voor haar leven: zij was een enthousiaste reizigster met veel persoonlijke ervaring. Haar eerste reis als reisleidster is meteen haar laatste geworden. Met heel veel zorg en precisie heeft ze het programma uitgewerkt. Voor een zieke medereizigster heeft zij perfect alles geregeld zodat die met partner een paar dagen later weer kon aanpikken.

Haar lichaam blijft achter, haar nagedachtenis reist verder met ons mee.

Het leven gaat echter verder na de schok. Vandaag en morgen krijgen we een lokale reisleider. Ondertussen wordt er een Nederlandse reisleider ingevlogen. Dan gaat de reis naar Bali en kijk ik nieuwsgierig naar het wat verbasterde Hindoeïsme daar.

Tot later.

Gard.